Home Rabbijn met een missie

Rabbijn met een missie

  • Gepubliceerd op: 1 november 2021
  • Laatste update 13 okt 2022
  • Auteur:
    Rob Hartmans
  • 11 minuten leestijd
Rabbijn met een missie

Rabbijn Menasseh ben Israel verwierf in de zeventiende eeuw een invloedrijke positie in de Republiek. Hij stond in hoog aanzien bij Nederlandse geleerden en ook in het buitenland werd hij geroemd. Hij ontpopte zich zelfs tot adviseur van Oliver Cromwell, de Lord Protector van Engeland.

In 1290 vaardigde de Engelse koning Edward I een edict uit waarin stond dat Joden zich niet langer mochten ophouden in zijn koninkrijk. In de eeuw ervoor waren steeds meer anti-Joodse maatregelen afgekondigd – waaronder de verplichting een speciaal merkteken te dragen –, maar nu werden de Joden zelfs verdreven.

Deze verbanning, die door veel Engelsen werd toegejuicht, werd pas halverwege de zeventiende eeuw ingetrokken. Een belangrijke rol daarbij speelde de Amsterdamse rabbijn Menasseh ben Israel. Hij gold toen als ‘de beroemdste Jood ter wereld’, maar hij is tegenwoordig veel minder bekend, of bekend om de verkeerde reden. Zo wordt hij vaak genoemd als de ‘leermeester’ van Spinoza en zou zijn buurman Rembrandt zijn portret geëtst hebben. Dat zit allemaal net iets anders. En zijn motieven om zich in te zetten voor de Joden in Engeland zullen menig eenentwintigste-eeuwer de wenkbrauwen doen fronsen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Op zijn vijftiende hield hij zijn eerste preek

Op de vlucht

Menasseh ben Israel werd als Manoel Dias Soeiro geboren in 1604. Naar eigen zeggen in Lissabon, maar volgens sommige documenten in de Franse havenstad La Rochelle. Kort voor of kort na zijn geboorte vluchtten zijn ouders uit de hoofdstad van Portugal, dat in 1580 was ingelijfd door Spanje. Aan het eind van de vijftiende eeuw waren Joden in Spanje en Portugal gedwongen te vertrekken of zich te bekeren tot het christendom. Degenen die voor dat laatste kozen werden conversos ofwel bekeerlingen genoemd. De katholieke autoriteiten wantrouwden hen ten zeerste, en ook hun nakomelingen werden als zogenoemde ‘nieuwe christenen’ scherp in de gaten te houden. Al gedroegen ze zich als vrome katholieken, vaak werden ze ervan verdacht marranos (‘varkens’) te zijn, dat wil zeggen Joden die in het geheim de godsdienst van hun voorouders praktiseerden.

De vader van Menasseh ben Israel, Gaspar Rodriques Nunes, had bijna vier jaar opgesloten gezeten in de kerkers van de Spaanse Inquisitie en was verschillende malen gemarteld. In 1597 was hij vrijgelaten. Daarbij waren zijn bezittingen geconfisqueerd en werd hij gedwongen buitenshuis een sanbenito te dragen, een schouderkleed dat ook veroordeelde ketters droegen als ze werden verbrand. De angst weer opgepakt te worden werd Gaspar rond 1604 te veel. Daarom vluchtte hij met zijn tweede vrouw en zijn jonge gezin naar La Rochelle. Ook het katholieke Frankrijk was voor Joden geen gastvrije omgeving, zodat ze zich eind 1613, begin 1614 in Amsterdam vestigden.

De Spaanse Inquisitie dwingt veroordeelde ketters een sanbenito te dragen.

Sefardische Joden, die oorspronkelijk afkomstig waren van het Iberisch schiereiland maar daarvan verdreven waren, kwamen rond 1600 steeds vaker naar de Republiek. Velen hadden eerst in Venetië, Hamburg, Fez of Saloniki gewoond, maar zagen nu een toekomst in het land dat zich had ontworsteld aan de Spaanse heerschappij. Ook tal van ‘nieuwe christenen’ uit Antwerpen trokken hierheen. Aanvankelijk beschouwden de autoriteiten in de Republiek deze nieuwkomers officieel als christenen en deden alsof ze er geen idee van hadden dat die heimelijk het Joodse geloof beleden. Het economisch potentieel van deze ‘gelukszoekers’ werd verwelkomd en verder kneep men een oogje dicht. De Joden in Amsterdam, die voornamelijk op het aangeplempte eilandje Vlooienburg woonden (waar nu de Stopera staat), richtten in 1603 hun eerste gemeente op. Deze werd al snel gevolgd door twee andere, die in 1638 fuseerden tot de Sefardische gemeente Talmud Tora. Vanaf 1619 mochten Joden in Amsterdam officieel hun godsdienst praktiseren, op voorwaarde dat ze hun eigen regels streng naleefden. De religieuze scheidslijnen mochten immers niet vervagen.

Drukker van Hebreeuwse teksten

Gaspar en zijn gezin konden hier dus eindelijk als Joden leven, en Manoel noemde zich voortaan officieel Menasseh ben Israel. Hij bleek heel intelligent en zijn kennis van het Hebreeuws en de Joodse religieuze geschriften was al snel uitzonderlijk groot. Op zijn vijftiende hield hij zijn eerste preek, twee jaar later schreef hij een Hebreeuwse grammatica, waarin hij die taal uitlegde in het Portugees. Vanaf zijn achttiende functioneerde hij als rabbijn, al zou hij die officiële titel pas enkele jaren later krijgen. In datzelfde jaar overleden zijn ouders en in 1623 trouwde hij met een vrouw uit een aanzienlijke Sefardische familie. Hij verwierf zich binnen de Sefardische gemeente in Amsterdam als rabbijn en leraar een invloedrijke positie. In die hoedanigheid zal ook de jonge Baruch Spinoza weleens met hem in contact zijn gekomen, maar in weerwil van wat vaak wordt geschreven, zijn er geen aanwijzingen dat Menasseh ben Israel kan worden beschouwd als diens ‘leermeester’.

Als rabbijn en leraar verdiende Menasseh weinig, zodat hij uitzag naar andere manieren om inkomen te verwerven. Om die reden begon hij in 1626 zijn eigen drukkerij annex uitgeverij. Sinds het eind van de zestiende eeuw waren er in de Republiek enkele drukkers die Hebreeuwse boeken produceerden. Protestantse theologen wilden het Oude Testament bestuderen in de oorspronkelijke taal en waren ook geïnteresseerd in de oude Joodse commentaren hierop. In de zeventiende eeuw, met de komst van veel Joden en het feit dat Joodse drukkers elders in Europa met steeds meer problemen geconfronteerd werden, nam de vraag naar Hebreeuwse teksten sterk toe.

Koning Edward I bepaalt in 1290 dat Joden niet meer welkom zijn in Engeland. Op deze veertiende-eeuwse illustratie bedreigt een man drie Joden met een stok. De Joden dragen een afbeelding van de twee stenen tafelen op hun kleding.

Menasseh was de eerste drukker in Amsterdam die dergelijke boeken op de markt bracht, en de in de loop van de eeuw zou de stad hét centrum van de productie van Hebreeuwse/Joodse boeken worden. Menasseh zou in dertig jaar tijd zo’n 75 boeken drukken en uitgeven, niet alleen in het Hebreeuws, maar ook in het Spaans, Jiddisch en Latijn. Hij produceerde grammatica’s, bijbels en andere religieuze geschriften, en schreef ook zelf verschillende boeken. Zo publiceerde hij studies waarin hij probeerde aan te tonen dat alle schijnbaar tegenstrijdige passages in de Bijbel te verklaren waren met andere passages, en benadrukte hij steeds dat Gods verlossing niet alleen de Joden zou betreffen, maar alle rechtvaardige mensen.

Chique contacten

Als drukker van zeer hoogwaardige boeken, als geleerde en als vraagbaak inzake Joodse onderwerpen stond Menasseh in hoog aanzien bij Nederlandse geleerden, zoals Hugo Grotius, Gerardus Vossius en Caspar Barlaeus, terwijl ook in het buitenland zijn naam werd geroemd. Binnen de eigen Joodse gemeenschap wekte hij naast bewondering ook ergernis. Vooral met de belangrijkste rabbijn, Saul Levi Mortera, lag hij geregeld overhoop. Een van de punten van irritatie was dat Menasseh veel contact had met niet-Joden en zich soms ook mengde in debatten die christelijke theologen voerden, bijvoorbeeld over de vraag of de mens beschikt over een vrije wil of dat alles gepredestineerd was.

De zeer voorzichtige leiders van de Amsterdamse Sefardische gemeente waren bang dat Menasseh hiermee op negatieve wijze de aandacht op de Joden zou vestigen, zodat hun betrekkelijk veilige positie in de Republiek in gevaar zou kunnen komen.

Zolang de Joden uit Engeland werden geweerd, was de komst van de Messias onmogelijk

Op zich leek dat gevaar niet zo heel groot, want juist in deze jaren toonden veel christenen zich bijzonder geïnteresseerd in het Jodendom en werd Menasseh gezien als belangrijke vertegenwoordiger van de Joodse bevolkingsgroep. Toen in 1642 Henriëtte Maria van Frankrijk, de vrouw van de in het nauw gedreven Engelse koning Karel I, in Amsterdam was, wilde ze ook een bezoek brengen aan de Sefardische synagoge. Namens de gemeente was het Menasseh die de vorstin en haar schoonzoon, de latere stadhouder Willem II, welkom heette. Ook zou hij enkele jaren later goede contacten onderhouden met de kleurrijke en hoogst intelligente koningin Christina van Zweden, die bij hem een grote collectie boeken bestelde.

Het bekendst werd Menasseh door zijn inspanningen om de Engelse regering onder leiding van Oliver Cromwell – Karel I was inmiddels afgezet en onthoofd – over te halen Joden weer toe te laten tot Engeland. Hij bepleitte dit in een aantal geschriften. Nadat zijn zoon Samuel een verkenningsmissie had ondernomen, zou Menasseh vanaf september 1655 ruim twee jaar in Londen verblijven. Hij vond een gewillig oor bij Cromwell, die van 1653 tot 1658 als Lord Protector leidinggaf aan een regering van puriteinen – protestanten die zich verzetten tegen het in hun ogen te roomse karakter van het anglicanisme. Menasseh richtte zich in petities tot Cromwell en diens regering, maar sprak het Engelse staatshoofd ook persoonlijk.

Gezicht op de Grote en Portugese Synagoge in Amsterdam. Schilderij door Gerrit Adriaenszoon Berckheyde, circa 1675.

Menasseh trachtte de vele vooroordelen jegens Joden te ontzenuwen. Zo ontkende hij dat zijn geloofsgenoten eropuit waren christenen tot het Jodendom te bekeren, en wees hij erop dat er weliswaar veel Joodse bankiers waren, maar dat die niet allemaal woekeraars waren, en dat trouwens ook veel niet-Joden zich hieraan bezondigden. Verder maakte hij korte metten met de even hardnekkige als kwaadaardige mythe dat Joden christenkindertjes vermoordden om hun bloed in het paasbrood te verwerken. ‘Offers noch bloed worden door Joden gebruikt,’ aldus Menasseh, ‘zelfs bloed dat wordt aangetroffen in een ei is voor hen verboden, laat staan mensenbloed!’

Hij hoopte Cromwell vooral over te halen met het argument dat de komst van Joodse kooplieden, bankiers en investeerders een enorme stimulans voor de Engelse economie zou betekenen. Omgekeerd achtte Menasseh de vestiging van Joden in Engeland ook gunstig voor zijn geloofsgenoten. Om te beginnen was de Joodse wijk in Amsterdam overvol. Bovendien was het gezien de voortdurende wisselende internationale coalities verstandig voor Joodse kooplieden om in verschillende landen voet aan de grond te krijgen.

Wederkeer van de Messias

Maar het belangrijkste motief van Menasseh om alles op alles te zetten om de Engelse regering over te halen Joden weer toe te laten, was van geheel andere aard. In 1650 had hij in het Spaans en Latijn een boek gepubliceerd met als titel De hoop van Israël, dat een jaar later ook in het Engels werd vertaald. Het was onder meer een reactie op een verhaal dat sinds enige tijd de ronde deed, namelijk dat onder de inheemse bevolking van Zuid-Amerika ook Joden waren aangetroffen. Volgens velen zou het hier gaan om nakomelingen van de ‘tien verloren stammen van Israël’, die tijdens de verovering door de Assyriërs (722 v.Chr.) waren weggevoerd. Volgens de profeet Jesaja zou de Messias komen om het volk van God ‘van alle einden der aarde’ naar Jeruzalem te voeren. Volgens sommige Joodse denkers, en ook veel christelijke millenniaristen (die geloofden in de spoedige komst van een 1000-jarig vrederijk), betekende dit dat de Messias pas kon komen als het Joodse volk zich ook daadwerkelijk ‘aan alle einden der aarde’ had gevestigd. Dit wilde dus zeggen dat zolang de Joden uit Engeland geweerd werden, de komst van de Joodse Messias of de wederkomst van Christus onmogelijk was.

Rembrandt heeft vier etsen gemaakt bij de eerste druk van Piedra Gloriosa van Menasseh ben Israel, 1655.

Aanvankelijk had Menasseh enigszins sceptisch tegenover dit millenniarisme gestaan, maar gaandeweg was hij er meer in gaan geloven. Cromwell had weinig op met dit in zijn ogen vage gedoe, maar onder de protestanten in Engeland waren er toch aardig wat mensen die niet graag zouden willen dat het starre Engelse beleid de terugkeer van Jezus zou vertragen. Menasseh speelde hierop in, maar de tegenstand binnen de Engelse politiek en samenleving was groot. Cromwell was voorstander van de toelating van Joden, maar durfde zijn zin niet door te drijven.

Gedesillusioneerd verliet een gebroken Menasseh eind 1657 Londen. Samen met het lichaam van zijn kort ervoor overleden zoon Samuel arriveerde hij in Middelburg, waar hij zelf op 20 november van dat jaar stierf. Niet lang daarna overleed ook Cromwell. Maar tijdens het bewind van de nieuwe koning, Karel II, werd het Joden toegestaan zich in Engeland te vestigen.

–              Rob Hartmans is historicus, journalist en vertaler.

Geen buurman van Rembrandt

Jonathan Israel toont in zijn boek De Joden in Europa (2003) een portret van Menessah ben Israel dat geëtst zou zijn door Rembrandt. Deze prent duikt op internet nog altijd op, waarbij niet zelden wordt vermeld dat Menessah en Rembrandt buren en zelfs goede vrienden zouden zijn geweest. Maar recent onderzoek heeft aangetoond dat de man op de ets niet Menasseh is en dat ze nooit in dezelfde straat hebben gewoond. Buren waren ze dus niet en er zijn geen aanwijzingen dat ze echt bevriend waren.

Dat wil niet zeggen dat ze elkaar niet gekend hebben. Rembrandts huis stond in de Jodenbuurt en de schilder heeft de Joodse drukker en geleerde minimaal één keer geraadpleegd inzake een Joodse tekst op een schilderij. Bovendien heeft hij vier etsen geleverd voor Menassehs boek Piedra Gloriosa (De glorieuze steen) uit 1655, over de profetieën van Daniël. Aanvankelijk had Menasseh hiervoor zelf tekeningen gemaakt, maar in sommige exemplaren van de eerste druk is een vel met vier door Rembrandt gesigneerde etsen opgenomen. Hoe intensief en hartelijk hun samenwerking was is onduidelijk. In de tweede druk zijn de illustraties wel gebaseerd op het werk van Rembrandt, maar door een andere kunstenaar vervaardigd.

Meer weten:

Menasseh ben Israel. Rabbi of Amsterdam (2018) door Steven Nadler is een handzame biografie.

De Joden in Europa 1550-1750 (2003) door Jonathan I. Israel is een goed overzichtswerk.

De boekhandel van de wereld (2019) door Andrew Pettegree en Arthur der Weduwen, over de Republiek als leverancier van boeken.

 

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 11 - 2021