Home ‘Wetenschappelijke vooruitgang heeft de mens niet gelukkiger gemaakt’

‘Wetenschappelijke vooruitgang heeft de mens niet gelukkiger gemaakt’

  • Gepubliceerd op: 18 juni 2019
  • Laatste update 17 apr 2023
  • 4 minuten leestijd
‘Wetenschappelijke vooruitgang heeft de mens niet gelukkiger gemaakt’

Martin Sommer

‘Ik wil het zo graag een keertje eens zijn met de stelling, maar dat wil maar niet lukken. Wat te denken van de fantastische boeken van Annegreet van Bergen over de jaren vijftig? De uitvinding van de stofzuiger en de wasmachine – die zijn toch allebei gebaseerd op wetenschappelijke vooruitgang? Het lijkt me buiten kijf staan dat die de mens, in casu de vrouw, enorm veel gelukkiger hebben gemaakt. En dan hebben we het nog niet over de pil gehad.

Ik begrijp de strekking wel – dat geluksgevoelens niet zozeer afhangen van materiële welstand of verbetering. Dat heet in Den Haag brede welvaart, omdat welvaart niet langer alleen op grond van het bnp mocht worden berekend. Het is gebaseerd op het onderzoek van geluksprofessoren, die altijd wijzen op het bergstaatje Bhutan, waar de mensen heel gelukkig zijn, terwijl ze geen radio, geen televisie en geen hoog inkomen hebben.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Ik heb daar voor de Volkskrant weleens wat beter naar gekeken. Toen bleek dat al dat geluk voortkwam uit een verbod op westerse materialistische verleidingen. Ze mochten geen radio! Toen begreep ik dat de overtuiging dat de mensen gelukkiger zouden zijn zonder materiële vooruitgang alleen maar romantiek is. Zouden die Bhutanezen echt geen mobieltje willen, net als al die gelukkige Afrikanen die naar Europa willen?’

Beatrice de Graaf

‘De vooruitgang op het gebied van wetenschap en techniek heeft geen gelijke tred gehouden met de ontwikkeling van ons geluksgevoel. Iedere geluksprofessor kan je tegenwoordig vertellen dat geluk niet de uitkomst is van een lineaire formule waarin geld, goederen en technologische vooruitgang bij elkaar worden opgeteld. Dat geluk ook afhankelijk is van heel andere factoren, zoals betekenisvolle relaties en zinvol werk.

Maar toch: de wetenschap schoot ons naar de maan. En aluminium en tefal hebben de last van veel huishoudens verlicht. Vrijheid, emancipatie en ontplooiing kwamen voor vrouwen binnen handbereik dankzij de pil. In de ethiek wordt de laatste jaren veel gesproken over de zogeheten capabilities approach. Amartya Sen en Martha Nussbaum hebben daar veel over geschreven. Niet de wetenschappelijke vooruitgang op zich is in die optiek bepalend, maar de mate waarin die vooruitgang bereikbaar is voor ieder individu en individuen ook daadwerkelijk helpt capabeler te worden. Dat is de vooruitgang die telt.

Juist die vooruitgang is de afgelopen jaren gestokt. Ondanks wetenschappelijke verworvenheden kunnen minder mensen zijn wie en doen wat ze willen. De Human Development Index – die is gebaseerd op deze uitgangspunten – laat zien dat ongelijkheid in bijvoorbeeld onderwijs en scholing tussen mensen en landen toeneemt. Gelukkig word je daar niet van.’

Eva Rovers

‘Ons geloof in de noodzaak van vooruitgang dreigt onze ondergang te worden. Dankzij wetenschappelijke vooruitgang kunnen we steeds meer grondstoffen delven, voedsel verbouwen, produceren en consumeren. De capaciteit van de aarde wordt zo elk jaar weer sneller overschreden. We kunnen beter een voorbeeld nemen aan het cyclische denken van inmiddels verdwenen beschavingen als die van de Egyptenaren, Grieken en Azteken, waarin groei en verval als even noodzakelijk werden beschouwd.

De wetenschappelijke vooruitgang heeft vooral de tastbare kant van het leven beïnvloed. Innerlijk verschillen we maar weinig van onze voorouders. We zijn niet beter in staat tot liefhebben, we zijn niet minder jaloers en onzeker geworden, we zijn niet minder bang voor de dood. Of voor het leven. We mogen dan wel leren hoe we gezonder en langer kunnen leven, maar omdat ons leven de schijn van maakbaarheid heeft gekregen vinden we het steeds moeilijker om te gaan met verval, tegenslag en willekeur.

Met wetenschap proberen we de tragiek uit het leven te bannen, maar dat is natuurlijk onmogelijk. Dat was ook de kritiek van Nietzsche op het dogma van het vooruitgangsgeloof: het beschouwt tragiek als een afwijking van de norm, niet als inherent onderdeel van het leven. Maar pas als we ook de tragiek omarmen, kunnen we — af en toe — gelukkig zijn.’