Home The making of a number

The making of a number

  • Gepubliceerd op: 11 oktober 2010
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    A Kuijvenhoven

Op maandag 2 februari 2009 stuurde ik het volgende mailtje naar de Volkskrant: [i]“Geachte redactie, In de krant van vandaag, op pag. 2, staat een foto van de herdenking van de slachtoffers van de Watersnoodramp 1953. In de tekst bij die foto vermeldt u dat “de overstroming van zuidwest Nederland 1835 mensen” het leven heeft gekost. Dat aantal is onjuist. “[/i] Daarop volgde nog een uitgebreide toelichting, waarvan de kern al enige jaren op Wikipedia is te lezen. De chef Binnenlandredactie van de Volkskrant, de heer Raoul du Pre, reageerde nog diezelfde dag: [i]“Het gelijk is ongetwijfeld aan uw zijde. Het bericht dat in de krant stond is aangeleverd door het anp. De redactie heeft de cijfers niet gecheckt. Ik zal uw bericht doorgeven aan onze ombudsman. Hij gaat over de rectificaties.“ [/i] Omdat ik verder niets hoorde, stuurde ik op woensdag 11 februari 2009 een herinnering naar de Ombudsman van de Volkskant, de heer Thom Meens. Die antwoordde de volgende dag en schoof de vraag door naar het ANP: [i]“Ik heb uw opmerking voorgelegd aan het anp. Dat moet in eerste instantie al dan niet overgaan tot rectificatie.“ [/i] Ik had niet verwacht dat de Volkskrant de eigen verantwoordelijkheid zo schuwde. Daarom werd dat mailtje nog diezelfde dag beantwoord: [i]“Hartelijk dank voor uw snelle reactie. Ook is het prettig te vernemen dat u mijn opmerking hebt doorgegeven aan het ANP. Desalniettemin komt het me voor dat de Volkskrant verantwoordelijk blijft voor de gegevens die zij publiceert. Het is toch niet zo dat de Volkskracht zich achter het ANP wil verschuilen?” [/i] Ombudsman Meens wil dat inderdaad niet – hoe kan het ook anders:  [i]“Nee, maar ik wil gewoon van het anp weten hoe het zit.”[/i] Toch laat hij verder niets meer van zich horen. Daarom een maand later maar weer eens gemaild: – [i]“Geachte heer Meens, Weet u al hoe het zit?” – “Nee, en ik kan ze niet dwingen.” – “Maar toch wel eens vragen hoe het ermee staat? – “Nee, in die positie zit ik niet.” – “Ik wel, vind ik. Ik houd wel van kastjes en muurtjes.” [/i] De Volkskrant reageerde verder niet meer. Omdat we ondertussen al zes weken later leefden, kreeg het ANP een kopie van de mails aan de Volkskrant. Helaas, het ANP reageerde helemaal niet. Altijd gedacht dat nieuws bij de feiten begon, maar dat is kennelijk een misverstandje. [u]Hoeveel? 1835 en misschien nog meer[/u] We waren ondertussen vier maanden verder. Hora fugit ! Om uit deze doodlopende stegen te komen, werd er een mailtje naar de redactie van “Entoen.nu” gestuurd. Die beheert immers de Nationale Geschiedeniscanon en zij zeiden dat er zelfs 1836 mensen door de Watersnoodramp waren omgekomen. [i]“Geachte redactie, Bij de Watersnoodramp 1953 staat vermeld dat daarbij 1836 mensen zijn omgekomen. Volgens mij is dat onjuist. Voor een toelichting op deze stelling kunt u het snelst terecht op http://nl.wikipedia.org/wiki/Watersnoodramp_1953 .” [/i] De volgende dag al reageerde de redacteur van “Entoen.nu”, de heer Hubert Slings. Hij bleek zijn informatie te hebben gekregen van het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk: [i]“Beste mensen van het Watersnoodmuseum, Zojuist kreeg ik bijgaand bericht over het juiste aantal slachtoffers van de watersnoodramp. Op jullie site staat 1835. In de canon hebben we 1836 opgenomen omdat er – meen ik – niet zo lang geleden gebleken was dat er in de rampnacht nog een baby’tje geboren en kort daarop verdronken was. De vraag van deze meneer is vooral waar die 40 ontberingsslachtoffers op gebaseerd zijn. Wat kunnen jullie daarover melden? “ [/i] De directeur van het Watersnoodmuseum, de heer Jaap Schoof, mailde daarop Hubert Slings en mij onder meer het volgende : [i]“Op het eind van 1953 werd een officiële lijst met slachtoffers gepresenteerd met 1795 namen, waaronder een aantal namen van hulpverleners en bijv. ook een naam van iemand die “boven aarde” stond. Dit aantal van 1795 is met 40 verhoogd, om voor ons onbekende redenen. Arie Kuijvenhoven zou gelijk kunnen hebben dat dit staat voor zeelieden die zijn omgekomen, maar klopt dan het aantal en waarom zijn de namen dan niet vermeld? Er is ook gesuggereerd dat de 40 staan voor een onbekend aantal mensen dat is overleden naar aanleiding van de ramp, bijv. na een longontsteking, uitputting of infectie van bijv. kadavers/lijken. Geen directe slachtoffers, maar wel slachtoffers. Officieel hebben wij niet kunnen achterhalen waardoor dit aantal is ontstaan. Na het vinden van de “vergeten” slachtoffers hebben we getracht die op de lijst te zetten, maar de instanties die daarover gaan hebben ons meegedeeld dat een en ander afgesloten is en niet meer heropend wordt. “[/i] Hierna volgde een uitgebreide discussie, zowel per mail als per telefoon, die begon met een hartenkreet van directeur Schoof aan zijn medewerkers: “Wie van jullie heeft hier het verlossende antwoord op dit mysterie?” Ze kwamen er niet uit. Daarom stuurde ik op dinsdag 9 juni 2009 een mail naar Hubert Slings: [i]“Geachte Heer Slings, Als vervolg op onze e-mails over bovengenoemd onderwerp hebben Hr. Jaap Schoof en ik maandag 8 juni j.l. uitgebreid telefonisch met elkaar gesproken. Helaas zijn we er toen ook niet uit gekomen. Zoals Schoof in zijn e-mail al schreef, weet hij ook niet waar dat aantal van 40 ongenoemde slachtoffers op steunt. Ik heb daarom geen enkele reden om mijn berekeningen over het aantal slachtoffers van de Watersnoodramp te herzien. Natuurlijk kunnen andere normen tot andere uitkomsten leiden. Zo weten we nagenoeg niets over het aantal gewonden, laat staan over het aantal mensen dat na enige tijd aan hun verwondingen is bezweken. ………… Waar het CBS zijn gegevens vandaan heeft gehaald, is onbekend en zal wel altijd een raadsel blijven. Betreft het verschil zeelieden, dubbeltellingen, verwisselingen, vergissingen of nog iets anders? We weten het niet en dus is het allemaal mogelijk. ……… In mijn eerdere mail heb ik u erop gewezen dat het exacte aantal van 1835/1836/1837 slachtoffers niet alleen onbewezen is, maar bovendien de indruk wekt dat we heel precies weten hoe de ramp is verlopen. Helaas is dat zeer betrekkelijk. Ik kan dat laatste niet vaak genoeg herhalen: we weten over die ramp in feite heel weinig. Veel herinneringen blijken bij controle onnauwkeurig tot onjuist. Verder blijken soms heel andere factoren een rol te hebben gespeeld dan wel wordt aangenomen. ……….. Dat onjuiste informatie waarschijnlijk tot onjuiste conclusies leidt, lijkt me overduidelijk én in geval van een overstroming zelfs levensgevaarlijk. Ook dat is bij de Watersnoodramp 1953 gebleken: menigeen dacht dat het water niet veel hoger zou komen dan tijdens de inundatie in 1944/45, nl. ongeveer een meter in plaats van de twee tot drie meter die het werd. Alles bijeen adviseer ik de redactie van de historische canon om het aantal slachtoffers van de Watersnoodramp 1953 voortaan voorzichtigheidshalve aan te geven als bijna 1800 slachtoffers.” [/i] Schoof liet zich hierdoor niet van de wijs brengen: – “Zijn mening ter kennisname. “ Als je het maar vaak genoeg zegt, schijnt zwart wel eens wit te worden – of omgekeerd. Toch geldt nog steeds dat 1 x 0 evenveel is als 1.000.000 x 0. De redactie van Entoen.nu ging wel overstag, ook al duurde dat nog een tijdje want druk, druk, druk en ook nog met vakantie. In het onderlinge mailverkeer passeerden vervolgens nog diverse omschrijvingen. “Ruim 1800” bleek te ruim. “Bijna 1800” was weer te ver af van het bijna ingeburgerde aantal van “1835”. Uiteindelijk vonden we elkaar in de omschrijving “ongeveer 1800”. Dat getal ligt dicht bij het waarschijnlijk werkelijke aantal slachtoffers en klinkt toch bekend. Sinds de zomer van 2009 staat er op de website van de Nationale Geschiedeniscanon over de Watersnoodramp onder meer het volgende: [i]“Ongeveer 1800 mensen vonden de dood, 72.000 mensen raakten dakloos, 200.000 hectaren land overstroomden.”[/i] Dat was dat. Alleen het losse eindje met de Volkskrant moest nog worden afgehecht. Ombudsman Meens kreeg op 31 juli 2009 dit mailtje: [i]“Geachte heer Meens, Geruime tijd geleden hebben we gecorrespondeerd over het aantal slachtoffers van de Watersnoodramp 1953. Na uitgebreid overleg en aanvullend onderzoek is de omschrijving in de historische canon gewijzigd van “1835” in “ongeveer 1800”. Dat doet veel meer recht aan de werkelijkheid en geeft bovendien aan dat we het niet precies weten. Overigens stond afgelopen donderdag in het katern een stukje over (de schrijver, toev. A.K.) A. M. de Jong, geboren in Nieuw-Vossemeer. In dat stukje stond dat er daar in 1953 100 van de 2000 inwoners zijn omgekomen. Over het aantal inwoners weet ik niets. Het aantal slachtoffers was echter 50. Nog veel, maar wel de helft minder dan het aantal van 100 dat onze dierbare krant de wereld in heeft geslingerd. m.vr.gr. ” [/i] Sommige nieuwsmedia lijken onverbeterlijk. En het zal geen verwondering meer wekken, maar “for the record” zij toch vermeld dat de Volkskrant hierop niet meer heeft gereageerd. [u]Geen 1835, maar hoeveel dan wel? [/u] Daarmee zijn we er natuurlijk nog niet. Want hoeveel mensen zijn er nu “echt” door de Watersnoodramp omgekomen? Als het over een ramp gaat, is ons Rode Kruis ongetwijfeld een autoriteit. Daarom werd allereerst bij die organisatie gevraagd wat nu eigenlijk een slachtoffer van een ramp “is”. Helaas leverde dat geen werkbaar criterium op. Ik werd verwezen naar de hulpinstanties van de overheid. Dus gemaild met Postbus 51, onze nationale vraagbaak, met de vraag : [i]“Welk(e) kriterium/a geldt/gelden bij het vaststellen van het dodelijk slachtofferschap bij een ramp? Anders gezegd: wie wordt gezien als “overleden als gevolg van een ramp”? ……… Ik kan in de “rampenwetgeving” geen officiële regeling daarover vinden. “ [/i] Het bleek een ongedacht lastige vraag. Ging het nu over de procedures, over de identificatie, over de juridische gevolgen, over iets anders? Postbus 51 kwam er niet uit en schoof de vraag door naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, meer precies naar het Directoraat-generaal voor Veiligheid. Dat werkte prima, want al na enkele dagen werd ik gebeld door een deskundig ambtenaar. Ik noteerde het volgende: – Er zijn geen algemene of exacte regels voor het beantwoorden van de vraag of en wanneer iemand geteld moet worden als slachtoffer van een ramp. In voorkomend geval wordt er cf. juridische regels geredeneerd, dat wil zeggen: – er moet een aantoonbaar causaal verband zijn tussen de doodsoorzaak en de ramp, – het doel van de vermelding als slachtoffer voor wat betreft de eventuele aansprakelijkheid moet in overeenstemming zijn met de redelijkheid en de billijkheid die per geval moeten worden bezien. We waren dus nog even ver als aan het begin. Om uit deze doodlopende steeg te geraken, stond er nog maar een weg open: zelf onderzoeken. [u]Wanneer slachtoffer?[/u] Bij het administreren van slachtoffers van een ramp zijn er enkele basisvragen. Allereerst die naar de identiteit. Zeker voor nabestaanden de allerbelangrijkste. Om praktische redenen moeten we die vraag hier buiten beschouwing laten. De andere vragen betreffen de doodsoorzaak en het moment van overlijden. Beide vragen moesten in 1953 natuurlijk beantwoord worden, al was men daarbij minder strikt in de leer dan we nu wel eens denken. [i]Doodsoorzaak [/i]De vraag naar de doodsoorzaak was ook in 1953 vaak lastig te beantwoorden. Dat loste men toen op door te volstaan met de constatering: “overleden bevonden op … (datum)” of door de doodsoorzaak ruim te omschrijven als “omgekomen door of ten gevolge van de ramp”. Daarmee in het midden latend of iemand door verdrinking, door onderkoeling, door verstikking, door een verwonding of door nog iets anders om het leven was gekomen. Dat “andere” kan een natuurlijke doodsoorzaak zijn als een hartstilstand, maar bijvoorbeeld ook verwijtbaar gedrag als nalatigheid, verwaarlozing of zelfs opzet. Gezien de manier waarop sommige overlevenden zijn verhoord, heeft men daar toen kennelijk wel eens rekening mee gehouden. Meer dan vijftig jaar na de ramp is de vraag of iemand “door of ten gevolge van de ramp” is overleden natuurlijk nog lastiger te beantwoorden. We komen meestal niet verder dan “second hand oral history”, dus wat weten overlevenden of hun nabestaanden van de specifieke omstandigheden waaronder iemand de ramp meemaakte en wat waren daarvan voor die persoon de directe gevolgen? Aanvullende informatie kan staan in een overlijdensverklaring, identificatieproces-verbaal, krantenbericht, brief, ansichtkaart, rouwkaart, bidprentje of in andere persoonlijke stukken. Het zijn vaak wel kwetsbare en soms onduidelijke informatiedragers. Veel sterker dan een “zeer waarschijnlijke” doodsoorzaak lijkt dus niet meer mogelijk, maar dat was bij een deel van de “officiële” slachtoffers niet anders. [i]Tijdstip van overlijden [/i] De vraag naar het moment van overlijden is de tweede hindernis. Ook in 1953 ging men niet altijd uit van de dag van de ramp. Voor zover bekend staan er op de slachtofferlijst van het Rode Kruis overigens geen namen van mensen die na 4 februari overleden. Maar we weten dat er bijna bij elke ramp na enige tijd nog mensen overlijden als gevolg van ontberingen, verwondingen, ziekte of gebrek. Hen niet erkennen als slachtoffer van die ramp is een miskenning van lijden en verdriet. En vaak ook van het onthouden van (financiële) steun. Het is in ons land al tientallen jaren gebruik om bij het vaststellen van slachtofferschap bij een verkeersongeval uit te gaan van een termijn van dertig dagen. De praktijk leert kennelijk dat dertig dagen nog een verantwoorde periode is om het verband vast te stellen tussen iemands overlijden en een verkeersongeval. Dit criterium lijkt daarom heel goed bruibaar voor het vaststellen van het aantal slachtoffers van de Watersnoodramp. Waarbij de causale relatie tussen overlijden”en ramp bijvoorbeeld kan worden omschreven met de vraag: “zou iemand, menselijkerwijs gesproken, eind februari 1953 nog in leven zijn geweest als z/hij de ontberingen van de Watersnoodramp niet had hoeven te doorstaan?” [u]Aard en opzet van het onderzoek [/u] [i]Actief of passief [/i] De volgende vraag bij dit onderzoek betrof de opzet: actief of passief? . Bij een actief onderzoek kan gedacht worden aan een speurtocht door de archieven. Daaraan kleven enkele belangrijke bezwaren. Zo is het absoluut onduidelijk in welke archieven er gezocht moet worden. Omdat de evacués over het hele land verspreid raakten, zou eigenlijk elk archief moeten worden bekeken. Praktisch bezien is dat voorlopig onmogelijk. Daarnaast leerde een kort vooronderzoek dat veel vooral medische gegevens niet meer aanwezig zijn. Zonder meer aannemen dat elke evacué die binnen dertig dagen na de ramp overleed, een rampslachtoffer is, leidt tot een wel erg ruim criterium. En dan speelt nog een emotioneel probleem. Lang niet alle nabestaanden van slachtoffers van de ramp willen daaraan herinnerd worden. Actief onderzoek kan al snel als te privacygevoelig worden ervaren. Daarom werd gekozen voor een passief onderzoek, waarbij het initiatief gelegd werd bij de nabestaanden. Met uiteraard als risico dat niet alle “vergeten slachtoffers” worden gemeld. In de Epiloog wordt daarop nog terug gekomen. Deze opzet heeft als voordeel dat de nabestaanden als het ware een eerste selectie uitvoeren. Dat dit selectiemechanisme werkte bleek wel uit mededelingen van sommige melders, dat zij eerst uitgebreid met familie of oude bekenden hadden overlegd. [i]De oproep [/i] Maandagavond 4 januari 2010 werd een persbericht verspreid waarin nabestaanden van zogenaamd “vergeten slachtoffers” werden opgeroepen zich te melden. Dat persbericht werd naar zo veel mogelijk nieuwsmedia in zuidwest Nederland gestuurd. De volgende morgen al bleek er ruime belangstelling voor te zijn. Niet alleen in Zeeland, maar ook in het westen van Noord-Brabant en op de Zuid-Hollandse eilanden. In de weken daarna bleek de oproep via sociale netwerken en via de krantensites tot in het verre buitenland te zijn gehoord. Gezien de gevarieerde herkomst van de reacties mag zonder meer gesteld worden dat de oproep de doelgroep ruimschoots heeft bereikt. [u]De reacties [/u] Vooral per telefoon, maar ook via e-mail en zelfs via de met de hand geschreven brief kwamen er meldingen over “vergeten slachtoffers”. Zoveel mogelijk werd samen met de melder nagegaan of iemand echt “vergeten” zou kunnen zijn of toch al op een lijst stond. Dat laatste bleek enkele keren het geval. Ook werd met de melder nagegaan of z/hij kon helpen bij het zoeken naar verdere gegevens. De bereidheid daartoe bleek erg groot en vaak ook onmisbaar. Melders bleken om verschillende redenen contact op te nemen, maar persoonlijke betrokkenheid als nabestaande kwam het meest voor. Soms was men ooggetuige of hulpverlener geweest. Meer dan een halve eeuw na dato bleken die ervaringen nog zeer sterk te spelen. Vooral een als onrechtvaardig ervaren gang van zaken blijkt een sterke drijfveer. Bij het zoeken en vaststellen van nadere persoonsgegevens werden diverse archieven geraadpleegd. Vaak ging dat via internet, zonodig aangevuld met telefoongesprekken met archivarissen. Enkele archieven werden in persoon geraadpleegd. De reacties kunnen als volgt worden onderverdeeld: [i]1. Al wel bekend – binnen dertig dagen overleden – niet op de slachtofferlijst [/i] Deze categorie meldingen betrof personen die lokaal of binnen de kring van nabestaanden van meet af aan gezien zijn als een rampslachtoffer. Het ging om twee oudere vrouwen en twee militairen. De beide vrouwen woonden aan dezelfde dijk bij Heiningen (N-Br) en waren nagenoeg elkaars buren. Zij overleefden, ondanks dat ze een aantal uren onbeschut in het koude water hadden doorgebracht. Een van hen verloor daarbij wel haar man. Samen met andere drenkelingen werden ze zondagavond of –nacht door militairen geëvacueerd. Een werd direct in een ziekenhuis opgenomen en overleed tien dagen later. De ander werd ziek en wel overgebracht naar een dochter en overleed veertien dagen later. Beide slachtoffers staan vermeld op een gedenkteken respectievelijk op de Hervormde Begraafplaats en op de muur van de Rooms-Katholieke parochiekerk in Fijnaart. Tot dit groepje slachtoffers kunnen ook twee omgekomen militairen gerekend worden. Beide werden tijdens hun werk het slachtoffer van een verkeersongeval op een smalle en gladde dijkweg. De een kwam om in de buurt van Vogelwaarde (Z-Vl.). Hij werd met militaire eer begraven. Op zijn grafsteen staat vermeld: “overleden bij de redding tijdens de waterramp”. De ander was afkomstig uit Rotterdam en kwam, als gids van een Belgische legereenheid, om het leven in de buurt van Nieuw- en Sint Joosland (Walcheren). Gezien de publieke aandacht voor de begrafenis van beide militairen mogen we aannemen dat tijdgenoten hen zagen als rampslachtoffers. [i]2. Niet op de slachtofferlijst – binnen dertig dagen overleden[/i] Tot dit groepje “slachtoffers” kunnen we rekenen een bejaarde man uit Middelharnis, die de rampnacht zittend op zijn zoldertrap doorstond en vervolgens nog uren in natte kleding op een koude zolder verbleef. Hij werd geëvacueerd naar familie in Rotterdam, waar hij tien dagen later overleed. Medische gegevens ontbreken. De tweede persoon is een 33-jarige man uit Sommelsdijk. Hij leed aan hydrocephalie (waterhoofd) en als gevolg daarvan was hij epileptisch, diabetisch en spastisch. Hij raakte ruim twee weken na de ramp in coma en overleed in het ziekenhuis van Enschede. Diverse persoonlijke documenten en de verklaring van overlijden waren nog aanwezig. Het was voor artsen toen niet mogelijk om tijdig de juiste diagnose (in het bijzonder het type diabetes) te stellen. De derde in dit groepje is een 101-jarige man uit Oude Tonge. Hij overleefde de ramp, werd enkele dagen later geëvacueerd en vervolgens overgebracht naar een noodhospitaal in Roosendaal, waar hij eind februari overleed. De overlijdensverklaring is niet aangetroffen. Volgens een achterkleindochter die samen met hem geëvacueerd werd, waren de doorstane ontberingen hem “gewoon te veel”. Opgewerkt moet worden dat in die tijd een man van 101 een hoge uitzondering was. De volkstelling van 1947 telde maar vijftien mannelijke eeuwlingen! De leeftijd van 101 was toen zo uitzonderlijk, dat een commandant van een Rode Kruiscolonne zich 57 jaar later de naam van de man nog goed herinnerde. [i]3. Niet op de slachtofferlijst – later dan dertig dagen overleden [/i] Een voor zijn leeftijd in goede conditie zijnde 90-jarige man uit Nieuwerkerk doorstond de ramp, samen met familie, op de zolder van een deels ingestort huis. Hij werd geëvacueerd, maar overleed op 8 maart 1953. Een langdurig zieke vrouw van 60 uit Sommelsdijk werd kort na de rampdag opgenomen in het overvolle ziekenhuis van Dirksland. Ze kreeg doorligwonden, werd na drie weken ontslagen uit het ziekenhuis en overleed begin juli 1953. Een gepensioneerd politieman uit Middelburg hielp bij de opslag en verdeling van hulpgoederen. Medio juli, op een warme zomermiddag, viel hij van een vrachtwagen en overleed enige uren later. Het ongeval kreeg de nodige publiciteit en officiële aandacht. [u]Namenlijst [/u]De slachtofferlijst kan nu met de volgende namen worden uitgebreid: 1 – Adriana Slikboer-Van Bavinkhoven, oud 74 jaar, Heijningen, overleden op 10 februari 1953 in het noodhospitaal van Roosendaal 2 – Maria A. Leijdekkers-Mulders, oud 68 jaar, Heijningen, overleden op 14 februari 1953 te Wouw 3 – Maarten Blok, oud 21 jaar, dienstpl. militair, Vierpolders, overleden op 10 februari 1953 te Vogelwaarde 4 – Jan van der Schalk, oud 21 jaar, dienstpl. militair, Rotterdam, overleden op 15 februari te Middelburg na ongeval in Nieuw en St. Joosland 5 – Machiel Looij, oud 70 jaar, Middelharnis, overleden op 10 februari te Rotterdam 6 – Gerrit van Lente, oud 33 jaar, Sommelsdijk, overleden op 18 februari 1953 in een ziekenhuis te Enschede 7 – Beschier van Driel, oud 101 jaar, Oude-Tonge, overleden op 26 februari 1953 in het noodhospitaal van Roosendaal. [u]Conclusies [/u] 1. Allereerst kan geconcludeerd worden dat de oproep aan nabestaanden van “vergeten slachtoffers” van de Watersnoodramp van 1953 in brede kring gehoor heeft gevonden. Natuurlijk kunnen er nog nabestaanden van “vergeten slachtoffers” zijn, die de oproep niet hebben gehoord of die er niet op hebben gereageerd. Absolute zekerheid over hun aantal zal daarom nooit worden verkregen. Toch lijkt het niet erg waarschijnlijk dat er nog veel “vergeten slachtoffers” zullen zijn. 2. Alle aangemelde “vergeten slachtoffers” overleden minstens een week na de ramp. Er werd niemand gemeld die op de rampdag zelf zou zijn omgekomen. Het is een aanwijzing dat de Rode Kruislijst in dat opzicht volledig is. 3. Voor zover nu bekend zijn er bij het reddingswerk zeven dienstplichtig militairen omgekomen. Een goede vergelijking is onmogelijk, maar zeven omgekomen militairen lijkt voor een vredesmissie een fors aantal. Het is een aanwijzing dat het reddingswerk bij deze ramp een grote krachtsinspanning vereiste. 4. Vier van de vijf “burgers” waren (zeer hoog) bejaard. De vijfde was zwaar invalide. Het waren kwetsbare mensen die de zware ontberingen niet te boven zijn gekomen. Deze bevinding is in lijn met een eerdere constatering, namelijk dat bejaarden kwetsbaarder zijn geweest voor de watersnood dan mannen en vrouwen ‘in de kracht van hun leven’. 5. Criteria voor het vaststellen van de waarschijnlijke doodsoorzaak en de termijn waarbinnen iemand moet zijn overleden, zijn naar hun aard altijd enigszins arbitrair. Discussie daarover is mogelijk én noodzakelijk. 6. In de slachtofferlijst van het Rode Kruis staan 1795 namen. Daarvan zijn er: – 1788 zijn omgekomen in zuidwest Nederland en – 7 in Noord-Holland (6 op Texel en 1 bij Zijpe/Petten). Twee pasgeboren en omgekomen baby’s ontbreken op die lijst. Daartegenover staat dat sommige rampslachtoffers waarschijnlijk een natuurlijke dood zijn gestorven. Worden de zeven “gevonden slachtoffers” opgeteld bij de bekende 1795, dan komen we vooralsnog uit op een totaal van 1802 slachtoffers. Het lijkt verstandig om rekening te houden met enige onzekerheid en te volstaan met de conclusie dat er ongeveer 1800 mensen zijn omgekomen “door of ten gevolge van de Watersnoodramp van 1953”. 7. Een breder opgezet onderzoek naar aard en kenmerken van de slachtoffers van de Watersnoodramp is dringend aangewezen. Zulk onderzoek zal niet alleen meer duidelijkheid geven over het aantal slachtoffers, maar ook tot aanbevelingen kunnen leiden over prioriteitstelling in geval van een evacuatie of bij het verdelen van schaarse hulpmiddelen. Datzelfde geldt voor tal van andere aspecten van de Watersnoodramp. Want het meest opvallende is toch wel dat we van deze ramp nog zo weinig weten. [u]Epiloog [/u] Zowel in het voortraject als na beëindiging van het onderzoek is ter oriëntatie een klein archiefonderzoek verricht. Het betrof de overlijdensregisters van februari en maart in de jaren 1946 tot en met 1954 van twee gemeenten met een ziekenhuis waar veel evacués werden ondergebracht en van drie door de ramp getroffen dorpen. In de ene gemeente met een ziekenhuis kwamen enkele sterfgevallen voor nader onderzoek in aanmerking. Dankzij de medewerking van een lokale historicus moest worden vastgesteld dat het om natuurlijke overlijdensgevallen ging. In de andere gemeente met een ziekenhuis lijkt er wel sprake te zijn van enkele mogelijke slachtoffers van de Watersnoodramp. Aanvullende (medische) gegevens werden niet aangetroffen en van actief onderzoek werd (voorlopig) afgezien. In een van de drie dorpen bleek niemand in de onderzochte periode te zijn overleden! In de twee andere dorpen lijken er wel iets meer sterfgevallen te zijn geweest dan men verwachten zou, maar het verschil is te klein voor al te stellige uitspraken, terwijl ook hier voorlopig aanvullende (medische) gegevens ontbreken. Alles bijeen kan worden gesteld dat het niet erg waarschijnlijk is dat er nog veel “vergeten slachtoffers” zijn.  Voor zover die er wel zijn, gaat het hoogstwaarschijnlijk om (hoog) bejaarden of om mensen die om andere redenen een kwetsbare fysieke conditie hadden. Het betekent wel dat de Watersnoodramp van 1953 vooral voor ouderen en zwakkeren in het getroffen gebied een zware beproeving is geweest. Zal dat bij de volgende Watersnood ook zo zijn? En wat doen we daar dan aan?

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.