Home Sponsor bracht voetbalclub Fortuna ’54 in financiële problemen

Sponsor bracht voetbalclub Fortuna ’54 in financiële problemen

  • Gepubliceerd op: 27 juni 2003
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Fons Geraets
  • 8 minuten leestijd

Het betaald voetbal verkeert in een diepe crisis. Veel clubs hebben een miljoenenschuld en vechten tegen liquidatie. Het eerste slachtoffer van de verstrengeling van voetbal en bedrijfsleven was Fortuna ’54 uit Geleen. Het team voetbalde op het hoogste niveau, maar door de ineenstorting van het bouwimperium van de flamboyante zakenman en voorzitter Egidius Joosten ging de club in 1968 jammerlijk ten onder.



 

Op maandagavond 26 juli 1954 was het sportpark in energiestad Geleen spaarzaam verlicht, want de activiteit die er plaatsvond, de eerste betaald-voetbaltraining in Nederland, was clandestien. De selectie van het pasopgerichte Fortuna ’54 trainde onder leiding van de Hongaar Joszef Vereb. De poort van het park was dicht; pottenkijkers waren niet gewenst. De KNVB was namelijk faliekant tegen betaling in het voetbal en overtreders konden rekenen op levenslange schorsingen. Maar de jonge Jean Nelissen – de latere wielerjournalist – klom over de omheining. Ruim veertig jaar later, in 1997, schreef hij erover in Hard Gras: ‘Ze passeren hijgend, ik hoor hen zwaar ademen. De voetballers zien eruit als mijnwerkers. Hun gezichten zijn door de opspattende sintels en het kolengruis inktzwart geworden.’

      Oprichter van Fortuna ’54 was de flamboyante zakenman Egidius ‘Gied’ Joosten. Na de oorlog nam hij samen met zijn broers Jo en Jacques het Geleense aannemersbedrijfje van zijn vader over. In deze tijd van woningnood en wederopbouw had de NV Limburgse Bouwmaatschappij de wind in de zeilen; de betonmolens draaiden op volle toeren.

 

Op 12 maart 1953 zat Joosten op de volle tribune van het Parc des Princes in Parijs voor een wedstrijd tussen in het buitenland spelende Nederlandse profs en het Franse nationale elftal. De opbrengst was bestemd voor het Rampenfonds voor het door de watersnood getroffen Zeeland. De KNVB liet geen middel onbenut om de match te saboteren. ‘De KNVB had toen zeer conservatieve bestuurders,’ zegt oud-televisiecommentator Herman Kuiphof. ‘Die hebben betalingen lang geblokkeerd. Deels uit goede overwegingen, want je begon met betaald voetbal natuurlijk aan een ongewis avontuur. Maar het was niet tegen te houden, omdat onze beste spelers naar het buitenland vertrokken: Bertus de Harder naar Bordeaux, Faas Wilkes naar Inter Milaan, Cor van der Hart naar FC Lille. Ons voetbal zakte af naar een bedenkelijk niveau. Pers en publiek pikten dat niet meer.’

      Tot ieders verbazing won het Nederlandse gelegenheidselftal de watersnoodwedstrijd met 2-1. Joosten sloot zich aan bij de Nederlandse Beroepsvoetbal Bond en wierp zich op als voorzitter. Hij stimuleerde de oprichting van semi-profclubs, die als paddestoelen uit de grond schoten. Op 11 september 1954 was de rebellie compleet toen de wilde bond met een eigen (semi-)profcompetitie begon. Ook de KNVB besefte dat de tijdgeest was veranderd; Joosten kreeg het ancien régime van de KNVB op de knieën.

      Fortuna ’54-manager Huub Adriaans slaagde erin om een aansprekend elftal op de been te brengen. Hij ronselde de betere amateurspelers uit de regio en kocht vedetten in het buitenland. Zijn eerste opzienbarende vangst was doelman Frans de Munck, die hij losweekte van 1. FC Köln. Niet veel later volgden onder meer Cor van der Hart van Lille Olympique en Faas Wilkes van Levante. In Geleen leken de bomen tot in de hemel te groeien.

      In omgekeerde richting drongen de schachten van de staatsmijn Maurits steeds dieper de aarde binnen. Op het complex verrezen cokesfabrieken, elektrische centrales en kraakinstallaties. Het bedrijfsoppervlak groeide uit tot één miljoen vierkante meter, met tweehonderd kilometer spoorlijn, 10.000 man personeel en een dagelijkse productie van 10.000 ton kolen.

      De groei leidde tot een opgeklopt vooruitgangsoptimisme, waarbij Geleen een rol in het vooruitzicht werd gesteld als belangrijkste industrieknooppunt van West-Europa. In dit euforische klimaat – verzinnebeeld door Fortuna, de Romeinse geluksgodin – voelde Joosten zich als een vis in het water. ‘Gied was een dynamische man met ideeën die twintig jaar vooruit lagen,’ zegt voormalig sportjournalist Nino Tomadesso. ‘Door de oorlog had hij het amerikanisme meegekregen. Twintig huizen was voor Gied te weinig; hij bouwde het liefst een hele stadswijk. Hij had als een van de eersten in Nederland een helikopter. Om tijd te winnen.’

      Elke zondag bezocht het gezin Joosten de wedstrijden van Fortuna ’54. Als het team naar Joostens smaak ondermaats presteerde, stapte hij tijdens de rust de kleedkamer binnen. Zijn gebulder was tot op de tribune te horen. In 1957 was Fortuna ’54 de gedoodverfde kandidaat voor het landskampioenschap, maar eindigde als tweede. Ook in de volgende jaren slaagde de ploeg er niet in om de landstitel te behalen. In het seizoen 1959-1960 ontsnapte het sterrenelftal zelfs ternauwernood aan degradatie.

      Belangrijkste oorzaak was het overvolle programma: de competitie, de bekerwedstrijden, de Europacup, interlands en vooral de talrijke vriendschappelijke wedstrijden vergden veel energie. Fortuna was een gewilde sparringpartner voor buitenlandse topclubs. Het regende uitnodigingen voor vriendschappelijke wedstrijden van onder meer Real Madrid, Rio de Janeiro en Galatasaray. ‘Die jongens speelden soms drie of vier wedstrijden per week,’ zegt de toenmalige verzorger Jeu Jöris. ‘Ze reden duizenden kilometers van stad naar stad en van land tot land. Er waren soms maanden dat er niet getraind werd, alleen maar wedstrijden gespeeld. Dat was slopend.’

      De vriendschappelijke ontmoetingen waren noodzakelijk om de begroting sluitend te krijgen, maar ze waren desastreus voor Fortuna’s prestaties. Vaak delfden de doodvermoeide Fortunezen het onderspit tegen degradatiekandidaten als Elinkwijk en Blauw-Wit. Van der Hart: ‘We accepteerden alles. In twaalf jaar heb ik ongeveer duizend wedstrijden voor Fortuna gespeeld voor een salaris van duizend gulden per maand. Twee keer tegen het grote Real Madrid voor een premie van 45 gulden bruto. Een enorme lacher, want er zaten 70.000 tot 80.000 mensen in het stadion. Men heeft zich aan ons verrijkt.’

      De club stond in 1959 op het toppunt van zijn roem. De thuiswedstrijden waren met 20.000 toeschouwers bijna altijd uitverkocht. De NS zette extra materieel in om de supporters naar Geleen te vervoeren.

 

Bankroet

Sittardia

Dood vogeltje

Seniorenwoningen

In 1958 begon Joosten in Heerlen een eigen firma: de Vascomij NV. Hij wilde in de oostelijke mijnstreek op grote schaal goedkope huurwoningen bouwen. De Heerlense stadsbestuurders waren opgetogen, want er stonden achtduizend woningzoekenden op de wachtlijst. De ‘geniale betonconstructeur’ sloot miljoenendeals met de gemeente en stampte woonwijken, torenflats en winkelcentra uit de grond. Keer op keer klopte Joosten bij de gemeente aan voor garantieleningen. Ze werden probleemloos toegekend.

      In 1962 raakte de Vascomij in financiële moeilijkheden. Het gemeentebestuur besloot om nog meer miljoenen in de firma te pompen, maar het bouwimperium was niet meer te redden. In oktober 1966 ging de firma bankroet; honderden werknemers kregen hun ontslag. Directeur Joosten werd wegens wanbeleid, onverantwoorde investeringen en verkeerde calculaties aan de kant gezet. Ook bankiers, de gemeente Heerlen, Provinciale Staten en het ministerie van Volkshuisvesting kregen de volle laag. De nieuwe directie trof een boekhoudkundige puinhoop aan. Accountants berekenden de schuld op 68 miljoen gulden. Het bouwschandaal leidde tot veel maatschappelijke beroering. Een aantal woedende crediteuren stelde Gied Joosten persoonlijk aansprakelijk voor het debacle. Met succes. Op 5 januari 1967 werd hij door de Maastrichtse rechtbank failliet verklaard. ‘De gevolgen waren desastreus,’ zegt zijn oudste zoon Maurice. ‘Zijn filosofie was: mijn zaak is mijn zekerheid. Er was geen verzekering, geen bankrekening – niks. Alles werd via het bedrijf geregeld. Toen hem dat werd ontnomen was er niets voorhanden. Daar heeft het gezin zwaar onder geleden. Er was zelfs geen geld om eten te kopen.’

      De neergang van de Vascomij had grote gevolgen voor Fortuna ’54. De zeven vette jaren waren voorbij. In 1968 eindigde Fortuna op de voorlaatste en Sittardia op de laatste plaats van de ranglijst. Een paar weken later werd bekendgemaakt dat de twee kwakkelende clubs gingen fuseren.

      In hetzelfde jaar begon Joosten opnieuw. Vlak bij Antwerpen richtte hij de General Investment Building Company op. Maar hier raakte hij verstrikt in een web van persoonlijke en zakelijke intriges. Toen er een aanklacht tegen hem werd ingediend, week hij samen met zijn vrouw uit naar Zwitserland. Het kwam hem te staan op een vermelding in het opsporingsregister van Interpol. Toen een Belgische rechter later het faillissement als onrechtmatig bestempelde, eiste Joosten, die weer alles was kwijtgeraakt, een schadeloosstelling van de overheid. Zijn dossier leidde zelfs tot vragen in het parlement. Maar de bureaucratie in België was ondoorgrondelijk en Joosten raakte de weg kwijt in de doolhof van Hof van Beroep, Commissie van de Verzoekschriften, Rechtbank van Koophandel, Openbaar Ministerie, Hoog Comité van Toezicht en ministerie van Justitie.

      Na omzwervingen door Zwitserland, België en Spanje keerde het berooide echtpaar Joosten in 1993 terug naar Nederland. In oktober van dat jaar overleed Joosten. Op zijn bidprentje stond: ‘Consequent en principieel. Strijdend voor recht in de laatste fase van zijn leven.’

      ‘Hij is als een verbitterd en teleurgesteld man gestorven,’ verzucht zijn zoon Maurice. ‘Het was een man met visie, die veel heeft kunnen bewerkstelligen. Helaas zijn er een paar ontzettend vervelende dingen gebeurd, die een enorme stempel op zijn leven hebben gedrukt. De laatste tien jaar van zijn leven was hij straatarm en volkomen afhankelijk van giften.’ Nino Tomadesso: ‘In zijn laatste levensjaar was Gied mentaal gebroken, geknakt. Een dood vogeltje. Het deed me pijn. Als ik bij hem zat, dacht ik: hoe is het mogelijk, zo’n man?’

Op een winterse dag in 1971 deed een terreinknecht een onhandige poging om de kleedruimten van het Mauritsstadion te verwarmen. De hoofdtribune ging volledig in vlammen op. De restanten van de ooit zo fameuze voetbaltempel werden gesloopt en het perceel kwam in handen van een projectontwikkelaar, die er seniorenwoningen bouwde. In 1999 werd aan de rand van de nieuwbouw met enig feestvertoon een monument onthuld. In een plaquette was een hele rits namen gegraveerd van spelers en begeleiders van Fortuna ’54. De naam Egidius Joosten ontbrak.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.