Home Vier vragen aan Róman Kienjet

Vier vragen aan Róman Kienjet

  • Gepubliceerd op: 5 juli 2022
  • Laatste update 08 nov 2022
  • Auteur:
    Steven de Boer
  • 3 minuten leestijd
Vier vragen aan Róman Kienjet

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot HN Actueel? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Aan het begin van de twintigste eeuw kwam een nieuw soort fotograaf op: de snelfotograaf. In zijn studio ontving hij iedereen die een goedkoop portret wilde, om mee te pronken of te gebruiken ter identificatie. Fotografie werd laagdrempeliger, speelser en vooral commerciëler. In De snelfotograaf beschrijft Róman Kienjet de ontwikkeling van deze fotografie, van de vroegste instantanés tot de eerste selfies in 1925. Meer artistieke fotografen keken daarop neer. ‘Die wilden dat fotografie zich zou meten met de teken- en schilderkunst.’

Hoe keken tijdgenoten naar de vroege fotografie?

‘Die werd gezien als iets magisch. Je ging voor een doos met een lens staan en na wat gerommel in het donker was er ineens een foto. Een rechtstreekse, realistische weergave van jouzelf. Al leidde dit ook tot angst. Sommige mensen dachten dat er sprake was van tovenarij. De beroemde schrijver Honoré de Balzac dacht dat bij elke foto een stukje van je ziel losraakte. Maar die eerste schrik was gauw voorbij: fotografie was een chemisch, rationeel proces.’

Róman Kienjet

Wanneer kwamen de eerste pasfoto’s?

‘Die raakten vanaf 1912 in gebruik. De goedkope snelfotografie voorzag in de behoefte aan foto’s voor praktische doeleinden, waaronder identificatie. De klant kreeg voor een kwartje twaalf portretjes en kon die bijvoorbeeld bij een reisdocument voegen. In de negentiende eeuw bestonden er ook al een soort visitekaartjes met foto’s, maar die werden vooral gebruikt om mee te pronken. Mensen stonden er op hun paasbest op en deelden ze uit aan vrienden en familie. Pasfoto’s hadden niets met deze mooimakerij te maken. Toch ging het er bij de snelfotograaf niet alleen zakelijk aan toe: klanten verkleedden zich, acteerden en gedroegen zich provocerend voor de camera.’

Wat vonden kunstfotografen van snelfotografen?

‘Ze keken op hen neer en maakten hen belachelijk in vakbladen, terwijl ze hun studio’s niet eens bezocht hadden. Kunstfotografen zagen snelfotografen als concurrentie: ze kaapten hun klanten weg. Maar hun zorgen waren ook fundamenteler. Kunstfotografen wilden dat de fotografie zich als kunstdiscipline zou meten met de schilder- en tekenkunst. Snelfotografen werkten dat in hun ogen tegen.’

Waardoor verdween de snelfotografie?

‘De fotografie ontwikkelde zich door. In 1925 verscheen in Amerika bijvoorbeeld het eerste fotohokje. Ook oefende de filmwereld een steeds grotere invloed uit op de beeldcultuur. De snelfotograaf hanteerde een zeer rigide systeem, waarbij mensen op slechts een paar manieren geportretteerd konden worden. Hij kon niet de allure van bewegend beeld bieden of de privacy van het fotohokje. De snelfotograaf keek altijd mee tijdens het fotograferen, en mensen wilden juist meer vrijheid.’

Steven de Boer is verbonden aan Historisch Nieuwsblad.

De snelfotograaf. Een geschiedenis van het moderne portret

Róman Kienjet

208 p. Walburg Pers, € 29,99

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 7/8 - 2022