Home Verdeeldheid in het rijk van de Song

Verdeeldheid in het rijk van de Song

  • Gepubliceerd op: 25 januari 2022
  • Laatste update 18 mrt 2024
  • Auteur:
    Eric Palmen
  • 10 minuten leestijd
Verdeeldheid in het rijk van de Song

Rond het jaar 1000 regeerde de Song-dynastie over China, op dat moment een van de meest ontwikkelde beschavingen ter wereld. Maar intern werd het land verscheurd door een felle strijd tussen conservatieven en hervormers.

In Kaifeng, het hart van de Chinese Song-dynastie, woonden rond 1100 ruim 1,3 miljoen mensen. Ter vergelijking: Rome telde op dat moment 30.000 zielen, Londen 14.000. Alleen Córdoba, hoofdstad van het kalifaat op het Iberisch schiereiland, bleef met 400.000 inwoners enigszins in de pas met de Chinese miljoenenstad.

Kaifeng deed opmerkelijk modern aan. De keizer had de avondklok afgeschaft, zodat er een 24-uurseconomie kon opbloeien van winkeliers die voedingswaren, juwelen, cosmetica, wierook, medicijnen, meubels en aardewerk verkochten. Marskramers handelden er in tweedehands kleren, waarzeggers boden hun diensten aan. Er was een uitgaanskwartier met theaters en bordelen, wijntaveernes, restaurants, thee- en pannenkoekhuizen. Abattoirs slachtten de varkens waarvan het vlees op de avondmarkt verhandeld werd. Bian, de gekanaliseerde rivier die de stad van oost naar west doorkruiste, verbond Kaifeng met het achterland. De vier kilometer lange Keizerlijke Avenue van noord naar zuid eindigde bij de Poort van de Vertoonde Puurheid, de hoofdingang van de Keizerlijke Stad, het politieke centrum van het rijk.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Nieuwe elite gezocht

Nadat de Tang-dynastie in 907 uiteen was gevallen, waren ruim vijftig jaar van burgeroorlog en banditisme gevolgd. Op 3 februari 960 was een nieuwe dynastie aangetreden, de zogeheten Noordelijke Song-dynastie, die heerste over een gebied dat nog niet half zo groot was als dat van haar voorganger. Legercommandant Zhao Kuangyin werd tot de eerste keizer van deze dynastie uitgeroepen. Als Zoon van de Hemel kreeg hij de naam Taizu.

Sociale mobiliteit werd niet langer bepaald door afkomst, maar door intellect

Aan de noordgrens had hij te maken met machtige vijanden. In het noordoosten hielden de Khitan zich op en in het noordwesten bevonden zich de Tangoeten. Taizu accepteerde een systeem van co-existentie. Zijn dynastie betaalde aanzienlijke subsidies in zijde en zilver aan de ‘barbaren’ en hoopte hen zo in het gareel te houden. Intussen wisten Taizu en zijn opvolger Taizong belangrijke delen van het grondgebied van de voormalige Tang-dynastie te pacificeren.

Intern kampte het keizerrijk met een bestuurscrisis. De aristocratische bovenlaag van het rijk was weggevaagd, de Song had dringend behoefte aan een nieuwe bestuurselite. Vandaar dat er een uitgekiend examenstelsel in het leven werd geroepen, waarmee ze de meest schrandere geesten voor de uitdijende ambtenarij hoopte te rekruteren. Sociale mobiliteit werd niet langer bepaald door afkomst, maar door intellect.

Voorouderverering

Tijdens het bewind van de derde keizer van de Song-dynastie, Zhenzong, nam het examenstelsel een hoge vlucht. Het curriculum varieerde naar de politieke waan van de dag of de voorkeur van invloedrijke examinatoren. Maar in het algemeen werd van een kandidaat een geduchte kennis van de confuciaanse canon verwacht: de Vier Boeken (waaronder De gesprekken van Confucius) en de Vijf Klassieken (waaronder Het Boek der Verandering, de I Tjing). De klassieke traditie voorzag begrippen als medemenselijkheid, rechtvaardigheid, loyaliteit en solidariteit voor de Song-dynastie van een ideologische, veelal conservatieve grondslag. De ‘drie doctrines’ van het rijk – confucianisme, boeddhisme en taoïsme – vonden elkaar in een gemeenschappelijke voorouderverering, waarin respect voor de ouders als een kernwaarde werd aangemerkt.

De meeste boeren leven op de armoedegrens. Muurschildering uit de Song-periode.

Het neoconfucianisme legde, veel meer dan Confucius dat ooit had gedaan, de nadruk op de onveranderlijke waarheid van de Hemel, die zich manifesteerde in gematerialiseerde uitingsvormen op aarde. Hemel en Aarde waren onlosmakelijk met elkaar verbonden. Voorspoed en tegenslag behoorden tot de taal van de kosmos, waarmee die zijn instemming met of afkeuring van het beleid van de keizer kenbaar maakte. Kometen, aardbevingen en overstromingen deden het ergste vrezen.

Om zich dit gedachtegoed eigen te maken gingen jongens op hun achtste naar de lagere school en bezochten zij op hun vijftiende een van de gouvernementsscholen die aan een confuciaanse tempel verbonden waren. De examens waren extreem zwaar. Rond 1100 slaagde slechts 3 procent van de kandidaten voor het primaire examen. Het hoogste ambtenarenexamen, dat eens in de drie jaar in Kaifeng werd afgenomen, was slechts voor de happy few weggelegd. Tegen het einde van de Song-dynastie waren zo’n 15.000 kandidaten geslaagd voor het primaire examen – 0,015 procent op een bevolking van 100 miljoen onderdanen. De Song was niet zozeer een meritocratie, maar een rijk dat dreef op uitzonderlijkheid.

Kritiek was er ook. Progressieve intellectuelen als Fan Zhongyan en Han Qi vroegen zich publiekelijk af of het vanbuiten leren van lappen tekst uit De gesprekken van Confucius wel zo bevorderlijk was voor de broodnodige creativiteit die het bestuursapparaat begeerde. ‘Studenten zou de kunst van het leidinggeven van de natie en de bevolking bijgebracht moeten worden, en alleen zij die deze kunst beheersen zouden geselecteerd moeten worden,’ aldus Zhongyan.

De conservatieve meerderheid van de topambtenaren verweet hem ‘factionalisme’, een doodzonde aan het keizerlijke hof in Kaifeng, dat geregeerd werd door volgzaamheid en respect voor de meerdere. In zijn memorandum Over facties uit 1044 diende Fans geestverwant Ouyang Xiu de conservatieven van repliek: uitzonderlijke mannen vormen facties op grond van principes en ideeën; middelmatige mannen houden alleen hun eigenbelang in het oog.

Grootse plannen

Fan Zhongyan en Han Qi vormden de voorhoede van een hervormingsbeweging. Ondanks het beleid van co-existentie met haar naburen, rezen de uitgaven voor het defensieapparaat van de Song-dynastie in het midden van de elfde eeuw de pan uit. In 1043 formuleerde Fan Zhongyan daarom een tienpuntenprogramma, waarin hij zich sterk maakte voor de vorming van lokale milities van boerensoldaten – de invoering van een dienstplicht dus –, zodat het staande leger van huurlingen gereduceerd kon worden.

Keizerlijke raadgever Wang Anshi voert grootschalige sociale hervormingen door.

Zijn roep om hervormingen was aan dovemansoren gericht; keizer Renzong wilde niets weten van de nieuwbakken ideeën van intellectuelen die veelal van eenvoudige komaf waren en zich via het examenstelsel een positie hadden verworven in de hiërarchische bestuurslaag van de Song. Hij zag het als Zoon van de Hemel als zijn taak het ritueel en de Vijf Deugden in acht te nemen. Een goede keizer vreesde de Hemel en nam haar vermaningen serieus, hield van zijn volk, was leergierig en offerde aan zijn voorouders. Niets meer en niets minder.

Maar in 1067 kwam keizer Shenzong aan de macht, die grootsere plannen koesterde. Vooral het verlies van de Zestien Prefecturen aan de Khitan in 936 was hem een doorn in het oog – een nationale schandvlek, die nog werd vergroot door de beschamende afkoopsommen aan de Khitan en de Tangoeten.

De gulden regel van Confucius

De filosofie van Kong Zi (551-479 v.Chr.) – de naam ‘Confucius’ kreeg hij pas in de zestiende eeuw – behelsde op de eerste plaats een ethisch leerstelsel waarin wederkerigheid en medemenselijkheid centraal stonden. Toen zijn leerling Zingong hem vroeg welk woord het belangrijkste beginsel van zijn leer het best omschreef, antwoordde Kong Zi: ‘Dat is naastenliefde. Wat jij zelf niet wilt ondergaan, doe dat ook anderen niet aan.’ De Gulden Regel, zoals we die ook in het christendom tegenkomen. Pas tijdens de Song kreeg het confucianisme een metafysische grondslag.

Shenzong benoemde bij zijn aantreden Wang Anshi als zijn belangrijkste raadgever. Wang stond te boek als een radicale hervormer. Hij blies niet alleen het tienpuntenprogramma van Fan Zhongyan nieuw leven in, maar opteerde ook voor sociale hervormingen die hun weerga niet kenden. Zo bond hij de strijd aan met woekeraars in de private sector, die de boerenbevolking met hun exorbitante rentes uitmolken. Staatskrediet – de zogeheten Wet op de Groene Spruiten – moest boeren helpen de periode tussen de aankoop van zaaigoed en de oogst op een redelijke manier te overbruggen. Ook wilde hij de handel nationaliseren; winsten moesten niet langer naar zelfzuchtige kooplieden stromen, maar linea recta in de staatskas belanden. Daarmee zou Shenzong de bevrijding van de Zestien Prefecturen op de Khitan kunnen realiseren. Wang omarmde het idee van lokale milities die Fan Zhongyan in zijn tienpuntenprogramma had geïntroduceerd. Elk boerenhuishouden zou één of twee van zijn weerbare mannen ter beschikking moeten stellen aan de staat, zodat met tien boerenhuishoudens een voltallig peloton kon worden gevormd.

Volgens de conservatieven hoorde de tegenstelling tussen arm en rijk tot de natuurlijke orde

Wang geloofde in marktontwikkeling: een staat kon actief bijdragen aan de toename van zijn welvaart. In de ogen van de neoconfuciaanse conservatieven was dat een waanidee. Zij gingen ervan uit dat er onder de Hemel een afgemeten hoeveelheid rijkdom aanwezig was. Die moest alleen op een redelijke manier verdeeld worden, waarbij de tegenstelling tussen rijk en arm tot de natuurlijke orde der dingen behoorde. In de kern van de zaak draaide het debat tussen hervormers en anti-hervormers om de vraag in hoeverre de samenleving maakbaar was.

Boerenzonen moeten verplicht in het leger dienen.

De Nieuwe Politiek van Wang Anshi had op verschillende terreinen desastreuze gevolgen. De overgrote meerderheid van de landbouwers leefde op de armoedegrens en ging gebukt onder behoorlijke schulden. De Wet op de Groene Spruiten leidde uiteindelijk tot aanzienlijke landonteigeningen door de staat van boeren die hun schulden niet meer konden voldoen. Daarbij werden boerenzonen door de dienstplicht massaal onttrokken aan het arbeidsproces en vervielen zij vaak tot banditisme, nu ze de ploeg voor de pijl en boog hadden verruild.

Toen Shenzong in 1085 onder verdachte omstandigheden overleed, werden de maatregelen van de Nieuwe Politiek een voor een teruggedraaid. Toch was de teerling geworpen. In de komende decennia bepaalde de verbeten strijd tussen de progressieve en conservatieve intellectuelen het politieke klimaat aan het keizerlijke hof in Kaifeng.

Val van Kaifeng

Toen Huizong in 1100 tot keizer werd uitgeroepen, leek het er aanvankelijk op dat de conservatieven het pleit gewonnen hadden. Hij omringde zich op aandringen van zijn moeder, de keizerin-weduwe Xiang, met behoudende raadgevers. Maar met de komst van zijn raadgever Cai Jing veranderde er iets aan het hof. Cai profileerde zich als een nazaat van Wang Anshi en moedigde de keizer aan welzijnsprogramma’s op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg door te voeren.

Keizer Taizu speelt cuju, Chinees voetbal, met zijn adviseurs. Geschilderd door Qian Xuan.

De ondergang van de Noordelijke Song-dynastie werd ingeluid met het bondgenootschap dat Huizong aanging met de Jurchen, een nomadenvolk dat in Mantsjoerije een eigen staat had gesticht en zijn pijlen aanvankelijk alleen op de Khitan had gericht.

Huizong hoopte met hun steun de Zestien Prefecturen op de Khitan te heroveren, de stille ambitie van iedere Song-keizer. In 1123 kwam hij een verdrag met de Jurchen overeen. Met zijn exorbitante subsidies in zilver en zijde spekte hij een oorlogseconomie die zich uiteindelijk tegen hem zou keren.

De Zuidelijke Song-dynastie

Hangzhou werd de hoofdstad van de Zuidelijke Song-dynastie, die na de val van Kaifeng nog ruim 150 jaar van intellectuele ontwikkeling en economische voorspoed zou beleven voordat het rijk werd overrompeld door de Mongolen. In 1141 sloot de pragmatische keizer Gaozong een vredesverdrag met de Jurchen

De Huai-rivier werd als de natuurlijke grens tussen de twee keizerrijken aangemerkt. Gaozong moest accepteren dat de Jurchen zijn rijk als een vazalstaat beschouwden en hij de titel van ‘dienaar’ kreeg opgeplakt. Desalniettemin vond er een opmerkelijke sinicisering van de regio plaats, waarbij de Jurchen onder andere het examenstelsel en de kalender van de Chinezen overnamen.

Na hun overwinning op de Khitan onderwierpen de Jurchen niet alleen de Zestien Prefecturen aan hun gezag, maar ze staken in de winter van 1126 ook de Gele Rivier over om naar Kaifeng op te trekken. De stad viel op 9 januari 1127. De grote exodus naar het zuiden had toen al plaatsgevonden. Het eens zo roemruchte Kaifeng had tijdens zijn val nog maar 70.000 inwoners.

De rest was naar het zuiden vertrokken, waar een nieuwe dynastie werd gesticht. De keizers van deze zogeheten Zuidelijke Song zochten naar een pragmatische machtsbalans tussen de conservatieve en progressieve krachten in het rijk.

En Confucius? In zekere zin houdt hij de gemoederen tot op de dag van vandaag bezig. Terwijl Confucius tijdens de Culturele Revolutie van Mao Zedong als een reactionair in de ban werd gedaan, werd zijn geboortedag in 2014 uitgebreid gevierd. De huidige president van de Volksrepubliek Xi Jinping erkent Confucius als een lichtend voorbeeld. En herkent zich in zijn wijsheden. ‘Wie regeert met moreel gezag is als de poolster: hij blijft op zijn plaats, terwijl alle andere sterren voor hem buigen.’

  • The Cambridge History of China (2009) door Denis Twitchett en John K. Fairbank (red.). Deel 5 gaat over de Song-dynastie.
  • The Age of Confucian Rule (2011) door Dieter Kuhn behandelt de ideologische grondslag van de Song-dynastie.
  • Emperor Huizong (2014) door Patricia Buckley Ebrey beschrijft de laatste keizer van de Noordelijke Song-dynastie.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 2 - 2022