Een geschiedenis van de wereld in 100 voorwerpen
Neil MacGregor
792 p. Spectrum, Є 49,99
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Prettig geschreven boek met een originele invalshoek. Neil MacGregor, directeur van het British Museum, betoogt dat geschiedschrijving zich al te dikwijls baseert op geschreven bronnen, terwijl voorwerpen stiefmoederlijk worden behandeld. En dat terwijl voorwerpen vaak de enige bron zijn uit culturen die het schrift nog niet kenden of die zijn verdwenen. Met prachtige voorbeelden toont MacGregor aan welke verhalen er over een ogenschijnlijk eenvoudig onderwerp te vertellen zijn. Neem het herdenkingsbord uit de Sovjet-Unie dat in 1921 door Lenin en trawanten werd uitgegeven. Daarop zijn een goudomrande arbeider en een al even schitterende fabriek te zien – de paradepaardjes van het communisme. Maar de achterkant van het bord vermeldt dat het oorspronkelijke glazuur stamde uit de keizerlijke porseleinfabriek van tsaar Nicolaas II. De communisten lieten de inscriptie bewust zitten: zo konden er meer borden worden verkocht aan de kapitalistische vijand.
Aan het werk. De opmerkelijke Joodse bijdrage aan naoorlogs Nederland
André Agsterribbe
196 p. AMB, Є 15,00
Wie in dit boek begint te lezen, houdt niet op. Agsterribbe beschrijft in biografische portretten hoe vooraanstaande Joden na de oorlog kleur gaven aan Nederland. Het is verbazingwekkend hoezeer deze overlevenden en kinderen van de Holocaust vorm en richting gaven aan de Nederlandse cultuur en geschiedenis, van Loe de Jong via Harry Mulisch tot aan Hermann Walther von der Dunk, de emeritus hoogleraar in Utrecht. Het portret van de laatste is vrijmoedig en geestig: met zijn springerige haardos en excentrieke levensstijl zou Von der Dunk door studenten weleens verward zijn met de portier. Drift en ongeduld zijn hem niet vreemd; hij zou met zijn vingers op tafel tikken als een ander te lang aan het woord was. Wie zelf in Utrecht heeft rondgelopen is benieuwd waar Agsterribbe deze anekdotes vandaan heeft.
Revolutionair verval
Thierry Baudet en Michiel Visser (red.)
429 p. Bert Bakker, Є 19,95
In 2010 publiceerden de Leidse historici Baudet en Visser de bundel Conservatieve vooruitgang, waarin een aantal vooraanstaande twintigste-eeuwse conservatieven werd geportretteerd. In hun tweede bundel beschrijven zij een reeks denkers uit de achttiende en negentiende eeuw, variërend van de ‘aartsvader’ van het moderne conservatisme Edmund Burke tot de Zwitserse cultuurhistoricus Jacob Burckhardt. Er zijn in deze bundel slechts twee Nederlanders opgenomen: de calvinistische antirevolutionairen Guillaume Groen van Prinsterer en zijn leerling Abraham Kuyper. De meeste portretten zijn leesbaar en goed gedocumenteerd. Jammer dat een kritische toon ontbreekt. Vrijwel alle geportretteerde conservatieven voelden zich verbonden met het christendom en keerden zich tegen het abstracte revolutionaire denken, waarin de mens ‘maakbaar’ werd geacht. Dat de christelijke godsdienst evenzeer doortrokken is van een abstract mensbeeld waarin de mens wordt voorgesteld als ‘zondig’ – daarvoor hebben weinig auteurs oog.
Het Lockheed-schandaal. Wapenindustrie, smeergeld en corruptie
Gerard Aalders
239 p. Boom, Є 19,90
Er wordt in Nederland weleens wat meesmuilend gedaan over Gerard Aalders. Deze historicus en archieftijger heeft zich de laatste jaren als een terriër vastgebeten in de handel en wandel van prins Bernhard. Is hij niet geobsedeerd door zijn onderwerp? Misschien. Maar wie dit boek leest, kan niet ontkennen dat Aalders zijn zaakjes kent. En dat de zaakjes van de prins bepaald duister waren. Hij nam, zoals bekend, steekpenningen aan van de Amerikaanse vliegtuigbouwer Lockheed, maar kwam er nogal genadig vanaf. De commissie van Drie, die de zaak in opdracht van de regering onderzocht, nam genoegen met Bernhards uitleg over zijn corruptie. Bernhard had, denk je na lezing, veel harder gestraft moeten worden dan met een uniformverbod, dat bovendien al snel werd opgeheven.
Vroeger is ook mooi
Marita Mathijsen
Athenaeum-Polak & Van Gennep, Є 17,95
Dit is een bundel lezingen, voordrachten en essays die emeritus hoogleraar literatuurgeschiedenis Marita Mathijsen de afgelopen jaren heeft gehouden. Het zijn gloedvolle pleidooien waar een rode draad doorheen loopt: het verleden moet niet klakkeloos geplunderd worden voor eigen gewin. De meest bekende bijdrage is haar roemruchte Huizinga-lezing uit 2009, waarin ze de toenmalige directeur van het Nationaal Historisch Museum Erik Schilp de oren waste. ‘Het verleden moet zich bescheiden opstellen,’ had Schilp betoogd. Mathijsen: ‘Het verleden mag geen praatjes hebben, het mag niet boven het maaiveld uitsteken, is dus zijn boodschap. Hoe kan een directeur van een nationaal museum zo denken?’ Verder heel aardige opstellen over onder meer Jacob van Lennep en over Haarlem, dat zoveel schrijvers herbergde, onder wie twee ‘grote bluffers’: Willem Bilderdijk en Harry Mulisch.
Baas in eigen Boek? Evolutietheorie en Schriftgezag bij de Gereformeerde Kerken in Nederland (1881-1981)
Hittjo Kruyswijk
Verloren, Є 29,00
Is de aarde in zes dagen geschapen en rustte God op de zevende dag, zoals in bijbelboek Genesis staat beschreven? Daarover hadden de gereformeerde nazaten van Abraham Kuyper lange tijd geen twijfel. Hittjo Kruyswijk beschrijft in deze handelseditie van zijn Leidse proefschrift welke verwarring de evolutietheorie van Charles Darwin stichtte. Kuyper zelf meende nog dat de Bijbel van kaft tot kaft klopte. ‘De Schrift is een organisme. Niets kan erbij. Niets kan eraf.’ Na 1950 begon dat beeld echter te kantelen. De gereformeerde bioloog Jan Lever bracht de gereformeerden bij de tijd. Hij erkende dat de evolutietheorie waarheden bevatte waar zij niet omheen konden. Lever gaf tal van lezingen in het land en maakte de geesten langzaam rijp voor het onvermijdelijke. Alleen in orthodoxe delen van reformatorisch Nederland wordt de evolutietheorie tegenwoordig nog integraal verworpen.
Een staat, twee staten
Benny Morris
Aspekt, Є 17,95
Geen groter kruitvat in de wereld dan het Midden-Oosten. Er waren voor de Tweede Wereldoorlog al spanningen tussen Joden en Arabieren, maar zeker sinds de stichting van de staat Israël zijn die niet van de lucht. De befaamde Israëlische historicus Benny Morris beschrijft de jarenlange lobby voor een Joodse staat bij de Britse mandaathouders in het Interbellum. De Britten bleven dikwijls onbewogen voor de pleidooien de Joden in Palestina ruim baan te geven, bevreesd als ze waren de Arabieren voor het hoofd te stoten. Wie wegwijs wil worden in dit ingewikkelde conflict heeft aan Morris een ideale gids. Ook de uitgebreide poging van de Amerikaanse president Bill Clinton om de Palestijnse leider Yasser Arafat en de toenmalige Israëlische premier Ehud Barak in 2000 te dwingen tot een oplossing komt uitvoerig aan bod. Het leek te lukken, maar het ging, zoals zo vaak, weer mis.
Marius van Houten. Marechaussee en diplomaat
Jos Smeets
288 p. Boom, Є 24,50
Dat de Duitse keizer Wilhelm II in 1918 in Doorn belandde en zijn tijd hier voornamelijk doorbracht met houthakken en dromen over een terugkeer naar Duitsland is welbekend. Minder bekend is dat hij al die tijd werd bewaakt door de marechaussee Marius van Houten. Kort na het einde van de Eerste Wereldoorlog dreigde er enig gevaar dat de keizer ontvoerd zou worden door de geallieerden, die hem wilden laten boeten voor de oorlogsschade. Nadien bestond Van Houtens voornaamste taak uit het weren van opdringerige journalisten en fotografen. Politiehistoricus Jos Smeets maakt duidelijk dat de bewaking van de keizer nog het geringste wapenfeit van Van Houten was. De politieman was zich er al vroeg van bewust dat criminaliteit zich aan geen grens gebonden achtte en stond aan de basis van tal van internationale organisaties, waaronder Interpol.