Home Richard Holmes, ‘De tijd van verwondering.’

Richard Holmes, ‘De tijd van verwondering.’

  • Gepubliceerd op: 11 november 2009
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Hans Renders
  • 6 minuten leestijd

Richard Holmes is de godfather van de moderne biografie, dat wil zeggen van biografieën die met brille geschreven zijn en die tegelijkertijd de toets van de wetenschap kunnen doorstaan. Holmes schreef biografieën van Shelley en Coleridge, maar wereldberoemd werd hij met zijn boek Footsteps (1985). In dit baanbrekende reisverhaal annex levensbeschrijving van Robert Louis Stevenson laat Holmes op indrukwekkende wijze zien dat een literaire vorm goed en deugdelijk bronnenonderzoek niet in de weg hoeft te staan.

In zijn nieuwe boek De tijd van verwondering maakt Holmes duidelijk dat het hem menens is met zijn ambitie om met behulp van biografisch onderzoek de wetenschap te verrijken. En wat is er dan mooier om de wetenschap zelf te voorzien van een biografische achtergrond?

Aangezien Holmes met zijn biografieën van Shelley, Coleridge en Nerval de biograaf van de Romantiek genoemd kan worden, komt het helemaal goed uit dat het begin van de moderne wetenschap ook in de Romantiek is geworteld. De periode vanaf het einde van de achttiende eeuw tot aan het midden van de negentiende eeuw was een ongelooflijk spannende tijd voor biologen, scheikundigen en natuurwetenschappers.

Rouwrituelen
Op 13 april 1769 zette de Brit Joseph Banks voet op het eiland Tahiti. Deze 25-jarige botanicus was een kind van de Verlichting, maar evenzeer leed hij aan de ingekeerde dromerigheid die een voorbode was van de Romantiek. Banks gaf zich tijdens zijn maandenlange verblijf op Tahiti over aan allerlei wetenschappelijke experimenten, hield een journaal bij en toonde zich betrokken bij de luitenant van de expeditie die de leiding had over de vervaardiging van de kaarten: James Cook.

Uit de geschriften van Banks weten we dat de Tahitianen een paar opvallende bezigheden hadden: stelen en surfen, ook al heette dit behendigheidsvermaak op de hoge golven nog niet zo. Hij kwam erachter dat de rouwrituelen op Tahiti begrepen konden worden door er gewoon aan mee te doen. Daartoe kleedde hij zich uit, smeerde houtskool op zijn huid en danste de hele nacht met twee naakte vrouwen en een jongen door het dorp. Er was maar één gebruik dat hij niet kon bevatten en waar hij van walgde, namelijk de gevoelloze gewoonte om pasgeboren baby’s te vermoorden in het kader van geboorteperking.

Banks was onderzoeker op een breukvlak. Als modern antropoloog verplaatste hij zich in de bevolking die hij onderzocht om tot beter begrip te komen, maar tegelijkertijd overwoog hij als een ouderwetse ontdekkingsreiziger een Tahitiaanse jongen mee naar Engeland te nemen om zijn buren in Yorkshire met hun exotische huisdieren de ogen uit te steken.

Na een barre tocht terug naar Engeland (de helft van de bemanning kwam om het leven) arriveerde Banks in Londen. Hij was de held der natie en het eiland Tahiti groeide uit tot een legende. Er werd zelfs een ‘Tahitiaanse revue’ op de planken gebracht, die voorzag in de behoefte van rijke toeschouwers om de inheemse meisjes (die natuurlijk gewoon uit de city kwamen) na afloop ‘antropologisch’ te onderzoeken. Banks had hier vanzelfsprekend niets mee te maken en kort daarop werd hij op de jonge leeftijd van vijfendertig jaar gekozen tot voorzitter van de Royal Society.

Aan de hand van een negental biografische profielen vertelt Holmes hoe de wetenschap in Engeland onder het toeziend oog van de Royal Society tot bloei kwam. Hij verhaalt over sterrenkundige William Herschel, die samen met zijn zus Caroline de grootste sterrenkijker ter wereld bouwde, door de Engelse koning aan de aartsbisschop van Canterbury getoond met de woorden: ‘Kom, bisschop, ik zal u de weg naar de hemel laten zien.’

En over Humphry Davy, scheikundige en dichter, die zo op zijn eigen onderzoek vertrouwde dat hij het als dodelijk bekendstaande distikstofoxide mengde met verwarmd ammoniumnitraat en het vervolgens inhaleerde. Om te zien of zijn taalvaardigheid door deze proef werd aangetast, deed hij verslag van deze actie in dichtvorm. Het experiment lukte, maar tot enige spirituele verrijking leidde het goedje niet.

Davy probeerde het nogmaals nadat hij Vie de Voltaire (1787) van Condorcet had gelezen. De sensatie van het gas was in de lippen en wangen te voelen, maar mooie hallucinaties leverde het nog steeds niet op. Dit tot teleurstelling van zijn vriend en dichter Coleridge, die dankzij zijn opiumgebruik ervaring had met overweldigende belevenissen. James Watt ontwierp voor Davy zelfs een draagbare gaskamer; het leidde uiteindelijk tot een volledig nieuwe wetenschap, de anesthesie.

Met De tijd van verwondering heeft Holmes een thema gevonden waarin hij al zijn kennis heeft kunnen inzetten. Hij weet geschiedenis, natuurwetenschap en literatuur tot een logisch geheel te smeden, en met al zijn ervaring als biograaf laat hij overtuigend zien dat biografisch onderzoek niet noodzakelijk tot een biografie hoeft te leiden, maar evenzeer ingezet kan worden om een bepaalde periode uit de geschiedenis iets anders te interpreteren dan we tot nu toe gewend waren. De Romantiek is niet alleen de periode van ondergaande zonnen en een teveel aan nationale mythes, maar evenzeer de tijd dat avontuurlijke onderzoekers met een wetenschappelijke opleiding de wereld verklaarden.

Frankenstein
In nog een ander opzicht is dit een belangrijk boek. Sinds romancier C.P. Snow een halve eeuw geleden gesproken heeft over ‘the two cultures’, is het idee ontstaan dat er een onoverbrugbare kloof bestaat tussen alfa’s en bèta’s. Daar is in De tijd van verwondering helemaal niets van te merken. Holmes noemt C.P. Snow niet één keer in deze omvangrijke studie, die toch naar eigen zeggen als doel heeft ‘nader in te gaan op de controversiële versmelting van wetenschap met poëzie’. S.T. Coleridge, Walter Scott en William Wordsworth vonden de natuurwetenschappen net zo belangrijk als de letterkunde, en de onderzoekers die Holmes aanhaalt kenmerken zich door hun niet-aflatende ijver om hun wetenschappelijke vondsten in poëzie te vervatten.

In de tijd van de Romantiek werden dichters een wetenschappers eendrachtig gedreven door verwondering over de wereld om hen heen. Het is in dit verband intrigerend hoe er naar aanleiding van de roman Frankenstein. The Modern Prometheus (1818) van de Britse schrijfster Mary Shelley over kunstmatig leven werd gefilosofeerd door schrijvers én natuurwetenschappers.

Joseph Banks overleed in 1820, William Herschel in 1822 en Humphry Davy in 1829. De Royal Society, die zoveel grote wetenschappers gesteund had, zakte in en al in 1831 werd een alternatieve organisatie opgericht: de British Association for the Advancement of Science. In datzelfde jaar begon Charles Darwin aan zijn onderzoeksreis op de Beagle om de Britse wetenschappelijke wereld een kwarteeuw later in beroering te brengen met zijn On the Origin of Species.

Hans Renders is hoogleraar geschiedenis en theorie van de biografie, en directeur van het Biografie Instituut aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Richard Holmes ‘De tijd van verwondering. De ontdekking van de moderne wetenschap’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.