Geloof en wetenschap hebben altijd lijnrecht tegenover elkaar gestaan. Dat is een hardnekkig idee, en het klinkt nu opnieuw in het nieuwste boek van filosoof en journalist Rob Wijnberg. Maar het zit anders, leggen conservatoren van drie musea en wetenschapshistorici uit.
Eeuwenlang was de mens passief en onderdanig aan adel en kerk, schrijft De Correspondent-oprichter Rob Wijnberg in zijn nieuwe bestseller Voor ieder wat waars. Van 400 v.Chr. tot 1600 na Christus zou de mens niet geneigd zijn geweest om een eigen mening te vormen. Dat kwam onder andere, aldus Wijnberg, doordat het christendom het onderzoek dwarsboomde dat wij nu wetenschap noemen.
Dat klinkt wellicht logisch, want tot de dag van vandaag bestaan er christenen die bijvoorbeeld met de Bijbel in de hand grondig geteste wetenschap zoals de evolutieleer tegenspreken. Maar de verhouding tussen onderzoek en religie ligt historisch gezien anders dan vaak gedacht.
‘Tweede boek’
Die geschiedenis maakt een groot deel uit van onze – ook voor Wijnberg zo belangrijke – kijk op de werkelijkheid. Daarom zullen we deze verhouding tussen religie en wetenschap belichten in de tentoonstelling De schepping van de wetenschap (vanaf 17 feb. 2024). Die bereidt Museum Catharijneconvent nu voor, samen met Teylers Museum en Rijksmuseum Boerhaave. Hier geven we alvast een korte toelichting.
Het christendom was een belangrijke motivatie om mens en natuur te bestuderen
We beginnen in de Middeleeuwen, waarin joden, moslims en christenen veel nieuwe inzichten hebben ontwikkeld. Daarbij denken we bijvoorbeeld aan artsen die rond 1300 intensief aan de slag gingen met anatomisch onderzoek. In die jaren gold de Grieks-Romeinse arts Galenus (129-199) als een autoriteit. Maar destijds rustte er een taboe op het snijden in menselijke lichamen. Daarom had hij zich beholpen met dieren. Christenen mochten van hun geloof wel lijken openmaken en toen ze dat deden, bleek dat Galenus er regelmatig naast had gezeten.
De kerk stond het snijden en ander onderzoek dus toe, en belangrijker nog: het christendom was een belangrijke motivatie om mens en natuur te bestuderen. Die waren immers geschapen door God. De natuur gold als Zijn ‘tweede boek’, naast de Bijbel. Wie het las (dat wil zeggen: bestudeerde, analyseerde, probeerde te doorgronden), kon zijn geloof verdiepen. Wetenschappelijk kennis was dus vaak ‘bijvangst’ van religie.
Galileo Galilei
De Reformatie gaf een extra boost aan dit idee, want Luther en de zijnen stimuleerden die houding: zélf de Bijbel lezen, zélf nadenken. Dat leidde soms tot inzichten die botsten met de Schrift. Zo werd duidelijk dat de aarde om de zon draaide, terwijl de Bijbel suggereerde dat het andersom was. Hierover draaide een beruchte zaak rond (de katholieke) Galileo Galilei (1564-1642). Hij verkondigde dat de aarde bewoog en kreeg huisarrest van het Vaticaan. Niet omdat de katholieke kerk vooraf per se tegen het idee was, maar vanwege de manier waarop Galilei openlijk het gezag van de Bijbel – en daarmee van de paus – tartte, zo niet bespotte.
Veel astronomen, protestant en katholiek, accepteerden in de loop van de zeventiende eeuw wel dat de aarde draaide. De gereformeerde Staten van Holland probeerden Galilei na zijn proces zelfs naar de Republiek te halen. Deze gelovigen handelden vanuit het groeiend besef dat de Bijbel geen handboek was voor natuur- en sterrenkunde.
Zo ontstond voorzichtig een boedelscheiding tussen geloof en wetenschap die voor velen inmiddels vanzelfsprekend is: voor systematisch onderzoek naar mens, natuur en kosmos moet je bij wetenschappers zijn en voor spirituele zaken bij synagoge, kerk, moskee, of elders.
De gereformeerde Staten van Holland probeerden Galilei naar de Republiek te halen
De Verlichting – vaak gezien als begin van wetenschappelijke secularisatie – was wat dat betreft geen waterscheiding. Toen zagen veel onderzoekers overal de hand van God, die de kosmos zo mooi in elkaar had gezet. De mythe dat geloof en wetenschap altijd in oorlog hebben verkeerd stamt uit de negentiende eeuw en lijkt verantwoordelijk voor het heersende idee dat die twee volledig gescheiden zaken zijn. De barrière tussen de twee sferen van geloof en wetenschap echter is – ook vandaag – allesbehalve waterdicht. Kortom, laten we geschiedenis in al zijn nuance serieus nemen.
Openingsbeeld: In het Vaticaans Observatorium wordt in 1890 begonnen met het fotograferen van de sterrenhemel.