Home Welkom, helden!

Welkom, helden!

  • Gepubliceerd op: 26 september 2012
  • Laatste update 05 apr 2023
  • Auteur:
    Martin Sommer
  • 9 minuten leestijd

Uit afkeer van nationalisme is er in Nederland de laatste jaren sprake van ‘inquisitiegeschiedenis’: het idee dat er voortdurend moet worden afgerekend met het verleden. Maar achter deze teleurstelling over het verleden schuilt de hunkering naar voorbeelden waaraan je je kunt optrekken. En daarvan heeft onze vaderlandse geschiedenis er genoeg.

Premier Willem Drees kennen we van zijn beroemde soberheid. Zoals bekend ontving mevrouw Drees de Amerikaanse diplomaat Harriman kort na de oorlog thuis met een kopje thee en een mariakaakje. Waarna Harriman zou hebben uitgeroepen dat deze mensen alleen al vanwege hun zuinigheid de Marshall-hulp verdienden. De anekdote schijnt niet te kloppen, maar geen man overboord, want van dat soort verhalen kun je volgens Drees-biograaf Daalder een boek samenstellen.

Zo vond Drees het overdreven om de Indonesische delegatie die in 1948 de inhuldiging van koningin Juliana bijwoonde voor vertrek een rijsttafel aan te bieden. Pas na aandringen ging hij overstag. Drees’ ogenschijnlijke ongastvrijheid had niets te maken met de moeizame dekolonisatie. Het standpunt van Drees was dat elke gulden die de overheid uitgaf eerst als belasting is afgenomen van de burger. Soberheid was een morele plicht.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Wat een held, die Drees! Kom eens om zulk simpel bestuurdersfatsoen in tijden van bonussen en vergeefse Balkenende-normen. Anekdotes als die over de soberheid van Drees zijn ideale ingrediënten voor wat een moderne heldengeschiedenis hoort te zijn: een verhaal over een echt persoon, liefst geestig en onderhoudend – en het is ook niet verboden er wat van op te steken.

De held hoeft niet voorbeeldig te zijn. Drees had ook zijn gebreken; de affaire over de gebedsgenezeres Greet Hofmans handelde hij niet erg gedecideerd af. Maar hij was wel een voorbeeld: van zuinig, verstandig en bovenal realistisch staatsmanschap.

Goede voorbeelden tonen was van oudsher de functie van geschiedschrijving. En onze vaderlandse geschiedenis biedt ruim voldoende aanbod om daaraan tegemoet te komen. Jan en Annie Romein beschreven er in hun beroemde boek Erflaters van onze beschaving (1938) zesendertig. Over het aantal en de selectie kun je twisten. De onlangs overleden historicus A.Th. Van Deursen schreef in 2007 een fraai miniportret van Michiel de Ruyter waarin hij mopperde dat de Romeins zo weinig zeehelden hadden opgenomen. En omdat ze voor de oorlog ophielden, zat ook Drees er dus niet bij.

Helden genoeg dus, zou je zeggen. Maar is dat werkelijk zo? Wie de Nederlandse kranten een beetje volgt, krijgt de indruk dat de vaderlandse geschiedenis allesbehalve geestig, onderhoudend en de moeite waard is. Ja, er iets van opsteken doe je allicht, maar dan vooral wat een verschrikkelijk land dit is.

Wellicht werd het nationale verleden voorheen wat overdreven bewierookt, maar tegenwoordig deugt er eigenlijk helemaal niets meer van. Nederland zat om te beginnen tot over zijn oren in de slavernij. Onlangs werd een internetsite geopend waaruit je kon leren dat zelfs de Amsterdamse dienstmeisjes aandelen in slaven hadden. Al die slavernijverhalen hebben een duidelijke subtekst van collaboratie en schandaal.

Ben je daarvan bijgekomen, dan zie je de grote boze ogen van advocaat Liesbeth Zegveld op het journaal met de volgende executie of alweer een uitgemoord dorp in Indonesië. Nederlandse priesters hielden zich in de jaren vijftig hoofdzakelijk bezig met in jongensbroekjes grabbelen, zo niet erger. En koningin Wilhelmina faalde verschrikkelijk omdat ze tijdens de oorlog vanuit Londen niet luider had geprotesteerd tegen de Jodenvervolging. Al met al lijkt de Nederlandse geschiedenis sprekend op de zwarte canon, die historicus Chris van der Heijden voorstelde en inmiddels inderdaad is verschenen.

Een soortgelijke trend bestaat al jaren in de politiek. Daar heerst een stemming dat voortdurend moet worden afgerekend met fouten uit het verleden. Telkens weer wordt er boos teruggekeken, parlementaire enquête volgt op parlementaire enquête, de politiek moet voortdurend bezweren dat van allerlei ‘nooit meer mag gebeuren’. Het verleden is een politiek risico geworden.

De bestuurskundige Paul ’t Hart bedacht er in zijn knappe boekje Verbroken verbindingen (2001) het mooie woord ‘inquisitiedemocratie’ voor. Nu zullen de aanklagers van historische misstanden heus niet bedoelen dat wij ons in z’n algemeenheid zouden moeten schamen voor Nederland. Maar het effect van de herhaalde roep om nieuw onderzoek, excuses en herstelbetalingen is er wel naar.

Veel van de ‘onthullingen’ worden trouwens voor de zoveelste keer gedaan, waarbij je je kunt afvragen of dat ligt aan het karige geschiedenisonderwijs of aan kwade trouw. Ik meen dat we zowel wat betreft de beoordeling van het gedrag van Wilhelmina in Londen als de Indonesische pacificatieactiviteiten van Raymond Westerling nu in de derde ronde zijn beland.

Alle reden om te spreken van inquisitiegeschiedenis. In sommige gevallen moet je die inquisitie letterlijk nemen. Jan Pieterszoon Coen, grondlegger van het Nederlandse koloniale rijk van Insulinde, figureerde nog als ‘groot man’ in Erflaters van onze beschaving. Maar tegenwoordig is ‘de VOC-mentaliteit’ vooral iets om over te schamperen, en vorig jaar werd Coen letterlijk bij verstek veroordeeld in het Westfries Museum.

In mijn boekje Wat een held! heb ik Jan Pieterszoon Coen als een van de tien ‘vaderlanders op een voetstuk’ gezet. Niet omdat ik zijn moordpartij op het eiland Banda omwille van de nootmuskaat onderschrijf, maar vooral om de actuele opwinding rondom zijn persoon en zijn beeld in Hoorn gedetailleerd te laten zien.

Ik gun iedereen zijn woede, maar moeten we niet ook vaststellen dat Jan Pieterszoon Coen vierhonderd jaar geleden leefde? Wat schiet de samenleving ermee op wanneer, zoals Paul ’t Hart schreef, ‘de georganiseerde stilte over belaste verledens en de fabricage van nationale helden hebben plaatsgemaakt voor een kakofonisch koor aan revisionisten en beschuldigers’?

De achtergrond laat zich raden: afkeer van nationalisme. Daar hoort ook het idee bij dat geschiedenis ‘een constructie’ is met geen ander doel dan uitsluiting van immigranten. Vaderlandse geschiedenis is inderdaad de uitdrukking van lotsverbondenheid. Maar dat hoeft helemaal geen uitsluiting te betekenen. Ook als je in Marokko of Turkije bent geboren, mag je in het stadion meezingen als Piet Hein weer eens de zil-ver-vlo-hoot heeft gewonnen.

En wat hebben degenen die zich afkeren van de vaderlandse geschiedenis dan wel in de aanbieding? ‘Argumenteren over historische kennisclaims’ over het verleden, las ik ergens. Argumenteren over kennisclaims op het vmbo? Laat me niet lachen.

Maar er is hoop. De hierboven al genoemde A.Th. van Deursen wees in datzelfde miniportret van Michiel de Ruyter op de neiging om ‘telkens weer excuses aan te bieden uit naam van het voorgeslacht, voor de afschuwelijke wandaden die het willens en wetens bedreven heeft. En dat herinnert zo’n citaat eraan, dat schaamte en trots bij elkaar horen. Wie het ene belangrijk vindt kan haast niet onverschillig zijn voor het andere. Excuses maken we voor woorden of daden waarop we tot eigen ergernis of verdriet niet trots kunnen zijn. Ons ideaal is dat trots de regel en schaamte de uitzondering is.’

Schaamte als verpakte trots, dat is een aardig beeld. Kennelijk laat de geschiedenis ook de bozen en verongelijkten niet koud. Hoe krachtig zulke emoties zijn, blijkt wel uit de recente gebeurtenissen rondom het beeld van Coen in Hoorn. Doden zijn er op de Roode Steen, zoals het marktplein er heet, niet gevallen. Maar een tegenstander van het beeld van Coen had het onverbloemd over ‘de Hollandse Hitler’. Achter de teleurstelling over de Nederlandse geschiedenis gaat de kennelijke verwachting schuil dat je met het vaderlandse verleden voor den dag kunt komen.

Zo arriveert Van Deursen bij de zeehelden Tromp, De Ruyter en Piet Hein. ‘Zij staan nog altijd voor ons als exempelen van moed en durf en ondernemingslust.’ Daar heeft hij gelijk in. Zij waren al in de zeventiende eeuw helden; bij zeeslagen trokken de kijkers met duizenden naar het strand om te huiveren bij het kanongebulder en commentaar te leveren als bij een voetbalwedstrijd.

Vierhonderd jaar later is de Nederlandse held weliswaar in verlegenheid gebracht, maar hij leeft desondanks gewoon voort. In 2007 werd het vierde eeuwfeest van De Ruyter gevierd. Het programma van het jubeljaar heette simpelweg ‘Held van Nederland’. Wat eraan te pas kwam, paste nauwelijks in de folder ‘met kortingen tot € 100’. Van Sail de Ruyter tot Zeeuwse marinedagen, een shantyfestival, lezingen, symposia en exposities als ‘de trots van Zeeland’ en ‘Zeeuwse zeehelden’. De koningin was er ook.

Natuurlijk zijn er nog helden. Voor wie iets beter kijkt in overvloed. ‘Welkom, helden!’ stond op een spandoek toen de olympische medaillewinnaars van de zomer terugkwamen uit Londen. Er is een sportblad Helden en boekwinkel De Slegte adverteerde een paar maanden geleden met ‘Nederlandse helden’ in de literatuur. Voor de halve prijs – dat wel.

Het lijkt er sterk op dat de vaderlandse geschiedenis, historische helden incluis, nog alleszins leeft, maar wel een beetje ondergronds is gegaan. De makers van de Canon van Nederland waren als de dood voor politisering van hun werk. De Canon mocht beslist niet in het licht van burgerschap of nationale identiteit worden gezien. Maar de Leidse emeritus hoogleraar Henk Wesseling wees me erop dat de vijftig ‘vensters’ van Van Oostrom niets anders dan de traditionele kernpunten behandelen. Daar verandert een beetje ruzie over de vraag of Annie M.G. Schmidt er ook in had gemoeten niets aan.

Iedereen die een beetje nadenkt, weet dat de verbinding met het verleden niet tot stand komt door te ‘leren argumenteren over kennisclaims’. Die band komt er door een spannend verhaal te horen, of te lezen over echte mensen, voorbeelden aan wie je je kunt optrekken. Hoe dat werkt kun je dagelijks zien op televisie, of in de kiosk. Het is een en al persoonlijkheden wat de klok slaat. Op de covers heten ze tegenwoordig Linda., Johan of Maarten!. Iets langer geleden heetten ze Julius Civilis, Floris V of Willem van Oranje.

We zijn het dus grosso modo gewoon eens. In tijden van populisme is het alleen niet zo chic om dat van de daken te schreeuwen. Hoog tijd dat de ouderwetse historische helden uit hun schuilplaats tevoorschijn komen. Zij laten zich niet afschrikken omdat Geert Wilders een poging tot annexatie heeft gedaan door zich op een affiche te laten afbeelden als een gebleekte Michiel de Ruyter. Zij horen bij de vaderlandse geschiedenis. Sterker nog: ze zijn daarvan de hoofdschotel.

Bestellen

Martin Sommer is politiek redacteur van de Volkskrant en columnist van Historisch Nieuwsblad. Voor de Maand van de Geschiedenis schreef hij Wat een held!, dat in oktober verschijnt bij Uitgeverij Veen Media en Historisch Nieuwsblad. Het boekje is te verkrijgen in de boekwinkel of via onze webshop: www.historischnieuwsblad.nl/webshop. Kijk voor meer informatie op bladzijde 76.