Hitlers beroemde werk Mein Kampf uit 1925 is sinds vorig jaar weer verkrijgbaar in Duitsland. Maar wat staat er eigenlijk in? Is het nog steeds gevaarlijk? Of is het gewoon geraaskal? Historicus Ewoud Kieft las het boek en noteerde wat hem opviel.
Handboek voor populisten
Regel één van populistische politiek volgens Hitler: wees radicaal, verkondig je visie als een absolute waarheid. In tijden van crisis heeft het volk behoefte aan een heldere boodschap, verklaarde hij in Mein Kampf. Dat was wat de democratische partijen in de Weimar-republiek niet begrepen. Het hele parlementaire spel van debatteren en nuanceren, de voors en de tegens, en dan het uiteindelijke compromis – het zei de meeste mensen helemaal niets.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Adolf Hitler schreef: ‘Het gros van een volk bestaat niet uit professoren, en ook niet uit diplomaten. Het luttele beetje abstracte kennis waarover het beschikt, bewijst dat het meer voor emotionele dan voor mentale ervaringen vatbaar is. […] Maar het feit dat het zich laat leiden door zijn gevoel verklaart meteen de ongewoon grote stabiliteit van zijn overtuiging. Het geloof is moeilijker te vernietigen dan het weten, liefde is standvastiger dan eerbied, haat is sterker dan wrevel.’
Adolf Hitler: ‘De domheid van de mensheid is werkelijk ongelooflijk’
Mensen zijn niet geschikt voor democratie, was zijn conclusie. De hele dynamiek van verkiezingen, politici die elkaar eerst fel bestrijden om daarna weer vreedzaam samen te werken, wekte alleen maar hun wantrouwen op. De meerderheid van het electoraat begreep simpelweg niet ‘hoe mensen die beweren naar volkomen tegenstrijdige werelden te streven elkaar de hand kunnen drukken’. Het was dan ook niet vreemd dat de politici in het parlement al snel het imago kregen onbetrouwbaar te zijn. Dat was het logische gevolg van de democratische spelregels.
Wees radicaal
Eens in de vier jaar, als het weer verkiezingstijd werd, kregen de gevestigde partijen ineens aandacht voor de wensen van gewone burgers. En telkens opnieuw kwamen ze er dan achter hoezeer ze van het volk vervreemd waren. ‘Telkens wanneer het tot de koppen van deze parlementaire staatsknoeiertjes begint door te dringen dat de geliefde soevereine kiezers weer eens revolteren en het plan schijnen te koesteren om het oude partijgareel te verlaten, schilderen ze de disselbomen weer op.’
En dus herhaalde het ritueel zich: de politici trokken weer even het land in, ‘leggen overal hun oor te luisteren aan de boezem van het volk, besnuffelen de persproducten, en krijgen zodoende langzamerhand in de gaten wat de geliefde medeburgers uit de meest talrijke groepen der bevolking nu eigenlijk wensen, wat ze verfoeien en wat ze hopen te bereiken’. De dag na de verkiezingen was de belangstelling voor het volk altijd als bij toverslag verdwenen, vervolgde Hitler sarcastisch. De politici ‘wenden zich van het plebs af, om zich met hoger en aangenamer taken op te houden’. En zo veranderde in het democratisch systeem uiteindelijk helemaal niets.
Het meest tragische vond Hitler dat de kiezer er elke keer weer opnieuw intrapte: ‘De domheid van de mensheid is werkelijk ongelooflijk. Het “burgerlijke” zo goed als het “proletarische” stemvee keert, verblind door het verlokkende nieuwe program en geleid door zijn pers, weer in de oude partijstal terug en kiest weer zijn oude bedriegers. […] Er is maar weinig wat deprimerender werkt dan het gezicht van deze kringloop van gebeurtenissen.’
Een allesomvattende wereldvisie
Te veel partijen richtten zich op de haalbaarheid van hun programmapunten, constateerde Hitler in Mein Kampf. Ze dachten alleen aan de korte termijn en vergaten daarbij dat hun kiezers ook behoefte hadden aan een meeromvattende wereldvisie. ‘Op het ogenblik dat de programopsteller tracht zich niet meer door de absolute waarheid, maar door de zogenaamde “doelmatigheid” en “werkelijkheid” te laten leiden, zal zijn arbeid ophouden een leidende ster voor de zoekende mensheid te zijn, en zal in plaats daarvan tot een alledaags receptje worden.’
Bij het horen van een groot verhaal over de toekomst zijn mensen sneller geneigd om hun eigen particuliere belangen te vergeten. Wat de meeste kiezers misten in hun leiders, was overtuiging en de bijbehorende onverdraagzaamheid jegens andersdenkenden. ‘De grootheid van elke geweldige organisatie op deze wereld welke de belichaming is van een idee, is gelegen in het religieuze fanatisme waarmee zij zich zonder de minste verdraagzaamheid tegen al de anderen teweerstelt, in de vaste overtuiging van het goed recht van haar eigen zaak. Wanneer een idee als zodanig juist is en, zo gewapend, de strijd op deze aarde opneemt, is zij onoverwinnelijk, en elke vervolging welke zij ondergaat, zal haar alleen innerlijk sterker kunnen maken.’
Religie als voorbeeld
Hitler verwees in Mein Kampf voortdurend naar religie als toonbeeld van effectief populisme. De christelijke kerken waren erin geslaagd om Europa volledig in hun greep te krijgen, koningen en keizers voor zich te laten knielen en tegelijkertijd het volk aan zich te binden. Dat was alleen gelukt door te verkondigen dat het christendom de exclusieve weg naar verlossing bood en door alle andere zienswijzen als ketters of heidens te verbannen.
En zo moest ook een politieke partij zich gedragen. Dat was de effectiefste manier om de massa’s enthousiast te maken, om hun vertrouwen te winnen. Daarom waarschuwde Hitler in Mein Kampf dat het partijprogramma van de nazi’s, dat in de winter van 1919-1920 was opgesteld en uit 25 punten bestond, nooit bijgesteld mocht worden. ‘Want hoe wil men mensen vervullen met blind geloof in de juistheid van een leer, wanneer men zelf voortdurend veranderingen aanbrengt in de uiterlijke vorm en zodoende zelf onzekerheid en twijfel verbreidt?’
De NSDAP gebruikte rituelen, symbolen, vlaggen, marsen en gezang
Vanaf het moment dat Hitler de absolute macht in de partij kreeg, pasten de nazi’s zijn ideeën over politieke religie volop in de praktijk toe – met veel succes. Als geen andere partij benutte de nsdap de aanzuigende werking van rituelen, symbolen, vlaggen, herdenkingsbijeenkomsten, marsen en gezang.
Magische momenten
Ver na de Tweede Wereldoorlog herinnerde een Duitse man zich nog hoe magisch het effect was van de plechtige inwijding die hij als 10-jarige jongen meemaakte toen hij tot de Hitlerjugend toetrad. Op een open plek in het bos, omringd door honderden jongens in uniform met vaandels in de hand, was hij naar het midden van de menigte gelopen en op een houten verhoging geklommen, waar een rij plechtig kijkende gedecoreerde mannen stond om hem de eed van trouw af te nemen. ‘Een onvergetelijke, aangrijpende en grootse belevenis van een bijna religieus-symbolische ceremonie.’
Over de propagandawaarde van boeken maakte Hitler zich geen enkele illusie. De meeste mensen hadden al moeite om een krantenartikel door te komen, al helemaal als daar iets in werd beweerd waar ze het niet mee eens waren. ‘Men mag op z’n hoogst verwachten dat een strooibiljet of een plakbiljet door hun kortheid ook bij andersdenkenden een ogenblik lang de aandacht kan boeien.’ Beeld was nog effectiever – een poster of liever nog een film. ‘Bij de film behoeft het verstand van de mens slechts weinig meer te werken; het is voldoende te kijken, hoogstens nog enkele zeer korte bijschriften te lezen.’
Mein Kampf zelf was in eerste instantie dan ook niet bedoeld als propagandamateriaal. Hitler begon een halfjaar na de Bierkellerputsch (in 1923) aan het boek. De NSDAP was verboden, hij zat nog vast in de gevangenis in Landsberg. Als de nazi’s nog enige kans op een doorstart wilden hebben, waren er een duidelijke strategie en een krachtige ideologie nodig. Mein Kampf was Hitlers poging om vanaf een afstand de beweging te verenigen, zijn strategie als de enige richtlijn door te drukken en zijn leiderschap voor de toekomst te waarborgen.
Onbeschaamde populist
Dat verklaart Hitlers onbeschaamdheid als hij het over politieke strategie had. Met Mein Kampf schreef hij een handboek voor populisten, waarin hij al zijn propagandistische inzichten uit de doeken deed, van de noodzaak tot ideologisch radicalisme tot de inrichting van de partijorganisatie.
Een idee won of verloor, zo simpel was het. Hitler was een volstrekte utilitarist: voor hem was alle wetenschap, alle cultuur een afgeleide van de machtsverhoudingen, van de ‘biologische onderbouw’. ‘Zonder mensen zou er geen menselijke idee op aarde mogelijk zijn; de idee als zodanig is dientengevolge nog altijd afhankelijk van de aanwezigheid der mensen, en daardoor dus weer van alle wetten welke dit bestaan mogelijk maken.’ Waarheid was niets meer dan een bewering die de strijd met concurrerende beweringen heeft gewonnen. Geschiedenis wordt geschreven door de overwinnaars.
Hitler mocht de politici van de Weimar-republiek bekritiseren om hun holle verkiezingsbeloften, in Mein Kampf deed hij precies hetzelfde, alleen nog veel radicaler, nog veel pragmatischer, en dan niet om de vier jaar, maar onafgebroken. Of ze haalbaar waren deed er niet toe. De belofte was, als ze maar alomvattend genoeg was, een waarde op zich.
Zwakke plekken in de democratie
Hoe inconsequent hij er zelf ook mee omging, Hitlers analyses van de zwakke plekken in de democratie waren vaak pijnlijk relevant – en zijn dat nog steeds. Het parlementaire verkiezingssysteem vraagt veel van kiezers, misschien wel te veel. Het wekt verdeeldheid op in verkiezingstijd en eist saamhorigheid als de stembussen gesloten zijn. Dat werkt alleen als er genoeg passie of gevoel voor noodzaak bestaat voor de meerstemmigheid binnen een democratische samenleving, als burgers er werkelijk trots op zijn dat ze het onderling oneens kunnen zijn en toch bij elkaar horen.
In de Weimar-republiek was zo’n pluriform saamhorigheidsgevoel volstrekt afwezig. Al voor de opkomst van Hitler schilderden republikeinse en nationalistische partijen elkaar af als monsters en misdadigers, demagogen en oorlogshysterici. De gedachte dat het andere politieke kamp de macht in handen zou krijgen was onacceptabel. Tegelijkertijd ontbrak elk besef dat de eigen verbetenheid bijdroeg aan de verdeeldheid.
Saamhorigheid stond bij iedereen hoog in het vaandel, alleen bedoelden de verschillende partijen er iets anders mee. Voor de nationalisten betekende het ‘de geest van 1914’, voor de republikeinen was het de democratische staatsvorm. In beide gevallen was het een vorm van saamhorigheid die het andere kamp fundamenteel verwierp. Samen – maar zonder de ander.
De rol van de media
De media werkten volop mee aan de polarisatie. De traditionele kranten werden in de jaren twintig steeds uitgesprokener in hun politieke kleur. Veel hoofdredacteuren zagen zichzelf in de eerste plaats als politiek agitatoren, pas daarna als journalisten. Krantenlezers kregen het nieuws van één kant. Als ze andere zienswijzen wilden meekrijgen, moesten ze meerdere kranten kopen.
De mediastrategie van de NSDAP bestond er vooral uit om de gevestigde kranten, de ‘grote pers’, zoals Hitler ze noemde, ongeloofwaardig te maken. Hun nieuws kwam niet voort uit journalistiek onderzoek, maar bestond louter uit ‘lage lasteringen en eerrovende beweringen, bij vuilnisemmers vol’, schreef Hitler in Mein Kampf. Hij waarschuwde zijn lezers om de beweringen van deze ‘persploerten’ niet te geloven: ‘Wie ’s morgens een Joodse krant inziet en zich in haar kolommen niet belasterd ziet, die heeft de voorafgaande dag niet goed besteed.’
Feiten stonden de politieke strijd alleen maar in de weg – Hitler geloofde dat niemand objectief kon zijn en dat elke bewering een politiek doel diende. En als de werkelijkheid dan toch aan de efficiëntie van de campagnestrategie aangepast moest worden, konden de nazi’s hier maar beter zo bedreven mogelijk in worden. Een van de basisregels die Hitler daarvoor gaf in Mein Kampf, was dat als je de waarheid naar je hand wilt zetten, je dat beter met een grote leugen kon doen dan met een kleine: ‘omdat de grote massa van een volk in de grond van haar hart eerder bedorven dan bewust en opzettelijk slecht kan zijn en dus, door de primitiviteit en simpelheid van haar gemoed, eerder in een grote dan in een kleine leugen kan geloven, omdat ze zelf immers weleens een kleine leugen vertelt, maar zich toch voor te grote leugens al te zeer zou schamen.’
Vergelijking Trump en Wilders
Ik denk niet dat iemand nog een boek over Mein Kampf en de opkomst van Hitler kan lezen zonder aan de actualiteit te denken, of Hitlers uitspraken je nu doen denken aan het religieuze fanatisme van IS-strijders of aan de retoriek van Wilders en Trump. Al die vergelijkingen die de laatste jaren weer gemaakt worden – Wilders als blonde Führer, de Koran als Mein Kampf – wijzen altijd maar één politieke richting op: de ander. Ze leiden nooit tot zelfonderzoek.
De ironie is dat vergelijkingen met het nazisme weliswaar een beroep doen op onze gedeelde westerse waarden, maar in de praktijk bevorderen ze het proces van politieke polarisatie. PVV-aanhangers zijn het spuugzat om voor nazi’s te worden uitgemaakt, net als Nederlandse moslims het spuugzat zijn dat hun religie als islamfascisme wordt afgeschilderd. Het gaat er niet eens om of al die nazivergelijkingen aan beide kanten per definitie ongegrond zijn – soms zijn er wel degelijk zorgwekkende overeenkomsten. Het echte probleem is dat ze het debat lamleggen in plaats van het aan te wakkeren. Ze zijn veelal bedoeld om de tegenstander de mond te snoeren in plaats van hem te laten reageren op de kritiek. Het debat stokt. De radertjes van de democratie vallen stil. De kampen graven zich in.
Dat was precies wat er misging in de Weimar-republiek in de vroege jaren twintig: het geweld en de polarisatie van de samenleving maakten elk constructief debat tussen de verschillende partijen onmogelijk. De zorgwekkendste overeenkomst tussen Mein Kampf en de politiek van nu zit in het volstrekte opportunisme in de omgang met de zwakke plekken in de democratie. De politieke campagnes van de laatste jaren zijn hoofdzakelijk op resultaten gericht, zonder al te veel bekommernis om de duurzaamheid van het democratische systeem en zijn instituties.
Wat gaat er nu mis?
De media, toen en nu beducht voor terugvallende klandizie, helpen volop mee om de tegenstellingen uit te vergroten door meer aandacht te besteden aan de politiek van onverzoenlijke uitersten dan aan het saaie midden – alsof alle genuanceerde visies verslapte versies zijn van radicale standpunten.
We zijn er inmiddels aan gewend dat politici hun tegenstanders in diskrediet brengen, hen als incompetent afschilderen, als leugenaars of als regelrechte misdadigers. Progressieve politici, hoezeer ze zich ook als de stem van de redelijkheid presenteren, doen dat evenzeer als de nationalistische partijen.
Tijdens de Amerikaanse verkiezingscampagne van 2016 kwamen er zeker net zoveel persoonlijke aanvallen uit Clintons kamp als van de kant van Trump, hoe vaak Hillary het motto ‘When they go low, we go high’ ook herhaalde. Ook de media en wijzelf als kiezers en nieuwsconsumenten werken eraan mee door meer aandacht te geven aan sensationele berichtgeving en het circus van meningen dan aan degelijk onderbouwde onderzoeksjournalistiek.
Noem niemand een nazi
Vergelijkingen met het nazisme werken polariserend, maar zo zijn ze zelden bedoeld. Ik denk dat veel mensen ze in de eerste plaats maken omdat ze behoefte hebben aan een grens, een waarschuwing, een alarmerende oproep: tot hier en niet verder. De angst voor de glijdende schaal is vast onderdeel geworden van ons denken over het nazisme. ‘Het enige wat het kwaad nodig heeft om te overwinnen, is dat goede mensen aan de kant blijven staan,’ luidt het vaak gebruikte citaat dat aan Edmund Burke wordt toegeschreven, hoewel niemand weet waar in diens oeuvre het staat. De laatste jaren wordt het veel gebruikt in verband met de dreigende actuele gebeurtenissen. Voordien was het een populair motto als het om nazisme ging. De tv-film Hitler: the Rise of Evil begint ermee.
Na de verkiezing van president Trump las ik bijna dagelijks gepassioneerde columns en duidingsartikelen die de gematigde – en dus zwijgende – meerderheid opriepen om eindelijk wakker te worden, want de geschiedenis was zich nu toch werkelijk aan het herhalen.
Ik ging er eerst in mee, meegesleept door het gevoel inderdaad een historische omwenteling mee te maken, en misschien ook wel gewoon omdat ik elke dag met mijn hoofd in Mein Kampf zat. Dan ga je vanzelf overal parallellen zien. Maar hoe meer noodsignalen ik hoorde, hoe meer ik begon te twijfelen. Trumps schaamteloze opportunisme en zijn veronachtzaming van feiten vertoonden wel heel grote overeenkomsten met passages in Mein Kampf, net zoals zijn herhaaldelijke bewering dat er een directe band bestond tussen hem en ‘het volk’, waarbij de media en de democratische instellingen alleen maar in de weg stonden.
Waarom Trump geen nazi is
Maar hij predikte geen racistische of antisemitische ideologie, ook al legden zijn fanatiekste critici allerlei indirecte verbanden om dat te suggereren. Ook het geweld op de Trump-rally’s, dat veel mensen terecht zorgen baarde, stond in schril contrast met de letterlijke oproepen tot het doden van politiek tegenstanders tijdens bijeenkomsten van de NSDAP.
De opkomst van de populistische partijen in Europa doet veel mensen aan het nazisme denken, alleen al omdat ze nationalistisch zijn en voor de afschaffing van internationale instituties en verdragen pleiten. Dat is een overeenkomst, net als de directe lijntjes met het ‘volk’ die bijvoorbeeld ook Wilders en Nigel Farage beweren te hebben. Maar de verschillen zijn nog altijd groter.
Waarom Wilders geen nazi is
Je kunt veel van Wilders zeggen, maar niet dat hij een antisemiet is. De PVV heeft nooit gepleit voor de afschaffing van het parlement en het ophangen van alle volksvertegenwoordigers. De strekking van Wilders’ opmerking dat de Tweede Kamer een ‘nepparlement’ is, was dat de mening van ‘het volk’ niet werd vertegenwoordigd, en ook zijn uitspraak over een ‘kiezersrevolte’ was geen openlijke oproep om de democratie omver te werpen.
Tijdens de campagne van 2017 wees Wilders er terecht op dat de term ‘kiezersrevolte’ vaak genoeg gebruikt is door onverdachte democraten en ook op geweldloze demonstraties kan duiden. Wilders’ oproep tot ‘minder Marokkanen’ is discriminatoir en zaait haat of op z’n minst verdeeldheid, maar is van een volstrekt andere orde dan Hitlers oproep in Mein Kampf om het Joods en marxistisch ‘ongedierte’ te verdelgen.
Je kunt veel van Wilders zeggen, maar niet dat hij een antisemiet is
Als we gaan vergelijken, moeten we het goed doen. Het risico van al te lichtvaardig getrokken parallellen met het nazisme is niet alleen dat ze de polarisatie bevorderen, maar ook dat we het naziverleden erdoor gaan relativeren. De NSDAP was een extreem racistische, antisemitische, gewelddadige beweging die de democratie wilde afschaffen en een uitroeiingsoorlog tegen alle Joodse Duitsers en socialisten wilde beginnen. Als we elke nationaal-populistische partij daarmee gelijkstellen, dreigen we juist de allergevaarlijkste kenmerken van het nazisme uit het oog te verliezen.
Politiek, zoals Hitler die in Mein Kampf beschreef, was een strijd tussen wereldvisies en daardoor noodgedwongen een strijd tussen mensen – zonder mensen zouden er geen wereldvisies bestaan. Een politicus die succes wilde hebben, had geen andere optie dan de mensen met andere ideeën onschadelijk te maken. En daarbij waren alle middelen geoorloofd. Degenen die niet tegen deze harde werkelijkheid waren opgewassen en zich vastklampten aan de illusies van de democratische pacificatie, waren gedoemd om in die strijd ten onder te gaan.
Dit is een ingekort hoofdstuk uit Het verboden boek. Mein Kampf en de aantrekkingskracht van het nazisme van Ewoud Kieft (288 p. Atlas Contact, € 18,99). Kieft is schrijver, historicus en muzikant. Hij nam de bijbel van het nationaal-socialisme door en steeds vroeg hij zich af: waarom hebben miljoenen Europeanen zich hiertoe aangetrokken gevoeld? Eerder schreef Kieft Oorlogsenthousiasme. Europa 1900-1918, genomineerd voor de Libris Geschiedenis Prijs 2015.