Home REPUBLIEK DER RIVALITEITEN. NEDERLAND SINDS 1813 door Piet de Rooy

REPUBLIEK DER RIVALITEITEN. NEDERLAND SINDS 1813 door Piet de Rooy

  • Gepubliceerd op: 1 mei 2002
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Henri Beunders

Piet de Rooy heeft een verfrissend eenvoudig overzicht geschreven van ‘Nederland sinds 1813’. En daarbij, ‘de man kan schrijven’, om het maar eens actueel uit te drukken. Wat ook verfrissend is, is een nawoord waarin de auteur iets over de eigen voorgeschiedenis vertelt. De Rooy was zoon van een gereformeerde onderwijzer uit Brabant, die verhuisde naar Rotterdam en PvdA; de auteur trok daarna verder naar het nog radicaler Amsterdam om er geschiedenis te studeren. Daar houdt het nawoord op want toen kwam de uitgever binnen, en het resultaat is dit boek ‘dat kennelijk al langer in mijn hoofd zat’. Het is mooi dat het er uit is gekomen.

Het boek is compact, getuigt van grote belezenheid en De Rooy weet als een ware onderwijzerszoon bondig te vertellen, met de nodige snedige en smakelijke citaten en typeringen. Hij geeft leuke details, van het type: de Moerdijkbrug was in 1872 de langste brug van Europa; Colijn rookte 25 sigaren per dag, moest van de dokter de frisse lucht in en ging daartoe in 1934 twee weken naar Duitsland waar hij niet de bossen bezocht maar 17 bioscopen om zich te verdiepen in ‘het Nazi-weezen’.
Daarnaast geeft De Rooy vaak in enkele rake zinnen de kern weer van ideeën en ontwikkelingen, bijvoorbeeld over de gelijktijdige opkomst der arbeidersbeweging en de afname van het gebruik van sterke drank: ‘Voor veel mensen was het leven merkbaar beter aan het worden, zij konden zich idealen gaan veroorloven.’ Hij citeert treffend, ook uit egodocumenten, om de belangrijkste momenten en ontwikkelingen te verlevendigen, zoals het eerste gebruik van het woord zuil. Of hij legt de herkomst van sleutelwoorden uit, zoals de Pacificatie van 1917. (Dat kwam van de Pacificatie van Gent in 1576). De Rooy is nog geen Geert Mak, maar de lezer heeft het boek in luttele uren uit. Wat wil een mens nog meer?
De vraag is wel wie die mens is, voor wie het boek is geschreven. Is hij wetenschapper? Een geïnteresseerde leek? Een eerstejaars student? Eerder de laatste twee categorieën dan de eerste zullen veel profijt hebben van dit boek, dat vooral een sociaal-economische en nog meer een (partij-)politieke geschiedenis is. En dat hoeft geen verbazing te wekken gezien De Rooy’s decennialange beoefening van deze twee disciplines binnen de geschiedwetenschap.

Kinderwetje
Hoe verfrissend het boek ook is, een persoonlijk nawoord kan ook nadelen hebben. De Rooy vertelt het verhaal van zijn ouders en grootouders om zijn fascinatie te verklaren: ‘Hoe ondergaan mensen in hun dagelijks leven de grote veranderingen die we aanduiden als “de geschiedenis”?’ Maar dat is nu net iets waarover de lezer niet zo heel veel aan de weet komt. Op enkele plaatsen komt het persoonlijke leven wel aan de orde, zoals bij het Kinderwetje van Van Houten, of als bijna lyrisch over de verbreiding van de fiets als vervoermiddel wordt verteld. Maar sociale geschiedenis van het dagelijks leven is het boek toch niet echt. Het gaat De Rooy klaarblijkelijk om de sociaal-politieke structuren waarbinnen dat dagelijks leven zich afspeelde. De lezer krijgt meer feiten en cijfers over verzuiling, vakbonden en verkiezingsuitslagen, werkloosheid en BNP te horen dan over het sociale of culturele, laat staan seksuele of geestelijke, leven van die rivaliserende republikeinen.
Als we de lat wat hoger leggen, zijn er ook kanttekeningen te plaatsen. Bij alle vaak lucide kernachtigheid fietst de auteur soms al te soepel om belangrijke vragen heen. Als hij had gezegd: hier volgt een sociaal-politieke geschiedenis, was er nauwelijks kritiek mogelijk geweest. Maar zowel de titel als de ultrakorte beschrijving van de idee van Nederland als staat en natie roepen bijna automatisch vragen op.
‘Republiek der rivaliteiten’ allitereert alleraardigst, maar een korte beschouwing erover had niet misstaan. De monarchie komt, dat is de uitleg wellicht, in het boek spaarzaam en blijkbaar als niet erg belangrijk voor, evenmin als andere centraliserende of nationaliserende ‘momenten van het staatsleven’.
Die waren er volgens De Rooy niet of nauwelijks. Hij noemt Nederland daarom geen staatsnatie maar een cultuurnatie, vooral bepaald ‘door de gestage ontwikkeling van onderlinge omgangsvormen en de groei van een meer homogene samenleving’. Het kenmerk van die samenleving: ‘eenheid in verdeeldheid’. Dit leidde, volgens De Rooy, ‘vooral tot erg veel vergaderen, gevolgd door traag of niet genomen besluiten, te meer daar een duidelijk machtscentrum ontbrak: er was geen vorst wiens wil wet was’. Maar welke rivaliteiten elkaar ook opvolgden – stedelijke en regionale, religieuze en sociaal-politieke – ‘in het algemeen werd vastgehouden aan de gedachte dat er pragmatische compromissen gesloten moesten worden. In die zin was Nederland geen land van verbitterde twisten, maar van aanhoudende rivaliteiten’.

Tweederangsburgers
Wie zal tegenspreken dat dit de praktijk was? Edoch, als een duidelijk machtscentrum ontbrak en er ook geen overkoepelend nationaal idee was, waar kwam dan die onuitroeibare drang tot compromisvorming vandaan? Sproot die alleen voort uit de aangevoerde strijd tegen het water? En waarom scheidden de tweederangsburgers, de katholieken in het toch tamelijk droge zuiden, zich niet gewoon af, of sloten zij zich niet aan bij België? Ook kan men zich afvragen waarom – als cultuur, omgangsvormen en samenleving de sleutelwoorden zijn – de aanpak dan zo sterk historisch-politicologisch is.
Hoe mooi het uitgangspunt van de rivaliteiten ook is, soms smaken de fraaie beschrijvingen van de diverse gekozen tijdvakken toch naar meer, vooral als het gaat over sociaal-culturele ontwikkelingen. Zeker binnen die ene neutrale zuil (zeg maar Telegraaf, Avro), die in de geschiedwetenschap een sterk verwaarloosd terrein is. Deze komt ook bij De Rooy, sterk thuis in de sociaal-democratische zuil, niet helemaal uit de verf. Dit wreekt zich soms, bijvoorbeeld als hij Nederland in de jaren twintig zonder veel uitleg ‘een van de modernste landen van Europa’ noemt. Of als hij de tijd sinds 1950 bespreekt.
In de twintigste eeuw wordt de titel het lastigst, en wordt het buitenland als (machts-) factor een beetje gemist. Want er mocht dan geen sterk machtscentrum zijn, het buitenland vormde wel een sterke macht. Leidde de angst daarvoor niet tot de Pacificatie van 1917? En leidde de Duitse bezetting niet tot die scherpe breuken erna? Was er sindsdien nog wezenlijke groepsrivaliteit in het land dat bijna unisono ‘modern’, pro-Amerikaans en pro-verzorgingsstaat wilde zijn, politiek tot uiting komend in rooms-rode coalitie eerst en ‘poldermodel’ later? Naast de invloed van de neutrale zuil had de buitenlands-politieke dimensie, zeker de ‘amerikanisering’ wel wat meer aandacht kunnen krijgen.
De naoorlogse ontwikkelingen – ontkerkelijking, ontzuiling, het individuelere, vrijere levensgevoel op weg naar een natie van gelijke burgers – past niet helemaal in de opzet van de ‘republiek van rivaliteiten’ tussen georganiseerde groepen. Het is een duidelijke en legitieme keuze, en deze heeft vele voordelen, zoals de bondigheid en overzichtelijkheid. De keuze leidt er wel toe dat de laatste zin van het boek: ‘De oude rivaliteiten zijn in tal van musea bijgezet, aan de nieuwe wordt gewerkt’, bijna als een smeekbede klinkt. Republiek der rivaliteiten heeft dus een zekere beperking in zich voor de naoorlogse periode, die daardoor juist wel de beschrijving wordt van de cultuurnatie die Nederland is (geworden). Daar staat meer dan genoeg tegenover. Want door de fraaie stijl en de beknoptheid is het toch een klein juweeltje van een leesboek over Nederland sinds 1913.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.