Home Plastic: de geschiedenis van een wondermateriaal

Plastic: de geschiedenis van een wondermateriaal

  • Gepubliceerd op: 26 februari 2020
  • Laatste update 04 sep 2023
  • Auteur:
    Marjolein van Rotterdam
  • 11 minuten leestijd
Plastic flesjes

Het was de grondstof van de toekomst: plastic. Je kon er alles van maken, van grammofoonplaten tot speelgoed en kunstgebitten. Na anderhalve eeuw is het overal aanwezig. Het drijft in de oceanen, is aangespoeld op de stranden en zit in mens en dier. Geschiedenis van een wondermateriaal in negen producten.

Biljartballen in plaats van ivoor

Wie de eerste mens was die met een keu een bal over een tafel stootte is niet bekend. Zowel Engeland als Frankrijk claimt aan de wieg van de biljartsport te hebben gestaan. Al in de zestiende eeuw werd in beide landen een spel gespeeld dat lijkt op het hedendaagse biljart. De ballen die over de tafels rolden waren rood en wit, en gemaakt van ivoor. Razend duur materiaal. In 1863 werd daarom een wedstrijd uitgeschreven voor een goedkoper alternatief.

John Wesley Hyatt stortte zich met hart en ziel op de kwestie. Voor zijn ballen gebruikte hij een mengsel van gomhars – uit de bast van bomen -, de afscheiding van de schellakkever en houtmeel. Hij smeerde ze in met een laag collodium. Ze rolden perfect, maar de ballen hadden één nadeel: ze waren explosief. Als ze elkaar raakten konden ze ontploffen. Pas toen hij kamfer toevoegde, waren ze veilig. Na zes jaar had Hyatt zijn ideale bal. Het materiaal noemde hij celluloid.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Nog altijd worden biljartballen hiervan gemaakt. Celluloid bleek tevens ideaal als vervanging voor dure grondstoffen, zoals schildpad, parelmoer en hoorn. Eind negentiende eeuw kwam er ook een variant die geschikt was voor het vastleggen van foto’s en later ook films.

Plastic lichtknopjes voor elektrische apparaten

Léo Baekeland zou er multimiljonair mee worden – en een excentrieke uitvinder die uiteindelijk alleen nog blikvoer at. De naar de VS uitgeweken Belg bedacht de eerste synthetische kunststof: fenolhars. Hij legde zijn uitvinding in 1909 vast onder de naam bakeliet. Precies in een tijd waarin ook elektriciteit in opkomst was. Dat kwam goed uit. Bakeliet was een slechte elektrische geleider en dus geschikt voor elektrische apparaten, lichtknopjes, stekkers en stopcontacten.

Gemaakt van fossiele of natuurlijke grondstoffen

Sinds halverwege de negentiende eeuw zijn er ‘plastics’, al worden ze niet meteen zo genoemd. Pas sinds 1925 heten ‘vervormbare materialen met een macromoleculaire structuur’ plastics. Ze worden gemaakt van fossiele grondstoffen als aardolie, steenkool of aardgas, of natuurlijke grondstoffen zoals granen. Een macromolecuul is letterlijk een zeer groot molecuul. Het is opgebouwd uit ketens van kleinere moleculen. Dit aaneensmeden heet polymerisatie en wordt meestal uitgevoerd onder hoge temperatuur en druk, en soms met behulp van katalysatoren of hulpstoffen.

Aan het begin van de twintigste eeuw groeide het aantal mensen dat elektriciteit in huis had pijlsnel, en daarmee ook het aantal lichtknopjes – steevast van bakeliet. In 1930 had 70 procent van de Amerikaanse huishoudens elektriciteit. In Nederland was in hetzelfde jaar 94 procent van de gemeenten aangesloten op een elektriciteitsnet. Die groei was onder meer te danken aan Philips-campagnes voor elektrisch licht: ‘Denk Aan Uw Oogen!’ Philips bouwde in 1928 zijn eigen bakelietfabriek, een van de grootste ter wereld. Er werden buizen, radio’s, grammofoonplaten, luidsprekers en telefoons gemaakt, maar ook dienbladen, bekers en asbakken, en later ook het beroemde roomkleurige scheerapparaat The Egg.

Plastic nylonkousen: goedkoop en kreukvrij

In de jaren dertig werd het mogelijk plastic aan te trekken. Vooral nylon leende zich daarvoor. In 1935 lukte het chemiebedrijf Du Pont De Nemours & Co een polymeer te maken met de eigenschappen van zijde. Wallace Carothers ging de boeken in als de bedenker. Op de wereldtentoonstelling van 1939 introduceerde Du Pont nylon dameskousen als het goedkope én kreukvrije alternatief voor zijden kousen. De nylons waren een instantsucces. Op de eerste dag werden al 72.000 paar verkocht, binnen een jaar meer dan 64 miljoen.

Op de eerste dag worden 72.000 paar nylonkousen verkocht

De oorlog doorbrak de vlucht van de nylonkous even, omdat Du Pont werd ingezet voor de oorlogsindustrie. De wonderstof nylon was ideaal materiaal voor parachutes, tenten, touwen, kleding en autobanden.

Tupperware: Ikea van de fifties

Tijdens de oorlog waren nieuwe productietechnieken ontwikkeld, zoals spuitgieten, en die bewezen ook daarna hun nut, onder andere in de landbouw en de gezondheidszorg. Vooruitgang! Doordat auto’s lichter werden, verstookten ze minder. Elke 10 procent minder gewicht leverde 5 tot 7 procent brandstofreductie op. Irrigatiepijpen en landbouwplastic zorgden voor een hogere productie. Voedsel werd dankzij plastic langer houdbaar. Plastic was superlicht, lang houdbaar en goedkoop, en je kon er alles van maken.

Plastic drong ook door tot de huishoudens, met dank aan campagnes en de media. Damesblad Libelle schreef in 1946 een artikel over plastic, ‘het wonderproduct’. Het zat in gordijnen, tafelkleden (makkelijk afneembaar!), vloer- en wandbekleding, draagrekjes, kleding en verpakkingen. ‘NIEUW! Ajax schuurpoeder van top tot teen in plastic! Een handige verpakking die niet roest, niet slipt, niet vlekt, niet krast, niet breekt en… voor Dezelfde Prijs!’

Plastic boterhamzakjes vervingen papier, plastic bekertjes glazen, plastic kammetjes hoornen kammen, elpees van vinyl bakelieten grammofoonplaten. Zelfs tenten en meubels, en later ook toiletartikelen als douchegels, shampoos en tandpasta’s zijn deels van plastic.

Hét symbool voor het huishoudplastic van de jaren na de oorlog was Tupperware, van de Amerikaan Earl Silas Tupper. In 1942 opende deze boerenzoon zijn Tupper Plastics-fabriek, die in de oorlog ook onderdelen voor gasmaskers produceerde. Na de oorlog ging Tupper voor de Tupperization van Amerika: het ‘vertupperen’ van de keuken. Het lukte hem nog ook. Zijn huishoudplastics waren de Ikea-producten van de naoorlogse jaren; in elk huishouden waren ze te vinden. Een prestatie, want Tupperware-bakjes met de befaamde Tupper-seals (deksels die ze luchtdicht afsluiten), borden, bekers en bakbenodigdheden waren niet verkrijgbaar in de winkel. Ze werden alleen op Tupperware-party’s verkocht: bijeenkomsten bij iemand thuis met Tupperware-demonstraties en -verkoop. De gastvrouw kreeg als beloning Tupperware-spullen. Hoe meer er gekocht werd, hoe groter het cadeau.

Plastic tupperware.

Legostenen: handige nopjes

Timmerman Ole Kirk Christiansen in het Deense Billund begon in de jaren dertig speelgoed te maken: trekpoppen, spaarpotten, auto’s en vrachtwagens, allemaal van hout. Toen het plastic verscheen, wilde Christiansen het nieuwe materiaal graag gebruiken. In 1947 kregen hij en zijn zoon Godtfred wat plastic bouwsteentjes in handen. Ze waren bedacht door een Brit, die er patent op had. Twee jaar later brachten ze hun eigen bouwstenen uit. Het nieuwe van Lego waren de nopjes op de bovenkant van de stenen, die precies pasten in de holtes aan de onderkant, waardoor ze stevig vastzaten, maar niet zo stevig dat je ze nooit meer loskreeg. De uitvinding sloeg aan. Overal ter wereld leerden kinderen bouwen met Lego.

Lego was het eerste plastic speelgoedmerk dat in enorme hoeveelheden werd verkocht, maar zeker niet het enige. Ook het merkloze, goedkope speelgoed rukte op. Met containers vol werd het uit verre landen naar Europa aangevoerd. Spotgoedkoop, snel kapot, zo weer vervangen.

Plastic draagtasjes: geen papieren zakken meer

De Zweedse ingenieur Gustaf Thulin bedacht in 1959 het dunne plastic boodschappentasje. De fabriek waar hij werkte, Celloplast, vroeg er een paar jaar later patent voor aan. Het tasje werd een megasucces. ‘Wilt u er een tasje bij?’ werd een normale vraag. Je kreeg ze gratis mee. De uitvinder had het zo nooit bedoeld. Thulin dacht dat zijn uitvinding goed was voor het milieu. Er zouden minder bomen omgezaagd hoeven te worden voor alle papieren zakken waarin tot dan toe de boodschappen mee naar huis gingen. Zo’n plastic tasje was superhandig, woog niets en ging lang mee. Zelf bewaarde Thulin er altijd een opgevouwen in zijn binnenzak.

Plastic uit cassave en suikerriet

Vanwege het milieu komen er steeds meer alternatieven voor plastic, gemaakt van biologische materialen. Er bestond al biologisch ‘plastic-avant-la-lettre’ in de Oudheid, gemaakt uit melk. Het materiaal raakte in vergetelheid, tot het in 1889 opnieuw werd uitgevonden en bekend werd als melksteen of galaliet. Het is reukloos, onoplosbaar in water, biologisch afbreekbaar, antiallergisch, antistatisch en onbrandbaar. En heel goedkoop te produceren: melk een beetje verwarmen en mengen met wat azijn – daar komt het op neer. Tijdens de oorlog verdween het, omdat de melk hard nodig was en er betere kunststoffen kwamen.

Enkele decennia later zijn er opnieuw biologisch afbreekbare plastics. De grondstoffen zijn divers. Zo zijn er plastic zakken uit cassave en flesjes van suikerriet. Als alle kunststoffen vanaf morgen uit biologisch materiaal zouden worden gemaakt, zou hiervoor 5 procent van de in totaal geproduceerde biomassa nodig zijn. Dat lijkt veel, maar de verwachting is dat er technieken komen die alternatieve grondstoffen uit afval en reststromen van de landbouw en voedselproductie kunnen gebruiken.

Maar de tasjes werden vaak maar één keer gebruikt; je kreeg toch steeds weer een nieuwe. Het gevolg: miljarden afgedankte tasjes in het milieu. Geleidelijk begon door te dringen dat het handige en hygiënische tasje een keerzijde had. Ook in Nederland, want al in de jaren zeventig waren er protesten. Toen de stad Utrecht in 1971 de vuilniszak verplichtte, demonstreerde de Aktiegroep Emmer op de Stoep. Ze eisten dat de plicht werd herroepen omdat de vuilniszak schadelijk is voor het milieu en plastic moeilijk afbreekbaar. Intussen kennen steeds meer landen een plastictasjesverbod. Nederland kiest in 2015 voor de verplichting er geld voor te vragen. In 2014 gingen er nog 1,4 miljard tasjes over de toonbank: 260 plastic draagtasjes per persoon per jaar.

Tuinstoelen voor 3 dollar gemaakt

Bijna net zo onontkoombaar als het plastic draagtasje werd de stapelbare stoel uit één stuk. De stoel van polypropyleen met de brede, niet al te stevige poten, de rug met spleten en armleuningen die vastzitten aan de rug. De tuinstoel werd eind jaren zeventig geïntroduceerd.

Er was toen al een hele geschiedenis aan voorafgegaan. Direct na de oorlog stortten verschillende stoelontwerpers zich op een stoel van plastic. Maar geen ontwerp sloeg zo aan als de Grosfillex Resin Garden Chair, ook wel bekend als de Monobloc.

Alleen al in Europa staan er waarschijnlijk meer dan een miljard in tuinen, terrassen en op plekken waar je ze nooit zou verwachten. Iedereen kan ze betalen. De kostprijs is niet meer dan 3 dollar per stuk. Een Italiaanse fabriek maakt er meer dan 10 miljoen per jaar. Ook buiten Europa kom je ze tegen. Sterker nog: het is moeilijk een plek op de wereld te vinden waar ze níét voorkomen. Zowel in de allerarmste streken als in de rijkste gebieden zijn ze niet te missen. Deze stoel is een van de weinige objecten ter wereld die vrij zijn van een context. Een witte plastic stoel op een foto zegt niets over waar je bent en wanneer.

Wie een sigaar aansteekt, heeft kans op een ontploffend gebit

Siliconenborsten: plastic in je lijf

Plastic werd in de twintigste eeuw zo vertrouwd dat mensen het ook toelieten in hun lichaam. Allereerst in hun mond. De eerste kunstgebitten bevatten nog geen plastic. Ze bestonden uit echte tanden in een ivoren houder. De tanden kwamen van jong overledenen, bijvoorbeeld gesneuvelde soldaten. Niemand droeg zijn kunstgebit de hele dag. Veel te pijnlijk! Later werd ivoor vervangen door rubber. Dat ging al beter. Maar pas echt draagbaar werden de gebitten toen rubber schaars werd en de kunstgebittenmakers overschakelden op celluloid. Eén nadeel hadden ze nog wel: ze waren nu brandbaar. Wie een sigaar aanstak maakte kans op een ontploffend gebit. Toen in de oorlog het acryl opkwam, schakelden kunstgebittenmakers over. Acryl is sterk en goed schoon te maken – een verademing.

Daarna kwamen steeds meer kunststof onderdelen het menselijk lichaam binnen: hartkleppen, buisjes, soms hele organen. Later ook protheses van siliconen, rubberachtige synthetische stoffen. Ze waren ideaal voor borstvergrotingen. In de oorlog hadden Japanse prostituees hun borsten al vergroot door er een smeermiddel van vloeibare siliconen in te laten spuiten – met fatale afloop. In 1962 kreeg de 30-jarige Timmie Jean Lindsey het eerste echte borstimplantaat. Vele vrouwen zouden volgen.

Plastic siliconen

Waterflesjes: ingrediënt van plastic soep

Rond het jaar 2000 was kraanwater ‘uit’. Bronwater moest het zijn, en liefst altijd bij de hand. Hippe meisjes liepen met een plastic waterflesje over straat. Tussen 2000 en 2012 verdrievoudigde het aantal verkochte flesjes. Nu gaan in Nederland meer dan een miljard plastic flessen per jaar over de toonbank – de meeste zonder statiegeld. Wereldwijd wordt het aantal verkochte flesjes geschat op 1 miljoen per minuut. Waardoor de plasticproductie naar ongekende hoogte is gestegen. Tot 2015 is naar schatting 8,3 miljard ton plastic geproduceerd – ongeveer 10 procent van de ruwe olie belandt in plastic.

Die 8.300.000.000.000 kilo is er nog steeds. Plastic vergaat niet. Zo’n 6,3 miljard ton ervan is alweer weggegooid, 9 procent wordt gerecycled, 12 procent verbrand. De rest ligt op vuilnisbelten of in de natuur.

Het op zich prima recyclebare wegwerpflesje hoort daar ook bij. Vaak drijft het via rivieren naar zeeën en oceanen. Door de zeestromen blijft het op een paar plekken drijven; daar ontstaat de ‘plastic soep’. De helft van alle zeeschildpadden heeft intussen plastic in zijn ingewanden; elk jaar sterven ten minste 100.000 zeedieren door plastic.

Plastic is overal. Als micro- of nanodeeltje zelfs in onze poep. Waarschijnlijk veroorzaakt door het eten van vis. Uit onderzoek bij dieren is bekend dat de minuscule plasticdeeltjes schadelijk zijn voor de gezondheid. Bij mensen moet het nog worden onderzocht.

Een wereld zonder plastic is niet meer denkbaar. Plastic is nog steeds goedkoop, gemakkelijk, licht en lang houdbaar. Het frisse is er wel een beetje af. We weten nu ook dat die mooie eigenschappen precies de eigenschappen zijn die zorgen dat plastic ook een van de grootste milieurampen van onze tijd is.

Meer weten

  • Plastic. Van zegen tot vloek (2019) door Ellen van Donk (red.). Te downloaden via https://tinyurl.com/t5flwgo.
  • Plastic. The Making of a Synthetic Century (1996) door Stephen Fenichel.
  • Plastic soup atlas van de wereld (2018) door Michiel Roscam Abbing.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 3 - 2020