Home ‘Water is de basis van alles’

‘Water is de basis van alles’

  • Gepubliceerd op: 23 februari 2021
  • Laatste update 13 okt 2022
  • Auteur:
    Bas Kromhout
  • 11 minuten leestijd
‘Water is de basis van alles’

Hoe was een middeleeuwse metropool in het Midden-Oosten van voldoende water te voorzien? Dat onderzoekt een Nijmeegs team onder leiding van historicus en arabist Maaike van Berkel. Door de watervoorziening in kaart te brengen kunnen de onderzoekers toetsen of islamitische steden in de Middeleeuwen minder goed georganiseerd waren dan Europese, zoals vaak is beweerd.

 

Waarom bent u dit onderzoek gestart?

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Er bestaat een beeld van middeleeuwse steden in het Midden-Oosten dat het er een rommeltje was met weinig lokale instituties en organisatiestructuren, dat alleen autoritair van bovenaf bijeen werd gehouden. Dat is niet houdbaar. Ik ben niet de eerste die dit zegt, maar het beeld blijft nog steeds hangen. Vaak wordt beweerd dat er weliswaar in de vroege Middeleeuwen nog continuïteit was met de Oudheid, omdat in steden die uit die periode bleven bestaan de klassieke Griekse wetenschap en Romeinse techniek en bestuursstructuren werden doorgeven. Maar in de tiende eeuw zou alles zijn ingestort, waarna er alleen nog maar sprake was van stagnatie.

Dat dit beeld niet klopt, weet je eigenlijk al wanneer je bedenkt dat er in het Midden-Oosten middeleeuwse steden waren van 500.000 inwoners die goed functioneerden. Dan moeten er organisatiestructuren zijn geweest, zo simpel is het. Maar wat waren dan die structuren, wat waren die instituties? Deze vraag is door historici nog maar zeer gedeeltelijk beantwoord. Tot nu toe keken onderzoekers alleen nog maar naar één bepaalde stad in een relatief korte periode. Ons onderzoek vergelijkt vijf verschillende steden – Bagdad, Damascus, Caïro, Mosul en Basra – over meerdere eeuwen.’

 

Hoe pakt u het aan? 

‘Het bijzondere is dat we behalve van geschreven documenten ook van archeologische bronnen gebruikmaken. In mijn team zit een landschapsarcheoloog die aan de hand van militaire luchtfoto’s uit de Eerste Wereldoorlog en satellietbeelden gaat kijken naar structuren van waterwerken zoals kanalen en aquaducten. Omdat hij niet kan dateren wat er op die foto’s te zien is, zullen we verder afhankelijk zijn van oude opgravingsrapporten of kunnen we soms opgravingsteams ter plekke vragen samples te nemen, zoals we nu voor Basra proberen te doen. De bedoeling is om per stad in kaart te brengen hoe het waterdistributiesysteem in elkaar zat, hoe dat veranderde in de tijd, en vooral hoe het werd bestuurd, wie het financierde, wie het onderhield.’

 

Waarom richt u zich specifiek op de watervoorziening?

‘Omdat water in een stad ongelooflijk belangrijk is. Zonder water houdt alles op. In het Midden-Oosten is het aanvoeren van voldoende water altijd een probleem, dus als je weet hoe steden in de Middeleeuwen dat georganiseerd kregen, dan weet je direct meer over de organisatiestructuren in algemene zin. Dan kun je vervolgens vragen stellen over hoe straten werden schoongehouden, wie het vuilnis ophaalde en hoe er werd besloten over de inrichting van steden. Al die andere aspecten van stedelijke organisatie kun je dan ook langzaam in kaart gaan brengen. Maar water is de basis van alles.’

 

In Nederland wordt de gezamenlijke waterbeheersing sinds de Middeleeuwen gezien als de bakermat van het poldermodel. Daarnaast zeggen historici dat in de Europese middeleeuwse stad de fundamenten van onze democratische instituties werden gelegd. Was de manier waarop steden in het Midden-Oosten functioneerden wezenlijk anders?

‘Dat is de vraag. Een van de doelen van dit onderzoek is precies die vermeende uitzonderingspositie van Europese steden te bevragen. Het gaat om meer dan de ontwikkeling van democratie. De Duitse socioloog Max Weber heeft het prototype van de middeleeuwse handelsstad in Noordwest-Europa ook gekoppeld aan economische vooruitgang. En tegenover die hoogontwikkelde Europese stad plaatste hij de “islamitische” stad, die hopeloos zou achterlopen. Hieruit vloeit een hele theorie voort om te verklaren waarom het Westen dominant werd.’

 

Klopt die theorie niet?

‘Ik zeg niet dat het onzin is dat steden een belangrijke rol hebben gespeeld in de politieke en economische ontwikkeling van Europa. Dat bestudeer ik zelf niet, dus ik durf daar geen andere uitspraken over te doen dan de specialisten. Maar mijn punt is dat we gewoon nog niet weten of het in steden in het Midden-Oosten wel zo heel anders was. In elk geval vertoonden die in de late Middeleeuwen geen neerwaartse spiraal, zoals vaak wordt gezegd. Als je vijftiende-eeuwers in Europa en het Midden-Oosten zou vragen welk werelddeel vooropliep, dan zouden zij daar geen antwoord op kunnen geven.’

 

Wanneer raakte het Midden-Oosten dan wel achterop bij Europa?

‘Dat moet later zijn geweest. Maar het Ottomaanse Rijk was in de zestiende en tot diep in de zeventiende eeuw enorm machtig. Pas daarna ontstond er, met de Europese kolonisatie van de wereld, een heel andere situatie. Het kan wel waar zijn dat de kiemen voor de latere economische bloei in Europa in de veertiende en vijftiende eeuw werden gelegd, maar de geschiedenis had ook anders kunnen lopen. En dus is het interessant om te onderzoeken wat er gebeurde in steden in het Midden-Oosten, om nog beter te begrijpen wat eventueel bijzonder was aan de Europese steden, maar ook omdat de geschiedenis van het Midden-Oosten interessant genoeg is om zelf bestudeerd te worden en niet slechts te worden gezien als spiegel van Europa.’

‘Als je vijftiende-eeuwers zou vragen welk werelddeel vooropliep, dan konden zij daar geen antwoord op geven’

 

Hadden steden in het Midden-Oosten een eigen plaatselijke overheid? 

‘Niet op de Europese manier, met schouten en schepenen. Wel was er vaak een gouverneur, die als vertegenwoordiger van de centrale overheid een stad of een hele provincie bestuurde. Ik kijk vooral naar de grote steden, de plek waar doorgaans de overheid zat en waar de bestuurlijke elite woonde. Op lokaal niveau had je een belangrijke stedelijke functionaris die muhtasib heette en veel mensen onder zich had die verantwoordelijk waren voor het gedrag van de stedelingen in de publieke ruimtes. We noemen hem vaak “marktinspecteur”, want hij controleerde of er geen corruptie was op de markt – of de gewichten wel correct waren en of kooplui geen bedorven vlees aanboden. Maar daarnaast hield hij toezicht op al het gedrag in de publieke ruimte: of de straten schoon bleven, of er geen gevaarlijke karren met uitsteeksels door de smalle steegjes werden getrokken en of mannen en vrouwen voldoende afstand tot elkaar behielden.

Er bestonden dus wel degelijk stedelijke instituties, maar anders dan in Europa. Veel historici zijn geneigd om de Europese situatie als norm te stellen. Dan luidt de redenatie: “Waren er gilden in het Midden-Oosten? Nee, niet op dezelfde manier als in Europa – wat gek. Dan zullen ze daar wel zwakker georganiseerd zijn geweest.” Maar de vraag moet niet zijn of er gilden waren, maar wat voor organisatiestructuren je kon aantreffen. Als ik onderzoek zou doen naar Gent in de vijftiende eeuw, dan zou ik ook niet zeggen: “Hé, wat idioot, er was geen muhtasib.”’

 

Werd water in het Midden-Oosten ook als wapen ingezet? 

‘Leuke vraag. In Nederland kennen we natuurlijk het onder water zetten van land als verdediging. Dat kom je in het Midden-Oosten niet tegen voor zover ik weet, maar wel het strategisch dichtgooien van putten, waardoor je een aanvallend leger dwong van koers te veranderen. In de vroege tiende eeuw werd Bagdad aangevallen door een groep opstandelingen uit het huidige Bahrein, en je zou verwachten dat die probeerde de watertoevoer naar de stad af te sluiten om overgave af te dwingen. Maar misschien was dat niet mogelijk. Er was namelijk niet één gecentraliseerd watersysteem, zoals in het klassieke Rome, maar het was een ratjetoe van verschillende systemen. Een belegeraar kon de toevoerkanalen afsluiten, maar dan stuurde je gewoon een paar waterdragers naar de rivier of je gebruikte regenwater uit de cisternen.’

 

Uw onderzoek beslaat een enorme periode, van de zevende tot en met de vijftiende eeuw. Er zijn in die acht eeuwen vast veel verschillende machthebbers geweest.

‘Dat klopt. Het begon in de zevende eeuw met de Arabische veroveringen en de stichting van het islamitische kalifaat, dat zich uitstrekte van Pakistan tot Spanje. Eerst heerste de dynastie van de Omajjaden en vanaf 750 de Abbasiden. Grofweg bleef dit de situatie tot in de vroege tiende eeuw, toen het kalifaat politiek gezien uiteenviel. De kalief bleef bestaan, maar had nauwelijks nog politieke macht; in plaats daarvan kwamen er allerlei sultans, koningen en andere regionale heersers. Velen van hen kwamen uit Centraal-Azië en waren van oorsprong Turks. Aan het einde van de vijftiende eeuw kreeg je de Ottomaanse verovering van het Midden-Oosten, maar op dat punt stopt ons onderzoek. Het bestuderen van het Ottomaanse Rijk is een specialisme op zich.’

 

Hoe ontwikkelden de vijf onderzochte steden zich globaal gedurende die acht eeuwen?

‘Damascus was de eerste hoofdstad van het kalifaat. Deze stad bestond al in de Romeinse tijd, dus dat biedt ons de gelegenheid te onderzoeken of de verandering van regime van invloed was op de al bestaande watervoorziening. Basra was een van de garnizoenssteden waar de Arabieren hun legers stationeerden om van daaruit verdere veroveringstochten te houden. Dat is een heel grote stad geworden, doordat gezinnen zich al snel bij de veroveraars aansloten en de stad een economisch centrum in Irak werd. Voor de aanvoer van water lag Basra op een ongunstige plek; dat maakt het voor ons interessant. Bovendien werd Basra in de tiende eeuw veel kleiner, en het is de vraag wat dat betekende voor de watervoorziening. We willen de neergang van Basra vergelijken met de ontwikkeling van Mosul, dat in dezelfde periode juist een belangrijke stad werd.

In de achtste eeuw stichtten de Abbasiden een nieuwe hoofdstad: Bagdad. Omdat deze stad ook het economische en culturele centrum was, trok Bagdad mensen uit Jemen, Noord-Afrika en Perzië, en groeide de bevolking binnen enkele decennia tot ruim 500.000 inwoners. Na de verwoesting van Bagdad door de Mongolen in 1258 werd Caïro de belangrijkste stad in het Midden-Oosten. Caïro was oorspronkelijk een garnizoensstad en telde 200.000 inwoners, van wie nog eeuwen na de verovering de meesten christelijk waren. We gaan ook kijken of religie een rol speelde bij de distributie van water. Moslims moesten zich ritueel reinigen wanneer ze naar de moskee gingen. Hadden zij daarom voorrang boven andere religieuze groepen? Het zou mooi zijn als we daar meer over te weten kwamen.’

 

Wat was de impact van de Arabische verovering in de zevende eeuw op het bestuur?

‘De Arabieren vormden slechts een dunne militaire bovenlaag. Over het algemeen handhaafden zij de administratieve structuren van de rijken daarvoor: het Perzische en het Byzantijnse Rijk. Ze bleven bijvoorbeeld centraal belasting heffen, en dus was er een grote ambtenarij die per dorp of regio de belastingen inde. En er was een centrale staatskas om wegen te onderhouden, bruggen te bouwen, irrigatiekanalen te graven – én om stedelingen van water te voorzien.’

‘Iets nuttigs doen voor de gemeenschap was goed voor het zielenheil’

 

De watervoorziening was dus een taak van de centrale overheid?

‘Ja, maar vaak in samenwerking met de lokale elite. Dan gaf de staat mensen grond in eigendom op voorwaarde dat ze er een kanaal groeven en dit ook schoonhielden. Dat zou je publiek-private samenwerking kunnen noemen. Daarnaast waren er initiatieven die echt van onderop werden genomen, bijvoorbeeld door mensen die zelf putten groeven of cisternen aanlegden om regenwater op te slaan. De bouw van grotere waterwerken zoals aquaducten was vermoedelijk wel een echte overheidstaak.’

 

Werden die werken dan uitgevoerd door betaalde professionals of deden burgers dat als corvee?

‘Dat is precies wat we willen weten: wie deed wat en hoe werd het gefinancierd? Neem de waterdragers, die je in alle steden in het Midden-Oosten tot in de negentiende eeuw kon tegenkomen. Die liepen naar de rivier – in Caïro de Nijl, in Bagdad de Tigris – en brachten het water naar de huishoudens. Deze waterdragers werkten niet allemaal als private onderneminkjes, maar waren enigszins georganiseerd. Ze werden ook ingezet bij brand, dus dan waren ze oproepbaar.’

 

En hoe werd ervoor gezorgd dat de gebruikers van de waterwerken er netjes mee omgingen en er geen verstoppingen ontstonden?

‘Over het gebruik van irrigatiekanalen voor de landbouw staan regels in de sharia. De islamitische wet bepaalde bijvoorbeeld wanneer je wel of niet mocht afdammen, zodat ook de buurman verderop zijn water kreeg. Maar waar ik in het bronnenmateriaal nog weinig over ben tegengekomen, is het scheiden van verschillende typen watergebruik. In steden waren ondergrondse kanalen die door meerdere huishoudens werden gebruikt. Wat nu als de een daar zijn kleren in waste en de ander eruit dronk? Daar moest je goede afspraken over maken.’

 

Had de politieke verbrokkeling in de tiende eeuw effect op de organisatie van steden?

‘Ja, want vanaf dat moment werd er weinig meer centraal belasting geheven en viel het ambtenarenapparaat uiteen. Er kwamen andere organisatievormen voor in de plaats. Zo waren er mensen uit de elite die bij de rechter vastlegden dat een deel van hun vermogen via een soort fonds of stichting moest worden besteed aan de bouw en het beheer van publieke werken. En dat tot in de eeuwigheid. Zo’n stichting heette een waqf en diende behalve een praktisch ook een religieus doel, want iets nuttigs doen voor de gemeenschap was goed voor het zielenheil van de schenker. Mohammed zou hebben gezegd dat water aan dorstigen geven een van de beste goede werken is die een moslim kan verrichten, dus vaak ging het om een drinkwaterfontein of uitgiftepunt. Dikwijls in combinatie met een madrassa, een religieuze school, en de bepaling dat de schenker na zijn dood op dezelfde locatie een graftombe zou krijgen. Het gaat bij de waqf dus om private eigendommen, maar omdat de schenkers meestal een militaire of andere overheidsfunctie hadden, kun je beter spreken van een mix tussen privaat en publiek.’

 

Water dreigt in onze tijd steeds schaarser te worden door de groeiende wereldbevolking en klimaatverandering. Kunnen we uit uw onderzoek iets leren over verstandig waterbeleid?

‘Specialisten in duurzame watervoorziening bij de Wereldbank die nu met de watervoorziening van Bagdad bezig zijn, hebben al interesse in ons onderzoek getoond, met name vanwege die publiek-private samenwerking in middeleeuwse steden. Zij zijn vooral geïnteresseerd in ideeën om de verantwoordelijkheid voor de watervoorziening dichter bij de mensen te brengen. Ook enkele Nederlandse waterspecialisten hebben al interesse getoond. Misschien zouden we kunnen onderzoeken of burgers binnen hun eigen wijken medeverantwoordelijk kunnen worden voor duurzaam waterbeheer. Ik vind het heel leuk dat ons historische onderzoek inspireert om na te denken over oplossingen voor eigentijdse problemen. Wie weet waartoe het kan leiden.’

 

Bas Kromhout is senior redacteur van Historisch Nieuwsblad.

 

Over het onderzoek

Het onderzoeksproject Source of Life is in 2019 van start gegaan dankzij een subsidie van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Maaike van Berkel is hoofdonderzoeker en daarnaast bestaat het team uit een promovendus en drie postdocs. De resultaten worden in 2024 verwacht.

 

Maaike van Berkel

is sinds 2015 hoogleraar middeleeuwse geschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Ze studeerde Arabisch en middeleeuwse Europese geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, waar ze ook is gepromoveerd. Haar eerdere onderzoeken gingen onder meer over hofcultuur in het kalifaat en andere Euraziatische rijken, en corruptiebestrijding in het Midden-Oosten van de negende tot en met de elfde eeuw.

 

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 3 - 2021