Eind negentiende eeuw zochten wetenschappers naar woorden en begrippen om mensen te beschrijven die we tegenwoordig transgender zouden noemen. Een belangrijk deel van de behandelaars beschouwde genderdysforie als een waan. Dat laat Diederik Janssen (Universiteit Maastricht) zien in het tijdschrift Medical History.
De belangstelling voor mensen die zich anders gedroegen dan op basis van hun geboortegeslacht werd verwacht, was al in de achttiende eeuw opgeleefd. Er was toen sprake van een kleine golf van mannen die zich kleedden als vrouw. Maar in de negentiende eeuw probeerden wetenschappers intensiever vat te krijgen op het onderwerp. Ze bogen zich bijvoorbeeld over student Agnes/Arnold, geboren in een meisjeslichaam maar ervan overtuigd dat hij een man was.
Arnold was suïcidaal en werd daarom opgenomen, maar moest vanwege zijn lichaam naar een vrouwenafdeling. Zijn behandelaar beschouwde de ideeën van zijn patiënt als wanen en ging ervan uit dat ze een gevolg waren van de opvoeding, waarin de patiënt in zijn ogen onterecht als jongen zou zijn behandeld. Dit soort manieren van denken, zo schrijft Janssen, lijken op ‘de vaak bittere polemieken over genderdysforie in het huidige publieke debat in de Verenigde Staten’.
In een tijd dat het begrip ‘gender’ nog niet bestond – dat zou pas in de jaren 1940 en 1950 worden ontwikkeld – was het voor specialisten moeilijk om te vatten wat er met Arnold aan de hand was. Zo konden ideeën over sekse, seks en morele opvattingen over ‘normaal’ gedrag door elkaar heen lopen.
