Home Dossiers Wereldleiders Süleyman, de Grote Turk

Süleyman, de Grote Turk

  • Gepubliceerd op: 31 augustus 2010
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Henk Boom
Süleyman, de Grote Turk
Cover van
Dossier Wereldleiders Bekijk dossier

Sultan Süleyman (1494-1566) stond aan de wieg van een Turkse Gouden Eeuw. Zijn buitenlandse veroveringen gingen hand in hand met schitterende nieuwe moskeeën en een tolerante wetgeving. Zelfs zijn Europese vijanden moesten erkennen dat Süleyman een buitengewoon heerser was.

September 1529. Ineens stonden er duizenden kamelen voor de poorten van Wenen. Met vrees en verbazing keken de inwoners, als zij nog niet waren gevlucht, over de muren van hun stad naar een schouwspel dat eerder in een zomers tableau vivant van een joyeuze entree thuishoorde dan in het sombere, herfstige Donau-decor. Mannen gehuld in lange kaftans, getooid met kleurige tulbanden, liepen af en aan. Met zuidwestenwind was het gebrul van de kamelen en het gehinnik van nog eens tienduizenden paarden tot op de Stephansplatz te horen. Een paar dagen later was hun stad omringd door 30.000 witte tenten, getooid met rode en groene banieren, waarvan de meeste werden gesierd door een halvemaan. Alsof Wenen ineens in Anatolië lag.

De tent van sultan Süleyman leek met zijn kleurige doeken van zijde en satijn, meerdere appartementen getooid met siertorens en afgezet met knoppen van massief goud, en met zijn uit Konya meegenomen tapijten meer op een sprookjespaleis dan op een militair hoofdkwartier. Vijfhonderd leden van de imperiale garde waren belast met de bewaking. ‘Mijn leger zal net zo onweerstaanbaar zijn als de golven van de zee,’ had Süleyman kort tevoren in een brief aan de vorst van Polen geschreven.

De situatie leek voor de bewoners van Wenen dramatisch. Verzoeken om versterkingen waren vergeefs geweest. Aartshertog Ferdinand van Oostenrijk wachtte af in Linz. Zijn broer, keizer Karel V, was in Spanje te druk met andere zaken. Op 2 oktober gierden de eerste kanonskogels over de centrale Kärntner Poort in de verdedigingswal. ‘Na enkele dagen met koud weer en beginnende schermutselingen doen de ongelovigen een uitval, die eindigt in dertig afgehakte hoofden en tien gevangenen,’ schreef een Turkse dagboekauteur. ‘Er wordt hevig gevochten, maar omdat er maar weinig mensen aan de strijd deelnemen wordt de vesting niet veroverd.’

Dag na dag golfde aanval na aanval tegen de verdedigingsmuren. Maar de Weners hielden stand. Op 14 oktober viel het Turkse leger voor de laatste keer aan. Opnieuw zonder resultaat. Het was de dag dat het weer omsloeg. Eerder dan normaal viel de winter in. Hoogste tijd voor het leger van Süleyman om terug te keren naar Constantinopel. ‘Wenen heeft de Osmaanse aanvallen met succes weerstaan,’ was de conclusie aan Oostenrijkse zijde. Twee dagen later werd het Turkse kampement opgebroken. Buiten begon het te sneeuwen. Binnen de gehavende muren van Wenen werden drie gevangengenomen spionnen van de sultan gevierendeeld. Terwijl alle kerkklokken luidden, werd in de Stephansdom een feestelijk Te Deum gezongen.

Na een barre, boze tocht door de Balkanlanden keerde het leger van Süleyman op 16 december terug in Constantinopel. In de Süleymanname, de officiële Osmaanse kroniek over het leven van sultan Süleyman, wordt zijn terugkeer beschreven als een glorieuze gebeurtenis. ‘Het volk juicht de sultan toe omdat hij de vijand zo magnifiek en machtig angst heeft ingeboezemd dat die niet in staat is geweest om hem onder ogen te komen in de strijd.’

Dat het oprukkende leger van Süleyman in het najaar van 1529 een verpletterende indruk maakte, lijdt geen twijfel. In zijn biografie over Karel V schreef de Duitse historicus Karl Brandi over een ‘zo grote legermacht als gold het de eindafrekening van het christendom’. De schattingen over het aantal soldaten lopen uiteen. In de meeste bronnen wordt gesproken over 200.000 tot 250.000 man. Andere houden het op 120.000 soldaten, 20.000 kamelen en 400 kanonnen. Zo’n grote en vooral exotische legermacht was niet meer in Centraal-Europa gezien sinds Hannibal in de tweede eeuw voor Christus met zijn olifanten de Alpen had gepasseerd.

Was Wenen het einddoel van de militaire opmars die in mei was begonnen in Constantinopel? Daarover verschillen de historici van mening. In Oostenrijk en Turkije overheerst de opvatting dat de belegering van Wenen slechts was bedoeld als een staaltje machtspolitiek om de Habsburgers angst in te boezemen. Hongaarse historici denken daarentegen dat Wenen, na Belgrado in 1521, Rhodos in 1522 en Boeda (toen nog zonder Pest) in 1526, de prelude had moeten zijn op de definitieve verovering van het christelijke Europa.

De strijd om de hegemonie in Europa tussen sultan Süleyman en keizer Karel V leverde ook na 1529 geen winnaar op. In 1532 rukte het Turkse leger opnieuw op tot aan de Oostenrijkse keizerstad, maar een directe confrontatie op het slagveld met aartsvijand Karel bleef uit en de Turken wisten Wenen opnieuw niet te veroveren. Verder dan de inlijving van Hongarije in 1541 kwam het niet.

Niettemin was Süleyman een groot veroveraar. In totaal leidde hij tijdens zijn sultanaat (1520-1566) dertien militaire campagnes. Van die veldtochten waren er negen gericht tegen het Habsburgse Rijk. Aan de oostgrens kreeg sjah Tahmasp van Perzië met Süleyman te maken. Aan het einde van zijn leven strekte het Osmaanse Rijk zich uit van de Donau tot aan de Eufraat, de Tigris en de Nijl. Dankzij Süleymans militaire exercities groeide het Osmaanse Rijk uit tot een wereldimperium met ruim zestig verschillende etnische en linguïstische bevolkingsgroepen, verdeeld over achtendertig staten en federale republieken op drie continenten.

Des te merkwaardiger is het dat Süleyman in de Europese geschiedschrijving sterk onderbelicht is gebleven, terwijl zijn erfenis overal zichtbaar is. Süleyman liet in Europa meer sporen na dan veel Europeanen willen weten. Het intussen geheel vervallen paleis Neugebäude in Simmering, een buitenwijk van Wenen, werd gebouwd met het grondpatroon van de burchttent van Süleyman. De beroemde thermale baden in Boedapest herinneren aan de gloriejaren toen Hongarije een Osmaanse provincie was. De belangrijkste moskee in Sarajevo werd gebouwd in zijn opdracht. De befaamde boogbrug in Mostar werd naar hem vernoemd.

Al bij zijn geboorte – op 6 november 1494 in Trabzon, ook toen al een belangrijke havenstad aan de Zwarte Zee – werd Süleyman gezien als een belofte voor de toekomst. Zijn vader vernoemde hem naar koning Salomo. De legende wil dat de Koran op de dag van zijn geboorte op een willekeurige bladzijde werd opengeslagen. Het was de bladzijde met soera XXVII (vers 31): ‘Hij is van Salomo en luidt: In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.’ Het was een hoopvol teken. Het pasgeboren prinsje zou de vorst van Juda en Israël in wijsheid, gerechtigheid, weelde en beroemdheid minstens gaan evenaren.

Volgens de islamitische jaartelling kwam Süleyman ter wereld in het jaar 900. De kroniekschrijver Evliya Çelebi zou een eeuw later aan een profetisch gezegde refereren: ‘God zendt aan het begin van elke eeuw een man om Zijn volk te vernieuwen.’ Met de geboorte van Süleyman was die voorspelling volgens hem vervuld. ‘In de 46 jaar dat hij regeerde, onderwierp hij de wereld en maakte hij achttien vorsten schatplichtig.’

Maar sultan Süleyman was meer dan een succesvol krijgsheer. Ondanks alle militaire inspanningen beleefde Constantinopel in al die jaren van confrontatie een Gouden Eeuw. Ook al werd daarover in het christelijke Europa anders gedacht. Cultuur? Beschaving? ‘Een stel barbaren van duistere afkomst,’ was het striemende oordeel van Erasmus.

Maar zo negatief als er over de Turken werd gesproken in de propagandaoorlog, zo positief waren de berichten in de diplomatieke missives over de pracht en praal van de Verhevene Porte, de naam die de sultans aan hun regeringsveste aan de Bosporus hadden gegeven. ‘Het Turkse hof is groots om te zien, maar nog grootser is de sultan zelf,’ schreef de Venetiaanse ambassadeur Bernardo Navagero in 1533. ‘De ogen worden verblind door de schittering van al het goud en de juwelen. Zijde en brokaat glinsteren in flitsende stralen. Wat het meest opvalt aan Süleyman zijn niet zijn golvende kleren of zijn hoge tulband. Hij is uniek onder zijn gelijken omdat zijn houding er een is van een waarlijk grote keizer.’

Door de Europese vorstenhuizen werd Süleyman geroemd als de Grote Turk en de Grand Seigneur. In het Engelstalige jargon veranderde dat in the Magnificent, wat vervolgens in het Nederlands werd vertaald als ‘de Schitterende’ of ‘de Prachtlievende’.

Binnen de grenzen van zijn rijk genoot de sultan absolute macht. Zijn monarchie was ingericht als een gecentraliseerde staat. De sultan wás de Osmaanse staat. Land en bevolking behoorden hem. Officieel heette het rijk devlet-i Ali-i Osmani (‘De Verheven Staat van het huis van Osman’). In het paleis werd hij eerbiedig aangesproken als ‘de schaduw van God op aarde’. Zelf wilde hij bij voorkeur de padisjah-i islam worden genoemd, de soeverein van de islam. Als kalief bekleedde hij het hoogste islamitische gezag. Süleyman ging de Turkse geschiedenis in als ‘Kanuni’ (wetgever), een titel die hij had te danken aan de kanun: een verzameling door hem uitgevaardigde decreten, gebaseerd op de sharia.

Het sultanaat van Süleyman werd gekenmerkt door een hoge mate van religieuze tolerantie, die sterk contrasteerde met de inquisitiepraktijken van de katholieke kerk en de verkettering van de Koran door de protestanten. Joden en christenen in de door de Turken veroverde gebieden moesten weliswaar een speciale belasting betalen, de zogenoemde harac, maar hun werd niets in de weg gelegd bij het nakomen van hun religieuze verplichtingen. Hun religie was immers net als de islam verbonden met de geschiedenis van het boek, dat wil zeggen met het Oude Testament. Toch stapten de bewoners van Bosnië om praktische reden massaal – en zonder dwang – over naar de islam. Bosnië-Herzegovina is nog steeds het enige moslimland in Europa.

Net als zijn overgrootvader, Mehmed II, de sultan die in 1453 Constantinopel had veroverd, presenteerde Süleyman zich als een ware mecenas. Miniatuurschilderkunst, kalligrafie, boekillustratie en boekbinding, keramiek, textiel, tapijten, goudsmeedkunst, cartografie, houtbewerking en bovenal architectuur bereikten in creativiteit, stijl en uitvoering hun hoogtepunt in de jaren dat hij regeerde. De Sülimaniye, de aan Süleyman gewijde moskee in Istanbul die werd gebouwd door hofarchitect Sinan, is nog steeds een van de meest indrukwekkende voorbeelden van architectuur uit die tijd.

In Constantinopel vonden spraakmakende feesten plaats. Architect van die pronkpolitiek was Ibrahim Pasja, de grootvizier (eerste minister) van de sultan en diens zwager sinds zijn huwelijk met Süleymans zuster Hadice. Op zesjarige leeftijd was Ibrahim, van geboorte een Griek, als slaaf verkocht aan het hof van de sultan. Daar ontstond al snel een hechte vriendschap met Süleyman, hetgeen tot een bliksemcarrière in de hofhiërarchie leidde. In 1523 werd hij benoemd tot grootvizier, korte tijd later tot serasker sultan, het hoofd van het keizerlijke leger, en tot beylerbey of gouverneur van ‘Rumeli’: de zuidelijke Balkan. Met die laatste benoeming werd Ibrahim de hoogste autoriteit in alle Osmaanse gebieden in Europa.

De macht en rijkdom die Ibrahim zich in de loop der jaren toe-eigende, waren exorbitant. Alles wat blonk en macht symboliseerde, probeerde hij te verzamelen. Hoogtepunten in zijn omvangrijke collectie waren de drie bronzen beelden van Diana, Apollo en Hercules die hij in 1526 meenam uit het paleis van Matthias Corvinius in de Hongaarse hoofdstad Boeda. Triomfantelijk plaatste hij de beelden voor zijn paleis aan het Hippodroom, nog steeds een open vlakte waaraan de Ayasofya-moskee (de vroegere kerk Hagia Sophia) en de later gebouwde Blauwe Moskee grenzen. Bij zijn huwelijk met Süleymans zuster in 1524 was het twee weken lang een komen en gaan van familieleden en hoge gasten uit binnen- en buitenland.

Ibrahims pronkzucht wekte zelfs de jaloezie van de sultan, die hem probeerde te overtreffen. Uiteindelijk werd zijn grootheidswaanzin Ibrahim fataal. Binnen de meer conservatieve islamitische clan in het regeringspaleis ontstond ontevredenheid over zijn praalzucht. Na terugkeer van een veldtocht tegen de Perzen kreeg hij ruzie met de minister van Financiën over de kosten. Ook vaardigde hij enkele bevelen uit die waren voorzien van het sultanszegel, daarmee de indruk wekkend dat hij op gelijke hoogte stond met Süleyman. In 1536 liet de sultan hem executeren.

Geen menselijke emotie was Süleyman vreemd. Volgens de Venetiaanse ambassadeur Pietro Bragadino zou de sultan verslaafd zijn geweest aan vrouwen. Bragadino had zich kennelijk laten leiden door zijn eigen fantasie en de rondzoemende verhalen over de harem en de honderden concubines uit wie de sultan elke nacht kon kiezen. Alsof hij de zevenhonderd vrouwen en driehonderd concubines die aan koning Salomo werden toegedicht wilde overtreffen.

Het tegendeel was waar. Süleyman brak met de traditie dat een sultan geen huwelijk aanging. Hij werd verliefd op een van zijn slavinnen, met wie hij tot haar dood een monogame relatie zou hebben. Roxelana was haar naam. Zij zou zich met het regeringsbeleid en opvolgingskwesties hebben bemoeid.

Dat er tussen hen sprake was van een vrij heftige relatie weten we uit brieven en gedichten. ‘Mijn sultan, er bestaan geen grenzen aan de brandende smart die door onze scheiding wordt veroorzaakt,’ schreef Roxelana aan Süleyman toen hij weer eens onderweg was. In dezelfde brief liet ze weten hoezeer zij en haar kinderen dagelijks tranen plengden omdat hij niet aanwezig was. ‘Mijn sultan, uw zonen Mir Mehmed, Selim Khan en Abdullah en uw dochter Mihrimah zenden u vele groeten en wrijven hun gezicht in met het stof van uw voeten.’

De sultan liet zich evenmin onbetuigd. Onder het pseudoniem Muhibbi, dat zoveel kan betekenen als ‘Geliefde’, kwam er per kerende post vlammend proza terug: ‘Mijn eigen koningin, mijn alles, mijn geliefde, mijn schijnende maan, mijn intieme metgezel, mijn leven, de heilige wijn die mij het eeuwige leven geeft. Ik wacht op het moment om jou te verheerlijken. Ik zing jouw gebeden, keer op keer. Mijn hart is gevuld met smart, mijn ogen met tranen. Ik ben de minnaar, dat geluk is mijn.’

Minder gelukkig waren de zonen van Süleyman. Twee van hen overleden vrij jong. Zijn lievelingszoon Mustafa verloor in 1553 op 38-jarige leeftijd het leven in een paleisrevolutie. De rivaliteit tussen de overgebleven zonen, Beyazid en Selim, eindigde met de executie van Beyazid en zijn vier zonen toen Süleyman al bejaard was.

Na de uitbundigheid van de eerste decennia van zijn leven werden Süleymans laatste levensjaren gekenmerkt door grote soberheid. Toen Süleyman in 1566 op 71-jarige leeftijd nog één keer ten strijde trok voor een strafexpeditie tegen de Habsburgers in Hongarije, moest hij worden gedragen. Twee dagen voordat zijn leger het fort van Szigetvár veroverde, blies hij de laatste adem uit. Zijn toenmalige hofdichter Mahmud Abdülbâk, bijgenaamd Baki, herdacht hem: ‘De zon is opgekomen; zal de koning van de wereld niet ontwaken uit zijn slaap? Zal hij deze tent niet verlaten zoals de lucht? Onze ogen verkennen de weg. Maar geen enkel teken komt er van de troon, toevluchtsoord van glorie. De kleur op zijn wangen verbleekt, hij ligt daar met uitgedroogde lippen, gelijk een uitgeperste roos zonder vocht…’

Het Osmaanse Rijk bleef tot 1922 bestaan, maar de gloriejaren van Süleymans sultanaat zouden nooit meer worden geëvenaard. In het christelijke Europa werden zijn verdiensten snel vergeten. Met de harde toon in de Turkenpamfletten, die hier in de zestiende eeuw werden verspreid, werd de basis gelegd voor een woordgebruik en een negatief imago dat de Turken tot op de dag van vandaag ten onrechte heeft achtervolgd.

MEER WETEN?

Boeken
Dit artikel is een bewerking van enkele passages uit Henk Booms boek De Grote Turk. In het voetspoor van Süleyman de Prachtlievende (1494-1566), dat deze maand verschijnt bij Uitgeverij Athenaeum. Boom volgt Süleyman op de voet langs Rhodos, Hongarije, Wenen en Turkije, en spreekt met historici over het doel van de Turkse veroveringstochten in Europa. Enkele hoofdstukken zijn gewijd aan de diplomatie in de zestiende eeuw, de strijd om de wereldheerschappij tussen Süleyman en Karel V, en de propaganda van het christelijke kamp. Het laatste hoofdstuk behandelt de erfenis van Süleyman in Bosnië-Herzegovina.

Een van de weinige buitenlandse boeken over Süleyman is Soliman le Magnifique, een biografie van de Franse historicus André Clot. Esin Atil verzorgt in The Illustrated History of Süleyman the Magnificent een bijzonder fraai facsimile van de Süleymanname, inclusief tientallen prachtige miniaturen.

Wie meer wil weten over het sociale leven in het Turkije van Süleyman is goed af met de vier brieven die de Vlaamse gezant Ogier Ghiselin van Boesbeeck in de zestiende eeuw schreef na twee bezoeken aan het Osmaanse Rijk. De Nederlandse en Latijnse teksten, alsmede een uitvoerige toelichting, zijn verwerkt in Vier brieven over het gezantschap Turkije. Wie wil weten hoe Erasmus over de Turken dacht, moet zijn boekje De Turkenkrijg lezen.

Internet
Henk Booms boek wordt vergezeld door de website www.degroteturk.com. Daarop wordt informatie gegeven over het gelijknamige boek en zijn tientallen artikelen, dissertaties, essays en illustraties verzameld over het leven van de sultan en de tijd waarin hij leefde.

Een volledige, Engelstalige en goed verzorgde chronologie van het leven van Süleyman is te vinden op www.paulyonline.brill.nl/public/suleyman. Een kort, maar fraai en bijzonder goed geïllustreerd overzicht van het Osmaanse Rijk staat op www.deanza.edu. Zoek op ‘Suleyman’. De Turkse kunsthistorica Günsel Renda schreef een zeer informatief artikel over de invloed van de Europese kunst op de Osmaanse cultuur, te vinden op www.muslimheritage.com.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.