Home ‘Wij zijn de nationale schatkamer’

‘Wij zijn de nationale schatkamer’

  • Gepubliceerd op: 24 augustus 2011
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Geertje Dekkers
  • 3 minuten leestijd

‘We hebben niet lang geleden een model van een Javaanse marktstal uit de negentiende eeuw gekocht. En uit dezelfde tijd hebben we vijf portretten aangeschaft van Javaanse hoffunctionarissen. Meestal worden de gekoloniseerden als slaaf, arbeider of bediende afgebeeld. Maar hier zie je mensen die autocratie en gezag uitstralen. 

De marktstal laat de diversiteit van Batavia in de negentiende eeuw zien. Er staan poppetjes van Javanen bij, van Molukkers, Indiërs, Arabieren, en één Nederlands echtpaar. Aan de hand van die portretten en de marktstal kun je het hele verhaal van Java in de negentiende eeuw vertellen: over de ethische politiek, de Java-oorlog, over wat Nederland deed om Java te behouden.’

Aan het woord is Martine Gosselink, hoofd van de afdeling Geschiedenis van het Rijksmuseum. Samen met directeur Wim Pijbes legt ze uit hoe het museum na de verbouwing – de heropening staat gepland voor 2013 – de geschiedenis van Nederland zal laten zien. Pijbes heeft in de discussie over het Nationaal Historisch Museum altijd gesteld dat zijn museum hét historische museum van het land was. Nu het NHM definitief niet doorgaat is de vraag hoe het nieuwe Rijks de geschiedenis zichtbaar zal maken extra urgent.

De Javaanse portretten komen te staan in de ‘internationale hoekzaal’ van de negentiende eeuw. De afgelopen vier eeuwen krijgen op hun eigen verdieping op een hoek een zaal met aandacht voor de internationale relaties. Gosselink: ‘Je hoeft in de zaal met de Javaanse portretten alleen maar 360 graden rond te draaien om te zien hoe enorm uitgestrekt de internationale contacten in de negentiende eeuw waren.’

De schriftelijke informatie bij de objecten zal uiterst beknopt zijn: maximaal zestig woorden per museumstuk. En dat terwijl het museum een heel divers publiek bedient. ‘Dan moet je dus kiezen voor de grote gemene deler,’ zegt Pijbes. ‘Je moet niet op de kleutertje-luistertoer gaan, maar jargon vermijden. We zullen een Jeugdjournaal-achtige aanspreektoon moeten vinden.

‘Het liefst zou ik bij elk object een conservator hebben staan die met glimmende ogen zijn kennis etaleert,’ zegt Gosselink, ‘maar dat kan niet. Ik had ook liever wat meer woorden per object gehad, maar dit is een compromis met andere afdelingen. Als je meer wilt weten, kun je dat met je handheld lezen of nalezen op de website. Er komt een dossierreeks met boeken over belangrijke objecten, personen en gebeurtenissen. En vanzelfsprekend maken we talloze audiotours. Maar de beleving moet voortkomen uit het contact met het object.’

Pijbes: ‘De collectie is het kapitaal van het museum. Je staat hier oog in oog met objecten die de geschiedenis hebben gemaakt. Ze hebben een evocatieve waarde.’

‘De objecten moeten spraakmakend en begeesterend zijn,’ vult Gosselink aan. ‘Dat vinden we belangrijker dan het hele verhaal van a tot z presenteren. Dat kan ook niet, want we hebben niet van alle belangrijke gebeurtenissen objecten. Van Anne Frank, bijvoorbeeld, hebben we niets.’

Het museum heeft uiteraard wel een gigantische kunstcollectie, en die wil Gosselink meer als historische bron gaan inzetten. ‘Denk aan het schilderij van Berckheyde, De bocht in de Herengracht. Dat is altijd kunsthistorisch benaderd, terwijl je er van alles mee kunt vertellen over de grachtengordel.’ In het nieuwe museum moet geen onderscheid meer bestaan tussen geschiedenis en kunstgeschiedenis. ‘De bezoeker moet de grens tussen die twee niet zien.’

Pijbes heeft al vaak gesteld dat de drempel voor bezoekers in het nieuwe museum lager moet zijn dan voor de verbouwing. ‘Vroeger stond de collectie centraal,’ zegt hij, ‘maar we moeten de bezoeker centraal stellen.’ Als voorbeeld noemt hij de nieuwe overkapping bij de ingang van het tijdelijke museum. ‘We passen ongelooflijk goed op onze collectie, maar het publiek lieten we in de regen staan.’

In het nieuwe museum staan niet langer glas bij glas, beelden bij beelden en geschiedenis bij geschiedenis. Verschillende soorten objecten door elkaar moeten een beeld geven van hun tijd. Gosselink: ‘Grote groepen mensen gingen vroeger echt niet naar de afdeling Glas, Zilver of Meissen-porselein. Als die spullen straks geïntegreerd staan in de tijd waarin ze thuishoren, zullen ze ineens tot de verbeelding spreken.’

Het merendeel van de bezoekers komt slechts voor een paar kunstwerken, in de eerste plaats De Nachtwacht en Het Melkmeisje– Geertje Dekkers

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.