Los nummer: euro 5,67. Tel.: 070-325 13 58
Het gebeurt niet elke dag dat je een promotie meemaakt waarbij je op het puntje van je stoel zit. Toch komt het soms voor. Mij overkwam het anderhalf jaar geleden, op 26 januari 2001. Toen promoveerde Henk Wals op Makers en stakers. Amsterdamse bouwvakarbeiders en hun bestaansstrategieën in het eerste kwart van de twintigste eeuw. Bij die promotie gebeurde er iets opmerkelijks: Wals, in het dagelijks leven adjunct-directeur van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG), werd aangevallen door zijn collega Marcel van der Linden. Die bekritiseerde de inleiding van het proefschrift, dat onder de titel `De ideologie voorbij’ een aanval bevatte op het marxisme dat de geschiedschrijving van de arbeidersbeweging gedurende de jaren zestig en zeventig domineerde.
In Wals’ woorden: `Men at, dronk en ademde ideologie. Marxist was bijna iedereen, maar daarenboven waren er nog de nodige leninisten, trotskisten, maoïsten, anarchisten en aanhangers van andere ideologische varianten. De geschriften van de aartsvaders van het socialisme kregen in deze atmosfeer een soort canonieke waarde.’ Met als gevolg dat leven en werk van arbeiders in het verleden getoetst werden aan abstracte marxistische begrippen als `klassenstrijd’ en `klassenbewustzijn’. Voormalig trotskist Van der Linden vond dat te kort door de bocht.
Hij was de enige niet. In het tijdschrift Onvoltooid verleden barstte een discussie los die er niet om loog. Linkse coryfeeën als anarchist Bert Altena en Marten Buschman (oprichter van Onvoltooid verleden) verweten Wals onder meer geen kennis te hebben van de syndicalistische vakbeweging (Altena) en een `overbodig’ boek te hebben geschreven, waarin de bestaansstrategieën van Amsterdamse arbeiders niet overtuigend werden aangetoond (Buschman). Wals antwoordde deemoedig dat hij niemand had willen `grieven’, maar vond dat zijn opponenten hem in hun ergernis niet altijd recht hadden gedaan.
Einde van een opmerkelijke en interessante discussie, zou je denken. Maar niets is minder waar. In het jongste nummer van Onvoltooid verleden (15-2002) komt het oude marxistische kanon Ger Harmsen ineens een schot lossen. Harmsen? Wat heeft die met deze discussie te maken? Inderdaad: hij komt noch in Wals’ proefschrift noch in Wals’ repliek in Onvoltooid verleden voor. Maar Harmsen voelt zich kennelijk toch aangesproken. Hij legt omstandig uit dat hij nooit een marxistisch ideoloog is geweest, dat hij altijd de pest heeft gehad aan het verschijnsel ideologie, en bovendien nooit iets van marxistische dogmatici moest hebben.
En het is waar: Harmsen heeft die ideologen altijd bestreden en heeft gepleit voor zoveel mogelijk `empirisch onderzoek’. Maar ome Ger moet op zijn oude dag niet de vermoorde onschuld uithangen. Ook na zijn breuk met de CPN was Harmsen doordrenkt van de marxistische scholastiek. Alles, zelfs de natuur, werd door de bril van Marx en (vooral) Engels bekeken. Daarvoor hoeft Harmsen zich niet te schamen. Maar hij moet het ook niet ontkennen. Hij mag het woord `ideologie’ dan al veertig jaar niet meer gebruiken, al die tijd was Harmsen wel Marx’ hogepriester in de Lage landen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees