Home STELLING: inkomensverschillen

STELLING: inkomensverschillen

  • Gepubliceerd op: 28 augustus 2014
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Anton van Hooff, Ruth Oldenziel, James Kennedy

‘De groei van inkomensverschillen bedreigt de Nederlandse stabiliteit’

 

Anton van Hooff:

‘Nee, ik zie de mensen niet echt in opstand komen. Ik vrees eerder het tegenovergestelde. Dat ze zich neerleggen bij de grote inkomensverschillen en de zelfverrijking van de bestuurders. Dat ze dit beschouwen als iets waar niets aan te doen is, omdat “de markt” nu eenmaal zo zou werken.
In het Romeinse Rijk waren de inkomensverschillen ook enorm. Dat leidde toen eerder tot maatschappelijke stabiliteit dan tot opstanden. De lagere klassen schikten zich namelijk in hun lot, omdat ze geen alternatief zagen. Ze konden weinig anders: de Romeinse maatschappij dreef op cliëntelisme. Je was voor werk en inkomen volledig afhankelijk van degenen die boven je stonden. Dat gold zeker ook voor de enorme aantallen slaven. Die hield men in bedwang door ze over zo veel mogelijk locaties te verspreiden, zodat het bijna onmogelijk werd om collectief in opstand te komen.
Daarbij leert de geschiedenis ons dat mensen pas in verzet komen wanneer bij hen verwachtingen zijn gewekt die vervolgens niet worden waargemaakt. Wanneer machthebbers op dat cruciale moment twijfelen of anderszins zwakte tonen, kan onder de bevolking een revolutionaire nu-of-nooit-stemming ontstaan. Maar in Nederland zie ik eerder een Romeinse vorm van berusting en acceptatie optreden waar het de zelfverrijking van een deel van de elite betreft.’
 
 

Ruth Oldenziel:

‘In de zestiende eeuw kwamen de edelen van de Lage Landen in opstand tegen de Spaanse autoriteiten vanwege de hoge, als onrechtvaardig beschouwde belastingdruk. Ze aanvaardden het gezag van de koning niet langer, omdat Nederlands belastinggeld werd ingezet voor de uitbreiding en het onderhoud van het Spaanse koloniale rijk in Zuid-Amerika. Dat was de druppel die de emmer deed overlopen. Inkomensverschillen speelden daarbij nauwelijks een rol. Die waren in de latere Republiek even groot.
Ook de belastingdruk was in de Republiek relatief hoog. Zo werd een hoge belasting geheven op levensmiddelen als zout en bier, die daardoor vrij duur werden. Maar men was blijkbaar bereid dat te betalen, omdat het de publieke diensten in de Provinciën ten goede kwam. In revolutionaire omstandigheden spelen inkomensverschillen dan ook een minder grote rol dan beeldvorming en bereidheid tot solidariteit.
Ook nu nog kent Nederland grote inkomensverschillen, terwijl de belastingdruk in vergelijking met andere landen relatief hoog is. Het zijn vooral de middeninkomens die de kosten van de verzorgingsstaat moeten ophoesten. Multinationals betalen hier nauwelijks belasting: Nederland is voor hen een belastingparadijs. Nederlanders hebben deze situatie altijd geaccepteerd, omdat ze meenden dat dit goed was voor Nederland. Die perceptie is nu aan het verschuiven, met grote onvrede tot gevolg.’
 
  

James Kennedy:

‘De inkomensverschillen worden in Nederland nog redelijk gelijkgetrokken door ons progressieve belastingstelsel. Maar dat zegt lang niet alles. Want de financiële ongelijkheid zit ’m in Nederland voornamelijk in de grote vermogensverschillen. Door handig te speculeren op de beurs kun je je vermogen enorm laten groeien, zonder dat de toename ervan tot uitdrukking komt in je inkomen voor de belasting.
Mede onder invloed van de Franse econoom Piketty ontstaat nu het besef dat inkomensverschillen misschien anders berekend moeten worden. Want zodra je je realiseert dat 10 procent van de Nederlandse bevolking 60 procent van het totale financiële vermogen bezit, ziet de Nederlandse nivellering er heel anders uit.
Maar dat wil niet zeggen dat we automatisch een grotere instabiliteit kunnen verwachten. Nederland was in de jaren zeventig politiek en sociaal zeer gepolariseerd, terwijl de inkomensgelijkheid in die jaren een historisch hoogtepunt bereikte. Dat had deels met overspannen verwachtingen te maken: veel Nederlanders geloofden dat het nog veel beter zou kunnen worden. Anderen waren het daar niet mee eens, met grote politieke onrust als gevolg. Tijdens de crisis van de jaren tachtig kwam de politiek pas in rustiger vaarwater, en kon geleidelijk aan een brede politieke consensus over het marktdenken ontstaan.’
 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.