Home Toen de CP in China nog 1000 leden telde

Toen de CP in China nog 1000 leden telde

  • Gepubliceerd op: 8 november 2011
  • Laatste update 10 nov 2021
  • Auteur:
    Hans Schoots
  • 11 minuten leestijd
Toen de CP in China nog 1000 leden telde

In de zomer van 1921 richtten dertien Chinezen met twee zendbodes uit Moskou de Communistische Partij van China op. De partij kwam voort uit een moderne jongerenbeweging die westerse idealen uit de Verlichting wilde verenigen met een nieuw Chinees zelfbewustzijn. Van marxisme hadden de oprichters nog weinig verstand.

In de zomer van 1921 kwamen dertien Chinezen en twee afgevaardigden van de Communistische Internationale bijeen in een grijs-met-roze geschilderde woning aan de Straat van de Vreugdevolle Onderneming in Shanghai. De 13 vertegenwoordigden alles bij elkaar 57 mensen uit heel China die zich communist noemden. In werkelijkheid wisten de meesten nog nauwelijks wat communisme was. De twee voormannen van het prille Chinese marxisme, Chen Duxiu en Lin Dazhao, respectievelijk decaan en bibliothecaris aan de Universiteit van Beijing, ontbraken juist. Een weinig indruk makende aanwezige was onderwijzer Mao Zedong, een rauwe ongewassen klant, die in de ochtenden te laat kwam omdat hij uitsliep en ook nog een aantal dagen miste omdat hij liever het Westelijke Meer ging bezichtigen in Hangzhou.

Ondanks de wankele omstandigheden werd in juli van dat jaar aan de Straat van de Vreugdevolle Onderneming de Chinese Communistische Partij opgericht en zijn de dagenlange vergaderingen daarover de geschiedenis in gegaan als het Eerste Partijcongres.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Onrust in China

In zeker opzicht was deze oprichting geen begin, maar een eindpunt. In China heerste al lang grote onrust. De keizerlijke despotie riep weerstand op. Maar nog belangrijker was de verontwaardiging over de onmacht van de heersers tegenover buitenlandse inmenging door imperialistische machten als Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland, Japan en de Verenigde Staten. Gewapenderhand dwongen deze China de import van opium toe te staan en brachten de grote havensteden onder controle, zodat ze de handel konden beheersen.

In 1911 maakte een revolutie een einde aan ruim 270 jaar heerschappij van de Manchu- of Qing-dynastie. Keizer Puyi werd de laan uit gestuurd en China werd een republiek. Nog altijd noemen Chinezen de periode van buitenlandse bemoeienis een tijdperk van vernederingen, en de woede erover is nog steeds niet helemaal verdwenen.

De leider van de opstand was Sun Yatsen, een boerenzoon die arts was geworden. Hij was een verlichte nationalist met sociaal-democratische trekken. Ondanks zijn ideologische invloed kon hij na 1911 niet voorkomen dat dubieuze politiek leiders in verschillende steden een eigen regime inrichtten en regionale warlords met hun rooflegers territoria afbakenden. China raakte in staat van burgeroorlog.

Jongeren en vooral studenten keerden zich af van het oude China, van wat ze ‘onwetendheid en bijgeloof’ noemden. Hun Beweging voor Nieuwe Cultuur was georiënteerd op verlichte westerse ideeën. De trefwoorden waren ‘democratie’ en ‘wetenschap’. Het moest afgelopen zijn met ‘Mr. Confucius’; het was tijd voor ‘Mr. Science’, schreef het grootste blad van de beweging. In de moderne, maar strenge levensstijl van de jongeren gingen vrijheid, individualisme en vrouwenemancipatie samen met studie ten dienste van het land.

4 Mei Beweging

In 1919 veranderde de beweging van karakter. Aan het andere einde van de wereld werden na afloop van de Eerste Wereldoorlog de vredesonderhandelingen van Versailles gehouden. Hier werd besloten de Chinese provincie Shandong aan Japan te geven. Voorheen was Shandong Duits gebied geweest en China dankt daar nog altijd zijn grootste biermerk Tsingtao aan, opgericht door Duitse brouwers. De geallieerden hadden beloofd dat China het gebied terug zou krijgen en braken hun woord. Tegen dit verraad werden vanaf 4 mei 1919 in heel China massademonstraties gehouden, die vooral werden georganiseerd door studenten. De politieke 4 Mei Beweging was geboren.

Onder jongeren bestond belangstelling voor uiteenlopende westerse ideeën. De Britse humanistische filosoof Bertrand Russell en de Amerikaanse propagandist van het politieke pragmatisme John Dewey hielden in China lezingen voor een massapubliek. Veel sympathie was er voor het Europese anarchisme, en voor het eerst ontstond nu ook noemenswaardige belangstelling voor het marxisme. De Russische Revolutie, die in 1917 nauwelijks indruk had gemaakt, werd alsnog een voorbeeld.

Een deel van de opstandige jeugd bleef studeren; anderen geloofden niet meer in het effect van educatie of goede bedoelingen: om iets te bereiken moest de strijd om de politieke macht worden aangegaan, en het marxisme werd de leidraad daarvoor. Net als in Europa kreeg de Verlichting ook in China zo twee gezichten. Aan de ene kant stonden de rede en de redelijkheid, waarvan de vraag was of ze werden gehoord; aan de andere kant dreigde een toekomst van bloed en dictatuur.

Veel hielden de marxistische ideeën aanvankelijk niet in. De ontwikkelingsgang van Mao Zedong is illustratief. Als aanhanger van de Beweging voor Nieuwe Cultuur trok hij in 1918 vanuit zijn provincie Hunan naar Beijing, waar hij tussen zijn slecht betaalde baantjes door vooral boeken las. De Russische anarchist Peter Kropotkin was een van zijn favoriete auteurs. Pas terug in Hunan werd hij actief in de 4 Mei Beweging, organiseerde studentendemonstraties tegen de regionale warlord en richtte een radicaal blad op. Lang duurde het niet of hij moest vluchten voor de repressie.

Weer in Beijing las hij in 1920 het Communistisch Manifest. Hij noemde zich voortaan marxist en bij een nieuwe terugkeer naar Hunan, waar hij hoofd van een school werd, richtte hij zeven linkse boekhandels op en organiseerde studiegroepen over Rusland. Toch was zijn voornaamste politieke streven de onafhankelijkheid van de provincie Hunan te bewerkstelligen onder leiding van een verlichte warlord. Zelfs nadat hij op zijn manier de Communistische Partij mede had opgericht, pasten zijn ideeën aanvankelijk meer bij de Beweging voor Nieuwe Cultuur dan in het communistische straatje.

Al in een eerder stadium had de jongerenbeweging grotendeels de vorm aangenomen van studiegroepen, die te vinden waren in steden in het hele land. Het lidmaatschap hield heel wat meer in dan vrijblijvend debat. De leden verleenden elkaar wederzijdse bijstand en werden geacht zich te houden aan een strenge moraal, want ze geloofden dat de toekomst van China in hun handen lag.

Terwijl Confucius had geleerd dat solitair blijven de voorwaarde was voor morele integriteit, geloofden de jongeren in een collectieve leefwijze, om zich zo gezamenlijk teweer te kunnen stellen tegen het bederf dat ook na de revolutie van 1911 overal om zich heen greep. Sommige van deze groepen werden uiteindelijk plaatselijke communistische organisaties. Hun behoefte zich landelijk te verenigen leidde vervolgens tot de oprichting van de Communistische Partij, waar de leefwijze uit de studiegroepen ten dele werd voortgezet.

Russische invloed beperkt

Anders dan vaak is beweerd, speelde Moskou maar een beperkte rol in het ontstaan van het Chinese communisme. De zendbode van de Communistische Internationale (Comintern) Henk Sneevliet, alias Maring, was bijzonder actief in China en ging bij verschillende groepen langs, maar de meeste hadden al onderling contact voor hij verscheen en zijn rol lijkt vooral bemiddelend te zijn geweest.

De Nederlander Sneevliet had enkele jaren ervaring in de antikoloniale strijd op Java en had op een congres van de Comintern de aandacht van Lenin getrokken, die hem naar China stuurde. Met Comintern-man Nikolsky vertelde hij de Chinezen op het congres wat hun volgens Moskou te doen stond. De arbeiders in de steden dienden te worden georganiseerd tegen het kapitaal, zodat vervolgens de dictatuur van het proletariaat kon worden gevestigd. Hierbij moest de partij onafhankelijk blijven en zich niet inlaten met de nationalisten rond Sun Yatsen, de andere revolutionaire kracht in het land.

Het congres stemde hiermee in, maar na afloop keerden de plaatselijke organisaties terug naar waar ze vandaan kwamen en deden wat hunzelf goeddunkte. De partijleiding in Shanghai was niet veel meer dan een contactadres. En niet te vergeten een uithangbord, want Chen Duxiu werd tot algemeen secretaris gekozen. Als woordvoerder en ideoloog van de Beweging voor Nieuwe Cultuur was hij al jaren een begrip in het land.

Hoe weinig succes de Chinese Communistische Partij in haar beginjaren had, is te zien aan de lidmaatschapscijfers. Vier jaar na de oprichting waren er in het hele immense land zegge en schrijve duizend leden. Af en toe konden de communisten een rol spelen in een arbeidersactie of een vakbond, zoals in Mao Zedongs thuisprovincie Hunan, waar de arbeidersbeweging het sterkst was. Maar verder bleef de partij geïsoleerd en ver verwijderd van het dagelijks leven van de gewone Chinees.

Voor het Tweede Partijcongres kwam Sneevliet weer naar China, waar hij een nieuwe koers aankondigde. Moskou vond nu dat er juist wel moest worden samengewerkt met de nationalisten. Mao was afwezig, omdat hij het adres was vergeten. Maar het besluit in de Kuomintang-partij van Sun Yatsen te gaan werken paste helemaal in zijn eigen plannen.

Even later was hij zowel lid van het centrale comité van de Communistische Partij als lid van het uitvoerend comité van de Kuomintang. Waarschijnlijk hechtte hij meer waarde aan deze laatste functie: in de Kuomintang was hij de eerstverantwoordelijke voor het werk onder boeren. Al waren er communisten die geloofden in de boeren als revolutionaire factor, de partij was te versplinterd om er veel mee te kunnen aanvangen. De Kuomintang bood Mao de mogelijkheid de organisatie van boeren met veel daadkracht ter hand te nemen.

Onderwijl ontstonden er ook in Europa Chinese communistische groepen. Enkele duizenden jongeren waren in een beweging die ‘studeren en werken’ werd genoemd naar het westen getrokken, eerst per boot naar de havenstad Marseille, vandaar verder met de trein naar diverse bestemmingen, vooral Parijs en Berlijn. Ze gingen ‘van het Westen leren om China te redden’.

De meesten betaalden hun studie met baantjes aan de rafelranden van de Europese metropolen. Onder hen was de latere premier Zhou Enlai, zoon uit een bemiddelde familie en een van de weinigen met een studiebeurs. De jongste van allemaal was Deng Xiaoping, de belangrijkste Chinees van de twintigste eeuw. Hij kwam op zijn vijftiende in Frankrijk aan en werd daar metaalarbeider. Toen hij in de jaren tachtig verklaarde dat China van het Westen moest leren, was dat een terugkeer naar zijn jeugd.

Zo wordt meteen nog iets duidelijk: tot bijna het einde van de eeuw is communistisch China geleid door mensen die in de jaren tien al tot de jeugdbeweging behoorden en die tot elke prijs een einde wilden maken aan het soort krenkingen waaraan het land toen ten offer viel.

Groei van het ledenaantal

Successievelijk kwamen de studenten uit Europa terug en een deel van hen werd lid van de Communistische Partij. Deze slaagde er pas vanaf 1925 beter in contact te raken met ‘de massa’s’. In plaats van 1000 leden waren er twee jaar later 57.000. Daar waren wel kunstgrepen voor nodig geweest. De partij verbond zich met bandietenbendes en triades, een praktijk die was afgekeken van de Kuomintang, maar eerder door de prille communisten als immoreel was afgewezen. Terecht, zoals even later zou blijken.

Na de dood van Kuomintang-leider Sun Yantsen in 1925 zwenkte deze partij onder leiding van Chiang Kaishek naar een autoritair nationalisme. In april 1927 lanceerde Chiang een verrassingsaanval op de communisten, waarbij alleen in Hunan al 30.000 mensen werden vermoord die van communisme werden verdacht. De bendes waarmee de partij zich had verbonden, bleken in dit uur van de waarheid natuurlijk niet te vertrouwen.

Het meest bekend gebleven zijn de gebeurtenissen in de haven- en industriestad Shanghai, die door de Franse schrijver André Malraux zijn vereeuwigd in zijn roman La condition humaine (Het menselijk tekort). In een hechte samenwerking tussen de Kuomintang en Shanghaise gangsterbendes werden de vakbonden die onder communistische invloed stonden met geweld ontbonden. Vakbondskantoren werden aangevallen, zevenhonderd mensen werden gedood, vijfduizend verdwenen er om nooit meer terug te worden gevonden.

Er kwamen nieuwe vakbonden voor in de plaats onder leiding van gangsterbaas Du Yuesheng, een figuur van wie de invloed te vergelijken is met die van Al Capone in Chicago, met een imperium in de opiumhandel, prostitutie en gokken, en bovengronds een grote scheepswerf en een paar banken. Chiang Kaishek was nu gevestigd als staatshoofd van China. Du Yuesheng werd zijn belangrijkste bondgenoot in Shanghai.

Te midden van al dit geweld waren de communisten totaal gedesoriënteerd en vanuit hun zwakke positie kwamen ze in opstand, met nog meer doden tot gevolg. Binnen de Kuomintang zelf rekende Chiang Kaishek af met de meer ruimdenkende aanhangers van Sun Yatsen. In de steden werden de communisten vrijwel weggevaagd en de restanten van de partij trokken zich terug op het platteland. De laatste leden van de partijleiding die in Shanghai nog ondergronds verder probeerden te werken, moesten in 1933 vluchten naar een communistisch basisgebied dat intussen in de provincie Jiangxi was ontstaan onder leiding van Mao Zedong.

Met behulp van boerenlegertjes konden verschillende communistische territoria worden gecreëerd, tot Chiang Kaishek ook die aanviel. In 1934 en 1935 moesten de communisten met hun aanhang de wijk nemen. Na een barre tocht over bergketens en woeste rivieren, een gebeurtenis van bijbelse allure die bekend is gebleven als de Lange Mars, kwam de overgebleven schare aan in een gebied in de provincie Shenshi. Het werd de uitvalsbasis van waaruit de communisten hun strijd voortzetten tegen de Kuomintang en – tijdens de Tweede Wereldoorlog – tegen de Japanners.

In hun revolutie was niet langer een hoofdrol weggelegd voor de arbeiders uit de grote stad. De boerenbevolking bij wie ze in 1927 noodgedwongen hun toevlucht hadden moeten zoeken, zou de basis blijken voor de machtsovername van 1949 en de stichting van de Volksrepubliek China.

Hans Schoots is biograaf van Joris Ivens.

Meer weten?

Een kenner van de geschiedenis van de Chinese Communistische Partij is Hans van de Ven. Over de oprichting van de partij schreef hij From Friend to Comrade (1991). In Nederlandse universiteitsbibliotheken is het boek nauwelijks aanwezig. Toch is Van de Ven, geboren in Den Haag, professor aan de Universiteit van Cambridge. Over de tijd waarin de CCP ontstond schreef Rana Mitter A Bitter Revolution. China’s Struggle with the Modern World (2004).

Over de rol van Henk Sneevliet gaat Tony Saich, The Origins of the First United Front in China (2 delen, 1991). Max Perthus schreef in het Nederlands Henk Sneevliet (1976).

Ezra Vogel publiceerde de biografie Deng Xiaoping and the Transformation of China (2011). Van Mao Zedong zijn biografieën geschreven door onder meer Jonathan Spence (1999), Ross Terrill (1999) en Philip Short (1999). Enkele verschenen ook in het Nederlands.