In 2007 woonde voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid meer dan de helft van de wereldbevolking in steden. In West-Europa leeft inmiddels tussen de 75 en 90 procent van de mensen in een stedelijke omgeving. De trend is dan ook hier begonnen – om precies te zijn in Italië, de Lage Landen en Engeland. Woonde in 1500 gemiddeld in Europa slechts 6 procent van de bevolking in een stad, in Vlaanderen en Brabant was dat al 21 procent. Tweehonderd jaar later woonden in de Republiek 34 van de 100 mensen in steden, terwijl het Europese gemiddelde toen 9 procent was.
In de negentiende eeuw zette de urbanisatie zich, vooral in Engeland en het Duitse Ruhr-gebied, in hoog tempo voort. Tegelijkertijd lieten sommige streken een tegenovergestelde ontwikkeling zien. Juist in de meest geürbaniseerde gewesten van de Republiek – Holland en Zeeland – nam het percentage stedelingen af. Verhoudingsgewijs woonden hier in 1850 minder mensen in een stad dan in 1675.
Deze trend is lange tijd gezien als tijdelijke afwijking van het ‘normale’ patroon, zodat er weinig aandacht aan is besteed. Uit een onder leiding van Paul Brusse en Wijnand Mijnhardt uitgevoerd onderzoek naar de ontstedelijking in Zeeland tussen 1750 en 1850 blijkt echter dat het ging om een structurele verandering. Op economisch, politiek en cultureel gebied verschoof de macht van stad naar platteland. De ontwikkelingen op deze drie terreinen worden beschreven en geanalyseerd in een drietal in het Nederlands geschreven boeken, terwijl Brusse en Mijnhardt in een Engelstalig deel de bevindingen samenvatten.
Volgens hen zijn Nederlandse historici te veel uitgegaan van het idee dat urbanisatie onlosmakelijk verbonden is met modernisering. De bloei van de Zeeuwse steden in de zestiende en zeventiende eeuw was echter een gevolg van de blokkade van de Schelde, waardoor zij konden groeien ten koste van Antwerpen. Na 1800 werd Zeeland weer een uitgesproken ruraal gewest, terwijl ook in Nederland als geheel de landbouw van enorme betekenis was. Tussen 1750 en 1880 was Nederland ’s werelds grootste exporteur van landbouwproducten.
Volgens Brusse en Mijnhardt beroept ook de politiek zich op een verkeerd beeld van het verleden. Bij de presentatie van de vier boeken benadrukten zij dat Zeeland, ondanks al het water en de fraaie koopmansstadjes, een typische plattelandsprovincie is. Het kabinet-Rutte begaat een grote vergissing als zij van de Westerschelde-monding een mondiaal handelscentrum wil maken. Zeeland kan zich beter richten op landbouw en toerisme dan op havencapaciteit en industrie, want het mist het achterland en de verbindingen die Antwerpen wel heeft.
In de Provinciale Zeeuwse Courant zei Mijnhardt: ‘Uit het verleden is er niets wat optimistisch stemt over een maritieme of industriële toekomst van Zeeland. Wees blij, zou ik zeggen. De Belgen hebben gelijk: Antwerpen is de beste overslagplaats; ligging is belangrijker dan toegankelijkheid. Dat zag je ook in de bloeitijd van Amsterdam, toen Pampus geen echte belemmering was.’
Balans tussen stad en platteland
Paul Brusse en Wijnand Mijnhardt
Waanders, 4 delen, € 75,00
(delen ook los verkrijgbaar)
Dit artikel is exclusief voor abonnees