Nederlandse IS-strijders hoopten in Syrië iets goed te maken, zo legden ze uit aan Beatrice de Graaf. Ze voelden zich zondig en wilden boete doen. Maar Syriërs zaten niet te wachten op deze ‘verlossers’.
Historicus Beatrice de Graaf stelt de ultieme vraag bij het onderzoek naar terrorisme: wat bezielt jihadstrijders, links- en rechts-radicalen om te moorden? Ze sprak daartoe zowel met Nederlandse als niet-westerse terroristen, allen in detentie.
Dat onderzoek vloeit voort uit haar ongemak met de twee bestaande antwoorden, die vooral zijn toegespitst op islamistische daders. Eerst: ‘Terrorisme heeft niets met de islam te maken, want de islam is een godsdienst van vrede en moslims willen geen terrorisme.’ Terrorisme wordt in dit perspectief gezien als uitdrukking van een gedragsstoornis of van economisch gebrek aan kansen, maar niet als iets dat voortspruit uit een religie. Het tweede antwoord luidt: ‘Terrorisme wordt veroorzaakt door heilige schriften; religieuze terroristen willen Gods wil met geweld afdwingen.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Beide verklaringen schieten tekort. Zo’n veertig veroordeelde islamisten staan niet in verhouding tot het miljoen moslims in Nederland. Maar de islam is zeker een factor. Daarom stelt De Graaf een derde zienswijze voor: ‘Natuurlijk heeft terrorisme ook met religie te maken – maar dan via de weg van de praxis en minder via de weg van het dogma.’
Radicale verlossing lijkt geschreven voor de universitaire leeslijst. De levendigheid wordt bepaald niet gestimuleerd doordat De Graaf de gesprekken met wat zij noemt de ‘terrorismeveroordeelden’ niet als oral history weergeeft; in plaats daarvan schrijft ze uiterst academisch óver die gesprekken. Maar de inhoud staat.
De Graaf toont dat de terroristen zich zondig en schuldig voelden en boete wilden doen. Ze hadden het gevoel dat ze tekortschoten en wilden iets goedmaken, voor hun gemeenschap en voor henzelf – al was het maar voor een plaatsje in het paradijs. De lokroep van de IS-rekruteerders vond gretig onthaal: degenen met het ergste verleden zouden de beste toekomst hebben als ze hun criminele vaardigheden inzetten voor Allah. Van maatschappelijke verliezer naar engel der wrake, op weg naar gratie – het valse concept van ‘radicale verlossing’. Want zo werkte het natuurlijk niet. De meeste Syriërs zaten niet te wachten op deze nieuwbakken ‘verlossers’.
De Graafs eigen christelijke achtergrond zingt in haar slotwoorden mee: zij acht radicale verlossing onwenselijk, omdat die ‘parasiteert op alles wat mooi en goed is aan geloof en overtuiging’. Vermoedelijk daarom behelst haar boek een optimistisch pleidooi om radicalisering tijdig tegen te gaan vanuit de (religieuze) gemeenschap. Hopelijk werkt dat.
Jeroen Vullings is criticus.
Radicale verlossing. Wat terroristen geloven
Beatrice de Graaf
384 p. Prometheus, € 29,99