Home ‘Pas op als men spreekt over dekoloniseren’ 

‘Pas op als men spreekt over dekoloniseren’ 

  • Gepubliceerd op: 26 maart 2021
  • Laatste update 13 okt 2022
  • Auteur:
    Bas Kromhout
  • 7 minuten leestijd
‘Pas op als men spreekt over dekoloniseren’ 

De Britse letterkundige en schrijver Helen Pluckrose waarschuwt in haar boek Cynical Theories voor bepaalde geesteswetenschappelijke theorieën over rasgender en identiteitVolgens die theorieën – samengevat onder de noemer Critical Social Justice – beschikken gemarginaliseerde groepen over unieke, identiteitsgebonden kennis. De stemmen van vrouwen en zwarte mensen zouden zwaarder tellen dan de ‘witte’ en ‘westerse’ wetenschap, waar de nadruk ligt op empirisch onderzoek en objectiviteit. Waar deze theorieën in de praktijk toe kunnen leiden, ervoer Pluckrose aan de Londense universiteit waar zij onderzoek deed naar middeleeuwse geschriften. 

U noemt zichzelf een academische banneling. Hoe dat zo? 

Ik deed onderzoek naar vrouwelijke religieuze schrijvers in de late Middeleeuwen en vroegmoderne tijd. Ik wilde erachter komen hoe zij hun weg vonden in een patriarchale samenleving. Maar dat onderzoek kon ik aan de universiteit niet doen zonder gebruik te maken van Critical Social Justice-theorieën waarvan ik de geldigheid betwijfel. Ik geloof bijvoorbeeld niet dat sekse en gender puur sociale constructies zijn. Ik geloof dat verschillen tussen mannen en vrouwen werkelijk bestaan, en dat sommige divergenties in de geschiedenis mede hierdoor worden verklaard. Het was niet echt toegestaan om zulke dingen te zeggen. Ik moest het juiste soort feminist zijn. Ik ben zelfs beschuldigd van white supremacy, simpelweg omdat ik geïnteresseerd ben in veertiende-eeuws Engeland, waar vrijwel iedereen blank was. Dus ik vond het erg lastig om te opereren binnen de geesteswetenschappen.’ 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Gaven uw professoren u helemaal geen ruimte om uw eigen ideeën te volgen? 

‘Tot op zekere hoogte wel. De docent die me over postmodernisme heeft geleerd bleef met me in contact en was een tijdlang erg tolerant tegenover mijn afwijkende opvattingen. Voor haar heb ik veel respect. Maar als ik in mijn academische werk bijvoorbeeld evolutionaire psychologie gebruikte, dan werd dat problematisch genoemd.  

Mij werd verteld dat het problematisch is om te zeggen dat mensen niet van nature racistisch zijn. Volgens neurobiologen denken en reageren we tribaal, maar heeft ons brein geen racistische bedrading ontwikkeld, simpelweg omdat een paar duizend jaar geleden bijna iedereen nog zwart was. Maar ik kon dat binnen mijn vakgroep niet zeggen, zo werd me te verstaan gegeven, want dan zou ik zwarte gemeenschappen in Amerika boos maken. Waarom? Wat heeft dat te betekenen? Als je nooit biologie of natuurwetenschap mag gebruiken, of nooit mag beweren dat genderverschillen werkelijk bestaan, dan is het heel lastig om nauwkeurig onderzoek te doen.  

Ik heb er nog over gedacht mijn promotieonderzoek te doen naar middeleeuwse handschriften, waarbij ik alleen maar hoefde te transcriberen en vertalen. Dan hoefde ik op niemands ideologische tenen te staan. Maar dat is uiteindelijk niet waar mijn interesse ligt. Dus heb ik besloten mijn heil buiten de academie te zoeken. En ik moet zeggen dat ik nu veel gelukkiger ben. 

Ziet u ook in het vakgebied geschiedenis een opkomst van sociaal-constructivistische theorieën?  

‘Ik zie dat sommige historici er redelijk omheen weten te zeilen. Zo publiceerde een vrouwelijke historicus recentelijk een erg goede analyse van het laatmiddeleeuwse patriarchale systeem, waarin ze stelde dat we daar een simplistische voorstelling van hebben. Maar over het algemeen raak ik steeds vaker in oppositie met historici die hedendaagse Critical Social Justice-theorieën gebruiken. Deze theorieën zijn gebaseerd op het postmodernistische idee dat alle kennis niet alleen een culturele constructie is, maar ook de uitkomst van een machtsrelatie die in stand wordt gehouden door discoursen, oftewel de manier waarop we over dingen praten. Objectiviteit bestaat niet volgens de theoretici en moet ook niet worden nagestreefd. Het was ooit de regel dat je niet met de waarden van jouw eigen tijd naar het verleden moest kijken. Tegenwoordig is het bijna een vereiste om dat wel te doen. Dus ja, ik maak me zorgen om het historische vakgebied. 

Het is toch onmogelijk om als onderzoeker objectief te zijn? 

‘Hoewel je er nooit zeker van moet zijn dat je de objectieve waarheid hebt bereikt, is dat wel waarnaar je moet streven. Dat is niet alleen zo bij geschiedschrijving, maar bij alle wetenschappen. Ondanks het feit dat ik een atheïstische vrouw in de eenentwintigste eeuw ben, kan ik toch veel begrijpen van de geschriften van Julian van Norwich of Margery Kempe, katholieke vrouwen uit de late Middeleeuwen. Ik kan me in hen inleven en begrijpen hoe zij de wereld zagen, en dat vrij nauwkeurig relateren aan hun sociaal-economische positie. Niet volledig accuraat, maar ik kan een eind komen. Het doel moet zijn om de waarheid zo dicht mogelijk te naderen. Niemand heeft er iets aan als je alleen maar de elementen van patriarchale onderdrukking en racisme eruit pikt die passen bij jouw eigen postkoloniale narratief.’ 

Een probleem is wel, dat ook bronnen bevooroordeeld zijn. 

‘Dat is zo, maar wat is de beste manier om dat te corrigeren? Volgens de aanhangers van Critical Social Justice hebben witte, mannelijke stemmen altijd gedomineerd, en daarom is het nu tijd dat we luisteren naar de stemmen van vrouwen en zwarte mensen en transseksuelen. Maar door de vooroordelen van de een te vervangen door de vooroordelen van de ander, kom je niet dichter bij de waarheid. Daar heb je empirisch onderzoek voor nodig.  

Een goed voorbeeld is hoe we lange tijd hebben gedacht dat de Zwarte Dood meer mannelijke dan vrouwelijke slachtoffers maakte. Dat leek plausibel, want mannen hebben een minder robuust immuunsysteem – daarom sterven er waarschijnlijk ook meer mannen dan vrouwen aan corona – en er waren verschillende historische bronnen die het bevestigden. Maar toen deden archeologen opgravingen op kerkhoven, waaruit bleek dat er evenveel vrouwen als mannen aan de pest overleden waren. Dat de bronnen anders beweren, komt waarschijnlijk doordat mannen meer in de publieke ruimte opereerden dan vrouwen, en hun afwezigheid dus meer opviel. Daar zijn we achter gekomen dankzij empirische wetenschap. 

Het is toch goed om in je bronnenonderzoek zoveel mogelijk verschillende stemmen te laten klinken? 

‘Op zichzelf wel. Zo ben ik enthousiast over het werk van historici die ondanks de schaarse overgeleverde geschriften van vrouwen zelf, toch een beeld weten te schetsen van vrouwelijke activiteiten in het verleden. Veel van onze kennis hierover komt uit preken, waarin stond wat vrouwen niet moesten doen. Dat is een waardevolle vooruitgang. 

Het idee van Critical Social Justice is echter dat elke identiteitsgroep beschikt over eigen, unieke kennis. Wetenschap, ratio en liberalisme zouden bij witte mannen horen, terwijl andere rassen andere methoden van kennisvergaring zouden hebben. Dat is niet alleen beledigend voor wetenschappers, dokters en ingenieurs die niet wit zijn, maar het is ook simpelweg onwaar. Wetenschap is universeel. Zij is in weliswaar in het overwegend witte Westen dominant geworden, maar dat maakt haar nog niet exclusief wit en westers. 

Pas daarom goed op als men spreekt over dekoloniseren van het curriculum. Dat is namelijk iets anders dan diversifiseren. Het is geweldig als bijvoorbeeld binnen de opleiding literatuurwetenschap een grotere diversiteit aan boeken uit verschillende culturen wordt behandeld. William Shakespeare is niet het alfa en omega: er zijn heel veel schrijvers van over de hele wereld wier werk zou moeten worden gewaardeerd. Maar het idee van dekolonisatie is dat de onderdrukkende dominantie van westerse wetenschap moet worden gebroken. Ik heb academische artikelen gelezen waarin zelfs wiskunde en geletterdheid aspecten van witte suprematie worden genoemd. Dat is behoorlijk racistisch.’

 

Helen Pluckrose studeerde vroegmoderne literatuur aan de universiteit van Queen Mary in Londen, waar ze onderzoek deed naar religieuze geschriften van vrouwen. In 2018 maakten Pluckrose, de Amerikaanse filosoof Peter Boghossian en de wiskundige James Lindsay bekend dat zij onder een valse naam nep-publicaties hadden verzorgd in wetenschappelijke tijdschriften. De inhoud van de artikelen was soms ronduit onethisch, maar verpakt in het juiste ‘kritische’ jargon kregen ze toch de goedkeuring van de redacties. 

Samen met James Lindsay publiceerde Pluckrose het boek Cynical Theories, met als ondertitel: How activist scholarship made everything about race, gender, and identity – and why this harms everybodyHet werd door de Financial Times uitgeroepen tot een van de beste boeken van 2020. 

 

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 4 - 2021