Anton van Hooff:
‘Daar ben ik het hartgrondig mee eens. Mijn vrienden in Rusland – die behoren tot de steeds kleiner wordende groep van Russen die nog in democratie geloven – zijn verbijsterd over de verering die Poetin ten deel valt.
Die persoonsverheerlijking komt deels voort uit het feit dat hij de traditionele rol van “vadertje tsaar” op zich neemt. Enerzijds treedt Poetin keihard op zodra het gezag van de staat in het geding is. Mensenlevens tellen dan niet – zie de ramp met de Koersk, de afloop van de gijzeling in het Moskouse theater en de bestorming van de school in Beslan. Zo dwongen ook Iwan de Verschrikkelijke en Peter de Grote respect af. Anderzijds presenteert Poetin zich als de menselijke figuur die gewoon met ontbloot bovenlijf gaat vissen.
Veel Russen zien Poetin als de Verlosser van Rusland; zo hoeven ze zelf geen verantwoordelijkheid te nemen. Hier wreekt zich een constante in de Russische geschiedenis: het ontbreken van burgerlijke tegenkrachten. Er heeft in Rusland nooit een “politiek contract” tussen burgers en vorst bestaan zoals in West-Europa. De tsaren beschouwden Rusland altijd als privébezit. Alleen de Hanzesteden Novgorod en Pskov hadden ooit stadsraden, maar die zijn afgeschaft door Iwan de Verschrikkelijke. In Russische steden zie je daarom nooit historische stadhuizen.’
James Kennedy:
‘Je hoeft niet helemaal terug te keren naar de tijd van Iwan de Verschrikkelijke om parallellen te ontdekken. Rusland heeft een lange autoritaire traditie en de tsaren zijn zeker niet de enige potentaten in de Russische geschiedenis. Zo kun je stellen dat Poetin evenveel heeft overgenomen van de oude Sovjetleiders. Wat echter wel een duidelijke overeenkomst vormt met het tijdperk van de tsaren, is Poetins hechte band met de Russisch-orthodoxe kerk. Ook de tsaren, die zichzelf rechtstreeks plaatsten in de traditie van de oude Byzantijnse en christelijk-Romeinse keizers, legitimeerden hun bewind met een dergelijke politiek-religieuze alliantie. Dit onderscheidt Poetin van zijn communistische voorgangers.
De democratische claims van Poetin vinden we daarentegen niet terug bij de tsaren. Zijn concept van “soevereine democratie” – Ruslands “eigen vorm van democratie” – vertoont juist grote overeenkomsten met Stalins concept van “socialisme in één land”, met een “specifieke Sovjetdemocratie”. Zo was de grondwet die Stalin in 1936 invoerde volgens de Sovjetleider zelf de meest democratische ter wereld. Die democratische pretenties, die zowel de Sovjetleiders als Poetin nodig hadden, en hebben, om hun bewind te legitimeren, waren de tsaren vreemd.
Ten slotte zou je op het gebied van de buitenlandse politiek kunnen zeggen dat Rusland altijd expansionistisch is geweest, ongeacht de staatsvorm.’
Ruth Oldenziel:
‘Ik denk dat die vergelijking historisch niet opgaat. Een belangrijk aspect van Poetins politiek is dat hij de Russen hun nationale trots wil teruggeven. Met dat doel voor ogen heeft hij zelfs een speciale jeugdbeweging opgericht. Georgië en Wit-Rusland probeert hij met het oliewapen weer binnen de Russische invloedssfeer te brengen. En hij heeft fel geageerd tegen de Amerikaanse plaatsing van een raketschild in Polen en Tsjechië, dat de Iraanse nucleaire dreiging moet neutraliseren. Poetin beseft maar al te goed dat dit in de niet zo verre toekomst ook tegen Rusland kan worden ingezet.
Dit heeft allemaal weinig te maken met de oude expansionistische politiek van de tsaren. Zij voerden een politiek van internationalisering, van klassiek imperialisme. Poetins politiek wordt veeleer gekenmerkt door nationalisme – deels als begrijpelijke reactie op de inkapseling van Rusland door de NAVO, begonnen onder de voormalige Amerikaanse president Clinton.
Waar de tsaren hun invloedssfeer naar het Verre en het Midden-Oosten wilden uitbreiden, zie je die drang bij Poetin niet. Hij speelt geen hoog spel waar het Iran betreft. Bovendien lijkt hij zich erbij te hebben neergelegd dat de Baltische staten, Polen en Tsjechië deel zijn gaan uitmaken van de NAVO en de Europese Unie.’