Anton van Hooff:
‘Je moet ergens beginnen als je een politiek-economische eenheid tot stand wilt brengen. De invoering van de euro is daarom geen fout geweest. Hoogstens is men naïef geweest om te denken dat alle lidstaten zich netjes aan de regels zouden houden. Maar er waren zoveel beren op de weg dat men waarschijnlijk nooit aan de euro zou zijn begonnen als alles van tevoren netjes was doorgerekend. Ik spreek dan ook liever van een politiek vruchtbare naïviteit.
Deze crisis zal er uiteindelijk toe leiden dat de regels worden aangescherpt, zodat de eenwording in een stroomversnelling terechtkomt. Als de geschiedenis iets uitwijst, dan is het dat politiek-economische integratie altijd een proces is van vallen en opstaan. Dat was al zo in de Oudheid, met de vorming van de Achaeïsche Bond door een groot aantal Griekse stadstaten in de derde eeuw voor Christus.
Dat was niet alleen een politiek-militaire unie. De Grieken hadden ook een gezamenlijke munt. Net als bij onze euro was aan de ene zijde het symbool van de betreffende (stad)staat te vinden, en aan de andere zijde het symbool van de unie. Uiteindelijk heeft die monetaire unie een eeuw standgehouden, tot aan de Romeinse veroveringen. Toen werd de Romeinse dinari de nieuwe standaardmunt.’
Ruth Oldenziel:
‘We moeten niet te dramatisch doen over de euro. Dat de munt in 2002 is ingevoerd, betekent niet dat we er voor altijd aan vastzitten. Bij de invoering waren er al winnaars en verliezers. De munt is er voornamelijk gekomen op aandringen van de Europese handelselite, de multinationals voorop. Andere maatschappelijke en economische sectoren, zoals de vakbonden en de pensioenfondsen, waren de verliezers. Bij de afschaffing van de euro zullen er opnieuw winnaars en verliezers zijn.
Het grote probleem met de euro is dat de monetaire instrumenten van de EU ontoereikend zijn om dit soort crises te voorkomen. De Europese Centrale Bank kan geen eigen beleid maken om de euro effectief te ondersteunen, zoals de Amerikaanse centrale bank dat doet met de dollar. De ECB blijft afhankelijk van aansturing door de dominante nationale overheden binnen de unie. Zolang er geen Europese politieke unie tot stand is gebracht, zal dit zo blijven.
Er bestaat overigens een historisch precedent voor de euro. In 1865 is een Latijnse muntunie tot stand gebracht waarvan aanvankelijk Frankrijk, België, Italië en Zwitserland deel uitmaakten, later aangevuld met andere Europese en ook Latijns-Amerikaanse landen. Deze uitgebreide muntunie heeft formeel tot 1914 – en de facto tot 1927 – gefunctioneerd.’
James Kennedy:
‘De invoering van de euro is een vergissing gebleken, in ieder geval waar het de uitvoering betreft. Het oorspronkelijke ideaal van een gezamenlijke Europese munt was zowel economisch als politiek van aard. Een gezamenlijke munt zou de betrokken landen niet alleen economische voordelen opleveren. Het zou deze landen ook meer op elkaar laten lijken. Economische convergentie zou leiden tot politieke convergentie.
Dat is in het geheel niet gebeurd. Integendeel, er is verwijdering opgetreden tussen de landen in Europa – met name tussen de noordelijke en de zuidelijke regio. Wat je ziet is dat de landen die voor de komst van de monetaire unie zwakke munten en een zwakke begrotingsdiscipline hadden, in fiscaal opzicht zwak zijn gebleven. Hun situatie is zelfs verergerd na toetreding tot de eurozone, omdat het voor deze landen gemakkelijker en goedkoper werd om geld te lenen. Zij zijn zo nog dieper in de schulden geraakt.
Tegelijkertijd bleven de landen die traditioneel een grotere fiscale discipline hadden, zoals Duitsland en Nederland, daaraan vasthouden. Er is op deze manier binnen Europa juist een grotere economische divergentie ontstaan. Dit uit zich in een verdere politieke verwijdering tussen noord en zuid. We zijn nu verder verwijderd van het ideaal van Europese integratie dan vóór de komst van de euro.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees