Lang gold de hussitische vechtjas Jan Žizka als een icoon van de eeuwenlange Tsjechische onafhankelijkheidsstrijd. Nu stoot de Tsjechische staat een aan hem gewijd herdenkingscomplex af. ‘Het is alsof Frankrijk van het nationale monument voor Napoleon af zou willen,’ zegt Jiří Zimola, hoogste bestuurder van de provincie Zuid-Bohemen.
De hussieten waren protestanten die in de vijftiende eeuw een militante hervormingsbeweging vormden. Jan Žizka (1360-1424), de gevreesde eenogige aanvoerder van hussitische milities, staat te boek als een briljant veldheer die veel succes had met innovaties als verrijdbare forten.
Sinds de negentiende eeuw, toen Tsjechische nationalisten de hussieten als voorlopers van Tsjechische onafhankelijkheid begonnen te zien, geldt hij als een nationale held. Maar Žizka is ook een ongemakkelijke held, een fanaticus kerken en kloosters vernietigde en concurrerende fracties bestreed. En nu de Tsjechen voor het eerst in de geschiedenis een stabiele, onbetwiste eigen staat hebben, is de behoefte aan nationale helden minder sterk dan vroeger.
Het vijftien hectare grote herdenkingscomplex in de bossen bij Trocnov is gesitueerd rondom de minieme overblijfselen van wat Žizka’s ouderlijk huis moet zijn geweest. Even verderop is er een open plek in het bos, waar Žizka volgens de overlevering zou zijn geboren. De Tsjechische communisten, die Žizka stileerden tot de ‘eerste proletariër’ in de Tsjechische geschiedenis, zorgden voor een vijftien meter hoog standbeeld dat uitkijkt over een groot veld waar muziekvoorstellingen, vredesmanifestaties en militaire parades plaatsvonden.
Die hoogtijdagen zijn voorbij. Er komen nu jaarlijks zo’n vierduizend bezoekers en dat is te weinig voor de onderhoudskosten van het terrein, dat een opknapbeurt goed kan gebruiken. Zo staat in het aanpalende museum nog steeds de tentoonstelling van voor 1989, waarin Žizka wordt gevierd als held van de lagere klassen.
Het complex is in handen van een overheidsdienst voor het beheer van onroerend goed, die er geen geld meer in wil steken en het tevergeefs aanbood aan het ministerie van Cultuur, de Nationale Monumentendienst en het hussitische museum in Tábor. De ambtenaren probeerden het zelfs gratis te slijten aan het nabijgelegen gehucht Borovany. Enkele ondernemers die er een soort pretpark van wilden maken, haakten uiteindelijk af.
Nu lijkt de provincie Zuid-Bohemen zich over Žizka’s geboortegrond te ontfermen. Wel heeft Zimola bedongen dat de status van beschermd monument wordt ingeperkt, zodat het terrein toeristisch ontwikkeld kan worden. Want zonder extra inkomsten wil niemand zich meer branden aan de volksheld van weleer.
Filip Bloem is medewerker van het Tsjechisch Centrum Rotterdam
Dit artikel is exclusief voor abonnees