Eind april 2019 werden Noorse vissers in de buurt van het arctische eiland Ingøya benaderd door een witte dolfijn met een tuigje om met daarop geschreven: ‘St.-Petersburg.’
De Russische marine ontkende enige betrokkenheid, maar bevestigde wel het bestaan van een trainingsprogramma van zeezoogdieren voor militaire doeleinden, onder andere in Moermansk en op de Krim. Deze programma’s gaan terug tot in de Koude Oorlog, toen de Amerikaanse en Russische marine dolfijnen en zeehonden inzetten om explosieven op te sporen – of te plaatsen.
De eerste marinemacht die ooit zeezoogdieren inzette was Groot-Brittannië. Omdat Duitsland in de Eerste Wereldoorlog tijdens de onbeperkte duikbotenoorlog duizenden Britse schepen torpedeerde, zocht de marine naarstig naar oplossingen. Die kwamen van Joseph Woodward, die voorstelde om zijn eigen in het circus getrainde zeeleeuwen in te zetten. De Britse admiraliteit gaf Woodward een kans. Samen met zijn broer – kapitein Fred – conditioneerde hij de zeeleeuwen door ze eerst hongerig te maken en ze vervolgens met vis te belonen wanneer ze de duikboten opspoorden. In zwembaden in Glasgow en Manchester leek dit nog behoorlijk te lukken, maar in open zee gingen de zeeleeuwen ervandoor zodra zede eerste de beste school vis zagen. Na de Eerste Wereldoorlog zouden de zeeleeuwen plaatsmaken voor de dolfijnen, die nog steeds militair nuttig zijn.