Laatmiddeleeuwse beambten in Bologna bewaakten de reinheid van hun stad. Dat schrijven Taylor Zaneri en Guy Geltner (Universiteit van Amsterdam) in het tijdschrift Urban History. Het stadsbestuur hanteerde het principe van ‘de vervuiler betaalt’.
Viezigheid in de straten, verstopte leidingen en andere hygiënerisico’s werden in Bologna bestraft. Dat gold ook voor morele vergrijpen zoals prostitutie en gokken, want fysieke en geestelijke vervuiling waren in de ogen van tijdgenoten beide gevaarlijk voor de stad. Net als gevaarlijke gebouwen. Het Ufficio del Fango (‘bureau van vuiligheid’) hield het tussen 1287 en 1383 allemaal in de gaten.
Viezigheid werd beschouwd als een risico, omdat bedorven lucht volgens de heersende medische theorieën het lichaam binnendrong en daar ziekte kon veroorzaken. Dat binnendringen zou gebeuren via de huid en de longen, maar ook via het oog: alleen van kijken naar vuiligheid kon je al ziek worden, zo werd gedacht.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
In de onderzochte periode daalde in Bologna het aantal bestraffingen voor rondslingerend vuil: tussen 1287 en 1323 waren dat er ruim acht per jaar en tussen 1330 en 1347 nog maar tweeënhalf per jaar. Mogelijk kwam dat doordat het rioleringssysteem werd afgedekt, waardoor er minder afval in werd gedumpt.
De autoriteiten van Bologna traden al tegen vervuiling op voordat de Zwarte Dood de stad bereikte.