Toen Sytze van der Zee tijdens zijn onderzoek naar Jodenjagers in de Tweede Wereldoorlog stuitte op het fenomeen van de Joodse verrader, kreeg hij van documentairemaker Willy Lindwer het advies om zich verre te houden van dit thema: ‘Ga je vingers hier niet aan branden!’ Deze collegiale raadgeving had ongetwijfeld te maken met het oorlogsverleden van de vader van Van der Zee. Het verraad van Joden door Joden ligt sowieso gevoelig. Laat staan als het wordt opgerakeld door een kind van een NSB’er.
Maar Van der Zee is geen bange man. Nu zijn boek Vogelvrij. De jacht op de Joodse onderduiker er eenmaal is, blijft de verwachte reactie niet uit. Het duidelijkst was Anet Bleich in de Volkskrant van 19 februari. Ze verweet Van der Zee, met van historica Evelien Gans geleende woorden, mee te doen aan ‘een schaakspel waarvan de uitkomst er grof gezegd op neerkomt dat SS’ers best gevoelig kunnen zijn en Joden misdadig’. Zo zouden de Joodse slachtoffers uit beeld worden geduwd.
Hoe terecht is dit verwijt? Bleich heeft gelijk dat de ‘meer dan 120’ Joodse Jodenjagers die Van der Zee in de archieven op het spoor kwam op de totale populatie van 140.000 Nederlandse Joden slechts een marginale groep uitmaakten. Maar dat gold ook voor de niet-Joodse verraders in verhouding tot de Nederlandse bevolking. Aan hen besteedt Van der Zee eveneens aandacht. Gevoelige SS’ers komen in Vogelvrij niet voor.
Bovendien behandelt Van der Zee de Joden niet als groep. Zijn biografische reconstructies van Joden die Joden verraadden zijn stuk voor stuk individuele geschiedenissen. Ook kan de auteur niet worden verweten geen oog te hebben voor de Joodse slachtoffers. Van alle personen in zijn boek die door verraad in handen van de Duitsers vielen heeft Van der Zee uitgezocht waar, wanneer en hoe ze aan hun einde zijn gekomen.
Blijft de vraag waarom uitgerekend de hoofdstukken over Joodse verraders zo’n groot deel van het boek in beslag nemen. Van der Zee geeft daarvoor twee redenen. De eerste is dat hierover tot nu toe weinig bekend was. Is het presenteren van nieuwe feiten niet de taak van de historicus? De tweede reden ligt juist in de anomalie van het verschijnsel. Een Jood die, zelf verdrukt en vervolgd, lotgenoten uitlevert aan hun beulen: het prikkelt tot vragen over het menselijk karakter.
Zoals Van der Zee duidelijk maakt, speelden angst en dwang bij Joodse verraders een grote rol. De Sicherheitsdienst ronselde hen veelal door te dreigen met deportatie van henzelf of hun familie. Velen hoopten dat zij hun opdrachtgevers met één of twee tips tevreden konden stellen.
Maar als mensen eenmaal waren begonnen met het verraderswerk, traden dikwijls onvermoede mechanismen in werking. ‘Verraad werkt nu eenmaal als een drug, verslavend,’ schrijft Van der Zee. ‘Je bent als Joodse man of vrouw van al je rechten beroofd, geknecht, zonder enig gevoel van eigenwaarde, en dan heb je ineens macht.’ Om nog maar te zwijgen van de buit en de premies die men opstreek als een tip leidde tot arrestatie.
Opvallend veel Jodenjagers die Van der Zee behandelt – zowel Joodse als niet-Joodse – kwamen uit arme en halfcriminele milieus. Wie al vóór de oorlog zijn brood verdiende als prostituee, zwarthandelaar of oplichter viel gemakkelijker voor de verleiding om totaal weerloze Joden een poot uit te draaien – lotgenoten of niet. Het zou mede kunnen verklaren waarom ook menige Joodse Jodenjager, zoals Van der Zee schrijft, in het verraad verderging dan voor zijn lijfsbehoud strikt noodzakelijk was.
Sytze van der Zee
Vogelvrij. De jacht op de Joodse onderduiker
Bezige Bij, € 24,90
Dit artikel is exclusief voor abonnees