Nederlandse bioscopen dienden in de Eerste Wereldoorlog strikt neutraal te blijven. Maar in de praktijk waren er de nodige partijdige oorlogsfilms te zien.
Vanwege de neutraliteitspolitiek had de Nederlandse regering verordonneerd: ‛Uitingen van partijdigheid in het openbaar, bij monde of geschrifte, behooren achterwege te blijven.’ Dat gold ook voor bioscopen. Het publiek moest vooral niet worden opgehitst voor of tegen een van de strijdende partijen.
De anti-Duitse film Through te Firing Line van regisseur Charles Weston werd daarom in 1915 in Utrecht verboden. ‛Het geheel is zulk een opeenhoping van onwaarschijnlijkheden, dat blijkbaar de bedoeling heeft voorgezeten op slinksche wijze beweerde wandaden ten aanschouw van het publiek te brengen,’ oordeelden legerofficieren die de film hadden gezien.
Maar erg repressief was de censuur doorgaans niet. Films werden pas uit de bioscoop gehaald als er klachten binnenkwamen of spanningen speelden. In Amsterdam kon het Pathé-theater aan de Kalverstraat daarom regelmatig pro-Franse films laten zien, zolang de inhoud niet te agressief was.
In het hele land lijken filmvertoningen vaker op de hand van de Entente te zijn geweest dan op die van Duitsland en bondgenoten. Maar de felste anti-Duitse ‛stookfilms’ waren hier niet of nauwelijks te zien. Met mogelijke censuur in hun achterhoofd gaven bioscoopeigenaren hun geld niet uit aan dat soort producties. Als die verboden werden, waren ze hun investering immers kwijt.
Klaas de Zwaan, Projecties van een wereldbrand. De receptie van de Eerste Wereldoorlog in de Nederlandse bioscopen (1914-1918) (proefschrift Universiteit Utrecht).
Dit artikel is exclusief voor abonnees