Home Oscar Mohr (1907-1952)

Oscar Mohr (1907-1952)

  • Gepubliceerd op: 28 april 2011
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Jolande Withuis
Oscar Mohr (1907-1952)

Temidden van alle dood en verderf in concentratiekamp Natzweiler wist Oscar Mohr zijn medegevangenen op te beuren met een uit het gezamenlijk geheugen samengesteld dichtbundeltje. De internationaal georiënteerde journalist en verzetsheld wist de verschrikkingen te overleven dankzij zijn vindingrijkheid en levenslust.

Kortgeleden kreeg het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies een prachtige schenking: de inhoud van het witte koffertje dat verzetsman Oscar Mohr en zijn vrouw Daisy in 1945, na Mohrs terugkeer uit tweeënhalf jaar gevangenschap, vulden met spullen uit de oorlog. Het koffertje had na de vroege dood van Mohr in 1952 en zijn vrouw in 1968 zo’n veertig jaar onder het bed van een van hun dochters gelegen.
 
 

Natzweiler en Dachau

Ik was de naam Oscar Mohr al vaak tegengekomen in mijn onderzoek naar de concentratiekampen Natzweiler en Dachau, en naar Pim Boellaard. Nog in 1990, bijna veertig jaar na Oscars overlijden, verklaarde Boellaard in een televisie-interview dat zijn gedachten op 4 mei altijd allereerst uitgingen naar deze kampvriend. Ook op Flap Dekking, die als student betrokken was bij de overval in 1943 op het Amsterdamse bevolkingsregister, maakte Mohr indruk. Dekking was als gevangene in Dachau in het najaar van 1944 getuige van de ‘dramatische aankomst’ van een veetrein vol Natzweilers.

‘Toen de deuren opengingen bleek de helft al dood,’ schreef hij in zijn Memoires van Yvo Pannekoek (1982), maar ‘Kari Mohr was zelfs toen hij 40 kilo woog nog vrij levendig en ondernemend.’ Hij droeg ‘onder zijn ene oksel een bijzonder kostbare uitgave van Seneca, en onder de andere een blocnootje en een klein potloodje. Hij was de meest intelligente, vindingrijke en doortastende man die ik kende, en ik was dus niet verbaasd dat hij zich niet hoefde te behelpen met het wc-papier waar alle anderen hun ontboezemingen op moesten neerpennen.’
 

‘Kari Mohr was zelfs toen hij 40 kilo woog nog vrij levendig en ondernemend’
Dankzij het witte koffertje en dankzij het feit dat Mohr stamde uit een familie die graag brieven schreef en de eigen geschiedenis zelfbewust bewaarde, kunnen we de achtergrond van deze bijzondere verzetsman reconstrueren.

Anders dan voor de meeste Nederlanders was de Tweede Wereldoorlog voor Oscar Mohr geen plotse doorbreking van een rimpelloos bestaan. Vooroorlogs Nederland was een weinig dynamisch, in zichzelf gekeerd land, waarvan de bewoners hun leven veelal doorbrachten binnen de zuil en de stand waarin ze het levenslicht hadden gezien. Oorlogsgeweld op eigen grond was het land meer dan een eeuw bespaard gebleven.
 

Een Nederlands ingenieur in de Kaukasus

Wat een verschil met het leven van Mohr. Oscar Mohr werd geboren in Sint-Petersburg in het jonge gezin van een Nederlandse vader en een Russische moeder. Zijn vader Moritz (1877-1956) was in 1898 als 21-jarige ingenieur uit Den Haag naar de Kaukasus getrokken, op zoek naar werk en avontuur. Hij doorkruiste het enorme, woeste Rusland en genoot van het subtropische klimaat en de levendigheid van de vele culturen in zijn woonplaats Batoem. Er woonden Russen, Grieken, Koerden, Turken, Georgiërs en Armeniërs, met allemaal verschillende klederdrachten, religies en feesten.

In 1902 trouwde de reislustige jongeman, toen gevestigd in de Oekraïne, met de liberale, politiek actieve studente Bertha Ulmann (1878-1961). In zijn brieven contrasteerde hij het ernstige werken van de Russische studenten met het patserige fuiven dat in Nederland bij het studentenleven hoorde, en liet hij zijn weerzin blijken jegens de ‘smerige popen’, de orthodoxe priesters die alle ‘maatschappelijke ontwikkeling’ tegenhielden.
 

Bertha en Moritz maakt maakten de revolutie van 1905 mee – die tot hun spijt mislukte – en de oorlog met Japan
Samen maakten Bertha en Moritz de revolutie van 1905 mee, die tot hun spijt mislukte, en de oorlog met Japan, waarin Bertha’s broer als arts moest dienen. Af en toe publiceerde Moritz een van zijn uitgebreide brieven als artikel in De Groene of het Handelsblad.

In september 1907 werd Oscar geboren, hun tweede zoon, door zijn familie en vrienden ook wel Cary genoemd. Het ondernemende paar was toen al verhuisd naar de hoofdstad, Sint-Petersburg, waar vader Moritz directeur werd van een elektrici¬teitsfabriek en enige tijd voorzitter was van de Nederlandse Vereniging.

Blijkens de brieven naar Den Haag hadden de Mohrs het naar hun zin. Cary, die naar het protestantse gymnasium voor buitenlandse kinderen ging, werd opgevoed met veel aandacht voor literatuur, kunst en natuur. De winters in de rijke handelsstad waren gevuld met theater-, concert- en museumbezoek. Soms gingen ze voor een lange vakantie naar Nederland of kwamen moeder en zusters van Moritz naar Rusland.
 

1917: Lenin grijpt de macht in de Oktoberrevolutie

Aan dit relatief welvarende en veilige bestaan kwam een einde met de Oktoberrevolutie, waarmee de bolsjewieken onder leiding van Lenin in november 1917 de macht grepen.

Bertha en Moritz beschouwden het tsaristische regime als rampzalig. Op de revolutie van februari 1917, waarna een gematigd democratische regering werd gevormd (met Bertha’s vroegere jaargenoot Kerenski), hadden ze dan ook gehoopt. Maar na de Oktoberrevolutie braken ellendige tijden aan. De communisten sloten weliswaar vrede met de Duitsers, maar het land stortte in. Politieke tegenstanders en mensen die tot ‘bourgeois’ waren verklaard werden gevangengezet, de vrije pers werd opgeheven, bezit werd onteigend, fabrieken werkten niet meer.

Geweld, roof, plundering, nachtelijke huiszoekingen en rechteloosheid – zo ervoer vader Mohr de winter van 1917-1918. Hij kwam enige tijd in de cel terecht en toen het gezin te lijden kreeg onder honger, kou en duisternis, besloten de Mohrs te vertrekken. Dat kon echter alleen op de manier waarop een halve eeuw later mensen probeerden weg te komen uit de DDR: via geheime, riskante routes en mensensmokkelaars.
 

Toen het gezin te lijden kreeg onder honger, kou en duisternis, besloot de familie Mohr Rusland te verlaten. Dat kon alleen via geheime, riskante routes en mensensmokkelaars
Internationale diplomatie bood uitkomst. In 1920 bereikten Moritz, Bertha en hun drie kinderen na een moeilijke tocht de grens van Estland, waar ze met zo’n honderd Nederlanders werden uitgewisseld tegen in Nederland geïnterneerde Russische krijgsgevangenen.

Met de SS Lingestroom werden ze via de Oostzee gerepatrieerd. ‘Wat die Hollandse boot en die Hollandse vlag, wat het woord vaderland toen voor ons betekenden, dat kan alleen hij begrijpen, die ver is geweest en in nood.’ Aldus vader Mohr later dat jaar in een uitgebreide lezing voor het Rode Kruis over de situatie in de jonge Sovjetstaat.
 

Een nieuw bestaan in Nederland

In Nederland werd een nieuw bestaan opgebouwd. Moritz, inmiddels begin veertig, richtte samen met zijn oudste zoon een ingenieursfirma op. Bertha organiseerde in haar nieuwe woonplaats cursussen Russische literatuur. Oscar, dertien jaar toen hij voet aan wal zette in Scheveningen, deed in 1925 eindexamen aan het Hilversumse Christelijk Lyceum. Na een jaar ambacht- en kunstnijverheidsschool en pianostudie ging hij mijnbouw studeren in Delft en daarna Slavische talen in Leiden en rechten in Amsterdam.

Geen van die studies maakte hij af. In 1932 trad hij in dienst bij het Algemeen HandelsbladNew York Times en de London Times. In 1935 trouwde Oscar met Marguerite Mathilde (‘Daisy’) Arnold, die net zo internationaal georiënteerd was als hijzelf. Afkomstig uit Semarang, was ze voor haar schoolopleiding naar het koude Nederland gestuurd; daarna had ze in het opwindende Berlijn van de vroege jaren dertig gewerkt als kostuumnaaister.
 

Vier dagen na de Duitse inval nam Mohr ontslag. Derde kind op komst of niet: hij wilde geen redacteur zijn onder toezicht van een bezettingsmacht
Op 10 mei 1940 viel het Duitse leger Nederland binnen. Vier dagen later diende Mohr zijn ontslag in bij het Handelsblad. Ook al was er een derde kind op komst, hij wilde geen redacteur Buitenland zijn onder toezicht van een bezettingsmacht. In zijn Engelstalige krantenstukken gaf Mohr na de capitulatie een beeld van de toenemende repressie onder het ‘nazi-juk’ en de anti-Joodse maatregelen. Hij trachtte zijn stukken per luchtpost of telegraaf naar zijn opdrachtgevers te krijgen, maar alles liep via Berlijn en veel materiaal werd door de censuur tegengehouden.

Eén zo’n door de censuur gestopt stuk leidde in januari 1941 tot zijn arrestatie. Het liep goed af; na interventie door een Berlijnse NYT-collega kwam Mohr na twee weken vrij.
 

Illegale activiteiten en verzet

Dat zou maar tijdelijk zijn. Eind juli 1940 was Mohr directeur geworden van de Schweizer Press Telegraph (SPT), een persbureautje dat onder Duits toezicht stond, maar door hem vernuftig werd benut als dekmantel voor illegale activiteiten. Dankzij zijn Zwitserse bronnen kon hij uiteenlopende verzetsmensen en -organisaties voorzien van nuttige informatie. Zo leverde hij gegevens aan de ID (Inlichtingendienst), het illegale Parool, SDAP-voormannen Stuuf Wiardi Beckman en Koos Vorrink, en aan Pim Boellaard, commandant van de OD (Ordedienst), die vlak om de hoek van Mohrs woonhuis, Leliegracht 19, ondergedoken zat.

De SPT werd Mohr fataal. Kort nadat hij ermee was gestopt, in de nacht van 17 op 18 september 1942, werd hij opnieuw opgepakt. Hij kwam eerst terecht in de gevangenis van Scheveningen, en vervolgens in Haaren en Utrecht.

Hoe Mohr het in gevangenschap volhield, kunnen we opmaken uit zijn bewaard gebleven brieven. Slapeloze nachten kwam hij door met in zijn hoofd opgeslagen gedichten. Klagen en mopperen lagen hem niet. Mohr wilde voor zijn geliefden de echtgenoot, vader en zoon blijven die hij was geweest: erudiet, boeiend, liefhebbend en belangstellend. Hij vroeg Daisy om Shakespeare, Horatius en een wiskundeboek, en bedankte haar voor het extra eten dat ze hem wist te bezorgen.
 

In een brief aan zijn vader refereerde Oscar aan diens gevangenschap onder de Sovjets: ‘Dit is wat je noemt “dunnetjes overdoen”
In een brief aan zijn vader refereerde Oscar aan diens gevangenschap onder de Sovjets: ‘Dit is wat je noemt “dunnetjes overdoen”. Het is veel minder avontuurlijk dan toen U aan de beurt was. Er is overigens geen enkele reden waarom ik altijd overal tussenuit zou zwijnen terwijl er in de wereld geen steen op de andere blijft staan.’

Hij hoopte dat de achterblijvers hun angst de baas konden blijven. ‘Ik vraag jullie niet om niet naar me te verlangen, dat is veel te heerlijk voor mij. Maar ik vraag jullie naar me te verlangen alsof ik op een lange reis was, op zee, met niet veel wind.’ Ook moesten de kinderen af en toe naar de Westertoren gaan kijken, ‘want die moet er nog staan als ik terugkom’.

Liefst wilde Mohr een tovenaar zijn, met een vlinderdasje, die het leven in welke omstandigheden dan ook luister gaf. Zo bedachten Oscar en Daisy voor de drie kinderen de ‘truc met de hoge hoed’. Af en toe stond op Leliegracht 19 ’s morgens de hoge hoed op tafel die Oscar bij zijn trouwen had gedragen, met daaronder iets lekkers. Dan was papa ’s nachts zeker even langs geweest, zei hun moeder. Tot ieders geluk mochten Daisy en de kinderen hem enkele malen bezoeken.
 

Transport naar concentratiekamp Natzweiler

Aan het contact kwam echter hardhandig een eind toen Mohr op 26 oktober 1943 met hetzelfde transport als Wiardi Beckman en Boellaard vanuit kamp Amersfoort als NN-gevangene werd abgetrennt naar het in de Elzas gelegen Nacht-und-Nebel-kamp Natzweiler. Van verdwijning in ‘nacht en nevel’ kreeg de familie geen bericht.

Zo was dat bedacht: NN-gevangenen moesten verdwijnen, zodat het leek of ze dood waren. Ze mochten geen brieven of pakketten ontvangen, kregen geen medische zorg en moesten de allerzwaarste dwangarbeid verrichten: in de steengroeve. De sterfte in het hoog aan de noordzijde van een berg aangelegde kamp was dan ook flink hoger dan in andere concentratiekampen.

In Natzweiler betoonde Mohr zich een genereus en vindingrijk medegevangene. Stervenden vroeg hij of er een gedicht of versje was dat ze nog graag wilden horen, en dan wist hij uit zijn enorme reservoir aan kennis de gewenste tekst ook meestal op te diepen.
 

Te midden van alle dood en verderf hadden Mohr en Beckman een dichtbundeltje samengesteld uit het gezamenlijke geheugen van de gevangenen, waaruit ’s zondags kon worden voorgelezen
Boellaard vertelde mij dat Mohr en Wiardi Beckman, met wie hij in Natzweiler bevriend raakte, te midden van alle dood en verderf uit het gezamenlijke geheugen van de gevangenen een dichtbundeltje hadden samengesteld waaruit dan ’s zondags kon worden voorgelezen. Dat was het blocnootje waarop Dekking doelde. ‘Het vijzelde,’ zei Boellaard, ‘de stemming in de modderpoel van Natzweiler op zoals een oase in de woestijn.’

Dat Mohr veel talen sprak, waaronder Russisch, was voor de gevangenen een enorm voordeel. Contacten met andere nationaliteiten konden binnen het verdeel-en-heerssysteem van de SS levens redden.

Met het naderen van de geallieerde troepen werd Natzweiler ontruimd. Op 5 september 1944 werden Mohr en zo’n tachtig anderen in een veewagon gepropt. De tocht duurde drie dagen. Bij het passeren van Karlsruhe werden daar net het station en de emplacementen gebombardeerd.
 

Door naar Dachau

Boellaard schreef in een verslagje: ‘Het bombardement nam af. Maar er was paniek ontstaan. Iemand stak, dol geworden, om zich heen met een scherf of een mes. Toen de rustige stem in het donker van Oscar Mohr: “Iedereen stil nu, doodstil”, en snel in het Russisch, Frans, Duits: “Niemand mag nu nog bewegen. Wie nu nog beweegt, die is het! Grijp hem!” Het was heel stil. Ineens een kreet, gerochel, gejuich in het Russisch. Rappe jongensvingers om de keel hadden hun werk gedaan. Daarna verder rust en stank. Bij de eerstvolgende halte werd de stakker overboord gezet. Zo boemelden wij door naar Dachau, waar we vrij verdwaasd, vuil en moe aankwamen.’

Mohr kwam als gevangene 100650 in het buitenkamp Allach terecht, waar hij opnieuw veel voor zijn medegevangenen wist te betekenen. Kort voor de bevrijding kreeg hij langs clandestiene weg van nummer 100649, Boellaard, het bericht dat Wiardi Beckman op 15 maart was bezweken aan vlektyfus. Hij antwoordde: ‘Deze klap is raak. Hij treft velen. Onze thuisreis wordt steeds minder vrolijk.’
 

‘Deze klap is raak. Hij treft velen. Onze thuisreis wordt steeds minder vrolijk’
Mohr had Beckmans plannenmakerij voor een gezamenlijke nieuwe krant na de oorlog altijd wat afgeremd, maar merkte nu hoeveel illusies hij daarover ook zelf had gekoesterd. Hij liet Pim weten dat hij vermeed ‘het volle gewicht van de droevige berichten op [zijn] hoofd te laden. Er is om zo te zeggen geen beginnen aan.’ Pim op zijn beurt bekende in een van zijn briefjes dat hij zich zonder Oscars scherpe, analytische intelligentie te veel verloor in gepieker.

Eind april 1945 werden Dachau en Allach bevrijd. Een maand later was Cary Mohr terug bij zijn dierbaren, die twintig maanden niets van hem hadden vernomen. Hij was broodmager, moe en rusteloos, maar veel tijd voor herstel was er niet. Mohr ging bijna direct op pad voor allerlei wederopbouwklussen. Samen met Boellaard reisde hij bovendien in de zomer van 1946 naar Natzweiler; ze wilden de Fransen en Luxemburgers bedanken die hun af en toe wat eten hadden toegestopt, en ze wilden zich op de hoogte stellen van de stand van zaken rond de vervolging van hun kampbeulen.
 

Politionele acties in Indonesië

In december 1945 trad Mohr in dienst bij Buitenlandse Zaken. Als sous-chef Voorlichting bezocht hij tijdens de eerste ‘politionele actie’ Indonesië, was hij op het hoogste niveau, inclusief Verenigde Naties, betrokken bij de onderhandelingen over de soevereiniteitsoverdracht en schreef hij mee aan de redes van koningin Wilhelmina over deze kwestie.

De nieuwe baan die hij in 1949 aanvaardde, lag in het verlengde hiervan. Mohr werd in Jakarta vertegenwoordiger van de Stichting voor Culturele Samenwerking (Sticusa), een functie waarin hij zijn beweeglijke geest en brede ontwikkeling ten volle kon benutten en die bovendien voldeed aan zijn wens om iets zinvols bij te dragen.

Deze stap betekende ook een nieuw persoonlijk begin. De oorlog was opgeborgen in het witte koffertje. Na al die jaren waarin Daisy en Oscar gescheiden waren geweest en Daisy het met de kinderen alleen had moeten redden, gingen ze nu samen iets opbouwen in het land van haar jeugd. Het gezin was in juni 1946 uitgebreid met een vierde kind.
 

Vlak voordat Mohr de Indonesiërs kon laten kennismaken met de Nederlandse cultuur, hadden ze al kennisgemaakt met de Nederlandse wapens in de tweede politionele actie
Mohr stond, eufemistisch gezegd, voor een uitdagende taak. Culturele samenwerking was onderdeel van het Akkoord van Linggadjati en de daaropvolgende akkoorden. Maar slechts enkele maanden voordat Mohr de Indonesiërs kennis kwam laten maken met Nederlandse cultuur hadden ze (tijdens de tweede ‘politionele actie’) nog kennisgemaakt met Nederlandse wapens.

Mohr was de idealistische overtuiging toegedaan dat mentale verstarring kan worden doorbroken met topkunst. Oost en West moesten nu eenmaal een gezamenlijke toekomst opbouwen en de kennismaking met Picasso en Matisse, Bach en Mozart, westerse literatuur en wetenschap zou dat bevorderen, zoals omgekeerd kennis van wat er in het Oosten aan moois werd gemaakt het Westen kon verrijken.
 

Ontmoeting met Soekarno

Vanuit die gedachte trok Oscar drie jaar lang door Indonesië met een filmprojector, een ‘wire-recorder’, schildersmateriaal en zijn geliefde bundels van Shakespeare en Goethe om uit voor te dragen. Hij legde contacten met jonge kunstenaars en intellectuelen, onder wie de later fameuze auteur Pramoedya Ananta Toer, en met Soekarno.

In het Stichtingshuis in Jakarta vertoonde hij, liever dan de educatieve documentaires over turfstekende Hollanders die hem vanuit het Amsterdamse Sticusa-hoofdkantoor werden opgedrongen, moderne films als Vittorio de Sica’s Fietsendieven. Veel gedraaid werd ook Instruments of the Orchestra, waarin dirigent Malcolm Sargent in twintig minuten kinderen alle instrumenten van het London Symphony Orchestra liet zien.

Helaas. Hoe onkoloniaal de kosmopolitische Mohr in houding en denken ook was, zijn werk werd toch vaak gezien als een verlengde van het Nederlandse kolonialisme. Omgekeerd had men in Nederland weinig begrip voor zijn werkwijze, die vooral bestond uit het ontwikkelen van persoonlijke contacten.
 

Mohrs werk werd vaak gezien als een verlengde van het Nederlandse kolonialisme, hoe onkoloniaal en kosmopolitisch zijn houding ook was
Balancerend tussen politieke belangen en bureaucratische scherpslijpers raakte Mohr vermalen. Uitgeput en met weinig hoop dat zijn meerderen zijn werkwijze zouden gaan waarderen, besloot hij om zijn driejarig contract niet te verlengen en terug te keren naar Nederland. Een aanbod voor een diplomatieke post in Moskou hield hij in overweging.

Het zou er allemaal niet meer van komen. Op 3 mei 1952, een maand voor het geplande vertrek, stierf Cary Mohr aan een infectieziekte. Hij was 44 jaar oud. Zijn beide ouders leefden nog. Zijn kinderen waren tussen de zes en vijftien jaar. Hij was zeven jaar getrouwd geweest voor zijn arrestatie en zeven jaar waren hij en Daisy na zijn vrijlating samen. Behalve een dramatisch verlies voor zijn geliefden was Mohrs dood, in de woorden van Dekking, ook een ‘groot verlies voor het culturele leven van Nederland’.

Afbeelding: Oscar Mohr. Foto uit persoonlijk archief.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.