Het is bekend dat Amsterdam in de zeventiende eeuw de eerste plaats was waar op grote schaal aandelen werden verhandeld, en ook dat het hierbij ging om aandelen van de VOC. Minder bekend is hoe de Amsterdamse aandelenmarkt zo’n hoog niveau van ontwikkeling kon bereiken dat zij de basis vormde voor wat wij vandaag de dag onder effectenhandel verstaan.
Volgens Lodewijk Petram, auteur van het proefschrift The World’s First Stock Exchange, groeide in de periode 1630-1650 het aantal handelaren en transacties in Amsterdam sterk. Dat maakte de zogenoemde price discovery mogelijk: door vraag en aanbod van veel handelaren kwam een solide marktprijs tot stand. Op deze manier ontstond er op de beurs relatieve stabiliteit en bleven de risico’s voor handelaren aanvaardbaar.
Petram schrijft dat vanaf 1630 de juridische zekerheid voor aandelenhandelaren in de Republiek werd vergroot. Een andere manier van risicomanagement vormde de optiehandel, die het voor handelaren mogelijk maakte zich in te dekken tegen koersschommelingen. Het koersrisico kwam te liggen bij de partij die de premies inde. Omdat dit soort risicobeperkende afspraken alleen werken bij een grote en diverse populatie van handelaren, is het Petrams conclusie dat opties pas vanaf 1660 de aandelenmarkt wezenlijk versterkten.
Verder veranderde gedurende de zeventiende eeuw de informatiebehoefte van beurshandelaren. Zij waren niet langer uit op langetermijninvesteringen, maar op koerswinst op korte termijn. Voor dit soort actieve speculatie was een informatienetwerk nodig, waardoor op den duur alleen handelaren met een goed netwerk zich als professionals staande konden houden. Particulieren waren genoodzaakt te handelen via deze tussenpersonen. Daarmee werd in Amsterdam de basis gelegd voor het moderne beursbedrijf.
Lodewijk Petram
The World’s First Stock Exchange. How the Amsterdam Market for Dutch East India Company Shares Became a Modern Securities Market 1602-1700
Dit artikel is exclusief voor abonnees