Home Sterker door sport

Sterker door sport

  • Gepubliceerd op: 20 juni 2021
  • Laatste update 16 mei 2023
  • Auteur:
    Teun Willemse
  • 3 minuten leestijd
Sterker door sport

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Vóór 1900 was sport vooral een eliteaangelegenheid, maar vanaf het begin van de twintigste eeuw reisden beweegpropagandisten stad en land af om het belang van sport voor alle Nederlanders te verkondigen. Een breed gezelschap aan sportbepleiters maakte zich hard voor lichamelijke opvoeding op scholen, de bouw van sportvelden en het organiseren van toernooien. Het doel: Nederland sterker maken. Historicus Jelle Zondag schreef zijn proefschrift over deze propagandisten, die in sportbeoefening de ideale oplossing zagen voor een scala aan maatschappelijke problemen.

Wanneer deed sport zijn intrede in Nederland?

‘Aan het begin van de negentiende eeuw kwamen de eerste balsporten op in Engeland. Dat gebeurde met name op elitaire kostscholen als Eton en Rugby. Sport moest jongens omvormen tot karaktervolle mannen die het Britse imperium konden verdedigen. Halverwege de negentiende eeuw kwamen die sporten ook bij elitaire kostscholen in Nederland terecht, maar pas aan het eind van de negentiende eeuw werd sporten langzaamaan een volksactiviteit. Steeds meer propagandisten begonnen vanaf dat moment het belang van sport uit te dragen.’

Wie waren die propagandisten?

‘Het was een gevarieerd gezelschap van gymnastiekonderwijzers, jeugdwerkers, militairen, artsen en journalisten. Zij deelden de overtuiging dat je door sport − naast een sterk lichaam − deugdelijke karaktereigenschappen kon ontwikkelen. Het zorgde voor moed, wilskracht, samenwerkingsvermogen, verantwoordelijkheid en discipline. Een fitte bevolking zou de arbeidsproductiviteit verhogen en problemen op het gebied van volksgezondheid oplossen. Met pamfletten, lezingen en instructieboekjes probeerden de propagandisten het grote publiek en de politiek daarvan te overtuigen.’

Zagen zij sport dan vooral als nationalistisch instrument?

‘Zeker, ze hadden de ambitie om Nederland sterker te maken met de kracht van sport. Ze benadrukten het militaristische doel: goede sporters zouden goede soldaten zijn. Die ambitie had bovendien koloniale trekken: fitte jongemannen moesten het overzeese rijk verdedigen en rijkdommen uit Indië exploiteren. Tegelijkertijd werd sport gepromoot vanuit het idee dat het verbroedert en mensen bij elkaar brengt. Het was een tegenstrijdig, meerduidig ideaal.’

 ‘Goede sporters zouden goede soldaten zijn’

Stuitten de propagandisten ook op kritiek?

‘Criticasters kwamen vooral uit confessionele hoek. Politici en schoolhoofden hadden weinig belangstelling voor sport en vonden intellectueel onderwijs belangrijker; de ontwikkeling van de geest ging boven de ontwikkeling van het lichaam. Onderling waren de propagandisten het ook niet altijd met elkaar eens. Ze voerden eindeloze discussies over welke vorm van lichamelijke opvoeding het meest gewenst was. Voorstanders van Engelse balsporten ruzieden met bepleiters van Duitse gymnastiek, en scoutingverenigingen bakkeleiden over het nut van het Nederlandse of Engelse scoutingmodel. Het is een duidelijk verschil met het huidige sportklimaat, waarin het NOC-NSF uitdraagt: “Het maakt niet uit welke sport je doet, als je maar beweegt.” Voor de propagandisten was dat niet het geval. De huidige overheidscampagne “Fit op jouw manier” had destijds “Fit op onze manier” moeten heten.’

Zijn er ook overeenkomsten met hoe sport tegenwoordig wordt gepromoot?

‘Op de website van het NOC-NSF staat de leus “Wij maken Nederland sterker met de kracht van sport”. Het idee dat sport een instrument is om het collectieve heil te verbeteren heerst dus nog steeds. Toch is de nadruk steeds meer gaan liggen op de individualistische voordelen van beweging. Lichamelijke opvoeding moet tegenwoordig vooral bijdragen aan de individuele persoonlijkheidsvorming van jongeren. Bovendien is de militante invulling die sportbeoefening vóór de Tweede Wereldoorlog had ook verdwenen.’

Jelle Zondag 

is promovendus bij de Onderzoeksgroep Sportgeschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen, waar hij eerder geschiedenis studeerde. Hij is bestuurslid van Stichting de Sportwereld en redacteur van de Canon van de Lichamelijke Opvoeding. Een handelseditie van zijn dissertatie verscheen eind 2021 mei bij Uitgeverij Boom.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 7 - 2021