Home Operatie ‘Verbroedering’

Operatie ‘Verbroedering’

  • Gepubliceerd op: 29 augustus 2013
  • Laatste update 05 apr 2023
  • Auteur:
    Ian Buruma
  • 13 minuten leestijd

Nederlandse vrouwen, die zich tijdens de oorlog aan hun ondergeschikte positie hadden ontworsteld, waren in 1945 diep onder de indruk van de goedgeklede, lange en weldoorvoede geallieerde soldaten. De erotische ontlading die volgde, leidde tot morele paniek.

In één belangrijk opzicht zou de intocht van de geallieerde soldaten vergeleken kunnen worden met een gebeurtenis twintig jaar later, namelijk de komst van The Beatles. Ook toen kwam het gevoel van bevrijding tot uitdrukking als een soort manie, die in de eerste plaats erotisch was. In 1945 waren de mannen in landen als Nederland, België en Frankrijk – en al helemaal in het verslagen Duitsland en in Japan – ofwel afwezig, ofwel gevangen, ofwel arm, ondervoed en gedemoraliseerd. De bezetting en de nederlaag hadden de mannelijke autoriteit, in elk geval tijdelijk, min of meer vernietigd.

Een Nederlandse historicus verwoordde het later als volgt: ‘De Nederlandse man was in ’40 militair, in ’45 seksueel verslagen.’ Hetzelfde gold voor Frankrijk of België, of voor willekeurig welk ander land dat bezet was geweest. Een van de gevolgen van de oorlog was dat vrouwen zich grotendeels aan hun ondergeschikte positie hadden ontworsteld. Ze waren gaan werken, in het verzet gegaan of achtergebleven om alleen voor hun gezin te zorgen. Ze waren, om een negatieve Franse uitdrukking uit die tijd te gebruiken, hominisées: ze waren begonnen zich als mannen te gedragen.

Vergeleken bij de magere, ongewassen, armzalig geklede Nederlanders, Fransen of Duitsers moeten de goedgeklede, lange en weldoorvoede, goedbetaalde Canadezen en Amerikanen er in hun sexy uniformen van de veroveraar inderdaad als goden hebben uitgezien. Zoals een van de vele Nederlandse vrouwen die uiteindelijk met een Canadees trouwden het formuleerde: ‘Laten we wel wezen, na wat wij allemaal hadden doorgemaakt zagen die Canadezen er verrukkelijk uit.’

Niets gaf beter uitdrukking aan de erotiek van de bevrijding dan de muziek die de geallieerde troepen begeleidde, muziek die door de nazi’s verboden was: swing, jazz, Glenn Millers ‘In the Mood’, Tommy Dorsey, Stan Kenton, Benny Goodman, Lionel Hampton, ‘Hey! Ba-Ba-Re-Bop’. In Parijs dansten jonge mensen op victory discs, jazzplaten die door de Amerikaanse troepen werden uitgedeeld. En de Frans-Amerikaanse geest deed ook zijn intrede in het Franse chanson. De hit van 1945, van Jacques Pills, ging als volgt: ‘Oh! Là là!/ Bonjour mademoiselle/ Oh! Là là!/ Hello, qu’elle fait comme ça/ Oh! Là là!/ Je pense you are très belle/ Oh! Là là!/ You very beau soldat…

Verbroedering met de Duitsers was voor de westelijke geallieerden in 1945 nog officieel verboden. Maar relaties met de Nederlandse en Franse bevolking werden actief aangemoedigd. Er was zelfs zoiets als een ‘Opération Fraternization’. In juli 1945 werd het Entertainment Committee of the Netherlands onder auspiciën van prinses Juliana en prins Bernhard opgericht om de meer dan 100.000 Canadezen Engelssprekend vrouwelijk gezelschap te kunnen bieden. Het idee was dat deze jonge vrouwen de soldaten zouden vergezellen naar tentoonstellingen, musea, filmvoorstellingen en dansavonden waar fatsoenlijk toezicht was.

De hoopvolle en vrome verwachting was dat de vrouwen ‘de eer van ons land zouden hooghouden’. Mijn Nederlandse grootmoeder werd, als vrouw van een predikant, verzocht om toezicht te houden op de dansavonden en ervoor te zorgen dat er niets zou voorvallen tussen de Canadezen en hun Nederlandse vriendinnen wat de eer van het land zou kunnen schaden. In deze taak werd ze bijgestaan door een geestelijke genaamd pater Ogtrop, wiens naam door de dansers op de melodie van ‘Hey! Ba-Ba-Re-Bop’ werd geschreeuwd. Ik weet niet wat zich tijdens deze dansavonden zoal heeft afgespeeld, maar een Canadese soldaat vertelde dat hij niet geloofde dat ze ‘ergens in Europa een bereidwilliger vrouwelijke bevolking [hadden aangetroffen] dan in Nederland’.

Dat was maar goed ook voor de geallieerde troepen, aangezien hun bevelhebbers prostitutie streng afkeurden. Hoerenbuurten waren verboden terrein, zelfs in Frankrijk, waar de maisons de tolérance tijdens de Duitse bezetting goede zaken hadden gedaan. Enkele oudere Amerikaanse veteranen hadden prettige herinneringen overgehouden aan het Parijs van 1918. Daar hadden de bordelen van het Quartier Pigalle (‘Pig Alley’) de infanteristen na de Eerste Wereldoorlog met open armen hadden ontvangen.

Zelfs na de Tweede Wereldoorlog werd het verbod op prostitutie niet altijd nageleefd. Er is ten minste één geval bekend, in Cherbourg, waarbij verschillende bordelen indirect door het Amerikaanse leger zelf werden bestierd. Sommige waren gereserveerd voor de zwarte GI’S, andere voor blanken, en de Amerikaanse militaire politie zorgde ervoor dat iedereen netjes in de rij voor de deur op zijn beurt wachtte.

Maar in 1945 vond de verbroedering tussen de soldaten en de vrouwelijke bevolking grotendeels plaats op freelancebasis, tot groot verdriet van degenen die zich, vanwege het ontbreken van georganiseerde seksuele dienstverlening, terecht zorgen maakten over de verspreiding van geslachtsziekten.

Niet dat de verhoudingen tussen de troepen en de plaatselijke vrouwen nu gelijk waren. De mannen hadden het geld, de luxegoederen, de sigaretten, de zijden kousen en vooral ook het voedsel dat mensen dringend nodig hadden om te overleven. En de vele uitingen van aanbidding van de bevrijders suggereren een gebrek aan evenwicht dat vernederend zou kunnen zijn. Toch zou het niet helemaal juist zijn om de vrouwen die zo enthousiast ‘verbroederden’ te zien als naïeve heldenvereerders of machteloze slachtoffers. In haar memoires noemt Simone de Beauvoir een jonge Parijse vrouw wier ‘voornaamste vermaak’ de ‘Amerikanenjacht’ is (la chasse à l’Américain).

Volgens journalist en historicus Patrick Buisson hadden veel vrouwen in Frankrijk door de aanwezigheid van grote aantallen Duitse jongemannen in de oorlog de gelegenheid gehad om te rebelleren: vrouwen die gevangenzaten in een slecht huwelijk of in een benauwend burgerlijk milieu, dienstmeisjes die door hun werkgevers op de huid werden gezeten, oude vrijsters die niet meer aan de man kwamen, of gewoon vrouwen uit alle klassen die, al was het maar tijdelijk, wilden losbreken uit de knellende banden van een conservatieve, patriarchale samenleving. Het feit dat relaties met een bezettingsleger ook materiële voordelen boden en veel van die vrouwen in staat stelden een beter leven te leiden dan anderen, onder wie in sommige gevallen hun vroegere meesters, maakte de wraakgevoelens alleen maar zoeter.

Maar de relaties die vrouwen na de bevrijding aangingen met geallieerden, kwamen voor veel toeschouwers op hetzelfde neer als die met Duitse soldaten. Een populair Nederlands liedje van kort na de oorlog was ‘Meisje let op je zaak’:

Dapp’re jongens, fiere strijders
Kwamen van heel ver naar hier
Zij zijn toch onze bevrijders
Gun hun dus ook wat plezier

Maar zoo menig ‘Hollands meisje’
Gooide dra haar eer op straat
Voor ’n pakje cigaretten
Of ’n stukje chocolaad

[…]

Velen die met moffen heulden
Hebben daarvoor reeds gebrand
Meisje, ook gij zijt verraadster
Van de eer van Nederland

[…]

Dan kijkt geen Nederlandsche jongen
Jou ook nog maar even aan
Wijl je hen om zoo te zeggen
In de kou hebt laten staan

Het is er allemaal: de eer van het vaderland, de losse moraal, de hebzucht, de afwijzing van de Nederlandse jongens. Het veelzeggendst is de directe vergelijking tussen meisjes die een verhouding met de Duitse bezetter hadden en meisjes die aanpappen met de bevrijders uit Groot-Brittannië of Noord-Amerika. De gevolgtrekking is duidelijk. Het ging om het immorele gedrag van de vrouwen. Dat is de reden waarom sommige Nederlandse meisjes die het met Canadezen aanlegden net als de ‘moffenhoeren’ door woedende menigten werden kaalgeschoren.

Bepaalde zaken maakten de morele paniek die uitbrak als gevolg van de buitenlandse bezetting zowel in de bevrijde als de overwonnen landen nog acuter. Misplaatste bezettingsrichtlijnen droegen bij aan het ressentiment onder het mannelijke deel van de bevolking. Geallieerde troepen vorderden bioscopen, cafés, dansgelegenheden en zwembaden, en verklaarden ze tot verboden terrein voor de plaatselijke bevolking, behalve voor de meisjes die erin geslaagd waren een geallieerde soldaat aan de haak te slaan.

Natuurlijk zette dit kwaad bloed. In Utrecht kreeg een groep jongemannen enkele meisjes te pakken die met Canadese soldaten waren gezien en probeerde vervolgens hun hoofd kaal te scheren. De Canadezen wilden de meisjes beschermen. Er werden messen getrokken, er werd met stenen gegooid en er werden schoten gelost. Bij dit voorval werd niemand gedood, hoewel er enkele gewonden vielen.

Het verbod op georganiseerde prostitutie van de geallieerde autoriteiten droeg bij aan hoge aantallen geslachtsziektes. Een populaire slagzin onder de Amerikanen in Duitsland, vlak na het einde van de oorlog, was ‘VD follows VE: Veneral Disease follows Victory in Europe. In de Amerikaanse bezettingszone in Duitsland zou het aantal geslachtsziektes tussen VE-day en het einde van 1945 naar verluidt met 235 procent zijn gestegen, dat wil zeggen van 75 op de 1000 soldaten per jaar naar 250. Dit terwijl er bij stations en clubs van het Rode Kruis onder GI’s ‘V-pakketten’ werden uitgedeeld met condooms en kaliumpermanganaatpillen.

In Nederland was het aantal geslachtsziektes al aanzienlijk gestegen tijdens de bezetting, en het steeg onmiddellijk na de oorlog nog meer. De pers publiceerde afschrikwekkende verhalen over meer dan 10.000 vrouwen die besmet zouden zijn met ziekten, maar het zelf niet eens wisten. Hetzelfde gold voor Frankrijk.

De morele paniek in Zuid-Italië, waar het gevaar voor geslachtsziektes boven op de nationale vernedering kwam, werd door Curzio Malaparte dramatisch beschreven in zijn beroemde boek De huid. Malaparte was een fantast, wat hij nooit ontkende, en stond lang aan de kant van Mussolini. Maar hij had een goed gevoel voor wat er leefde onder de bevolking, al verzon hij soms details om het effect te vergroten. De geallieerde invasie vergelijkt hij in dit boek met de pest, waarbij ‘de ledematen […] ogenschijnlijk ongerept’ bleven, maar ‘de ziel bedorven, verrot’ raakte.

Tijdens de Duitse bezetting, legt Malaparte uit, onderhielden ‘alleen prostituees’ relaties met de bezetter. Maar nu, onder de Amerikanen en de Britten, was ‘als gevolg van die rotpest, die allereerst het eergevoel en het gevoel van vrouwelijke waardigheid aantastte’ elk Italiaans huis door de schande geïnfecteerd. Hoe kwam dat? ‘Zo groot was de verderfelijke besmettingskracht geworden dat prostitutie een prijzenswaardige handeling was geworden, bijna een bewijs van vaderlandsliefde, en iedereen, mannen en vrouwen, leek er zich allerminst voor te generen, maar zich juist op de eigen algemene verloedering te beroemen.’

Dat was waarschijnlijk overdreven. Maar buiten de auteur waren er wellicht meer mensen die dat zo ervoeren. Met een buitenlandse soldaat naar bed gaan was hetzelfde als prostitutie. En als vrouwen het vrijwillig deden, was het nog erger.

In Frankrijk kregen GI’s een documentaire te zien met de titel Good Girls Have VD Too (Ook nette meisjes hebben geslachtsziekten). In bezette steden, in Amsterdam niet minder dan in Tokyo, ondergingen vrouwen regelmatig de vernedering te worden opgepakt voor controles op geslachtsziekten. De medische problemen werden ongetwijfeld verergerd door de schaarste aan medische voorzieningen in de naoorlogse chaos, door de slechte hygiënische omstandigheden en door het relatieve gebrek aan ervaring van veel jongemannen en vrouwen die vaak waren opgegroeid in conservatieve en puriteinse milieus. Maar op zijn overdreven manier legde Malaparte wel de vinger op de zere plek: om diverse redenen deden vrouwen nu waar ze zin in hadden.

Niet iedereen keurde dat af. Sommige progressieven, zoals de Nederlandse vrouwenarts en seksueel hervormer Wim Storm, zagen juist voordelen in de omgang tussen de geallieerde soldaten en de vrouwen: een doorbraak voor de vrouwenemancipatie en een welkom einde aan ‘de ongelijke zede-codex voor man en vrouw’ en ‘de traditionele moraal inzake huwelijkspraktijk’. Vrouwen die geluk zoeken in de ‘khaki-armen’ van Canadezen en ‘een nieuwe taal, de jitterbug en de liefde [leren] kennen’, nou, ‘deze vrouwen weten wat zij willen’. ‘Het is de meest grove belediging’ om te beweren ‘dat zij zich voor een stuk chocola, een paar cigaretten of een slok drank prostitueren’. Problemen als geslachtsziekten konden dan ook het best opgelost worden door vrouwen condooms te verschaffen en jonge mensen seksuele voorlichting te geven.

Maar mensen als Storm waren in de minderheid en zouden voorlopig nog het onderspit delven. In deze sfeer van morele paniek was de roep om morele regeneratie en de wederopbouw van het land gebaseerd op traditionele, morele beginselen sterker. Dat was het geval in Nederland, waar zelfs een liberale verzetskrant als Het Parool een redacteur ontsloeg omdat hij een artikel had geplaatst waarin de verschaffing van voorbehoedsmiddelen aan meisjes werd aanbevolen: ‘Wij zien namelijk als een belangrijk deel van onze taak, de opvoeding van ons volk tot hogere zedelijke normen en willen dan ook alleen dit tot uitgangspunt nemen wanneer wij ons teweer stellen tegen de verwildering.’

In Frankrijk was het eender. Daar vroeg de voorlopige regering onder generaal De Gaulle zich ernstig af of de bezetting en de bevrijding de publieke moraal niet hadden ondermijnd en zo een fatale bedreiging voor ‘het Franse ras’ vormden. In het bevrijde Frankrijk waren de wetten tegen abortus en overspel even streng als onder het Vichy-regime en in sommige gevallen zelfs strenger.

Niet alleen religieus conservatieven of de politieke rechtervleugel reageerden zo puriteins op wat werd gezien als zedelijke verloedering. In Frankrijk was een groot aantal mannen en vrouwen uit het verzet uit romantische of idealistische overwegingen lid geworden van de communistische partij. Door de oorlogsomstandigheden waren de regels van de conventionele moraal losser geworden. Maar de naoorlogse Franse communisten, onder leiding van Maurice Thorez, maakten daar snel een einde aan. Toewijding aan de partij en een stabiel gezinsleven werden geestdriftig gepropageerd. De ‘verwildering’ die het gevolg was van de oorlog en de verbroedering met buitenlandse troepen werden gehekeld.

Ook in Duitsland, waar de communisten hun greep op de oostelijke zones onder hun Russische beschermers verstevigden, ging de politieke repressie gepaard met een nieuwe moraal. Erich Honecker, de leider van de Communistische Jeugdbeweging, deed zijn uiterste best om jonge vrouwen af te houden van frivoliteiten als swing en seks, in de hoop zich van hun steun voor de communistische zaak te verzekeren. Maar hij voelde zich gefrustreerd in zijn pogingen. Het probleem was duidelijk, zei hij: ‘We moeten hun drang naar levensvreugde overwinnen.’

Erich ‘Honni’ Honecker – die zelf ook niet afkerig was van Lebensfreude, gezien de diverse affaires die hij met veel jongere vrouwen had gehad – hoefde zich niet werkelijk zorgen te maken. Een euforische toestand kan niet blijven duren. Tegen het einde van 1945 begon de opwinding van de bevrijding al weg te ebben. Buitenlandse troepen keerden in steeds groteren getale naar huis terug, hoewel er in Duitsland en Japan, en in mindere mate in Groot-Brittannië en Italië, grote militaire bases zouden blijven bestaan.

De morele paniek legde de fundamenten voor een conservatieve reactie. De angst voor vrouwelijke seksuele losbandigheid zou samen met het algemeen gevoelde verlangen naar burgerlijke stabiliteit na jaren van gevaar, chaos en ontbering zowel in de bevrijde als in de overwonnen landen voor het herstel van een traditioneler bestaansorde zorgen. In de jaren vijftig zou de zomer van 1945 al een verre herinnering lijken.

De seksuele bevrijding moest nog eens twintig jaar wachten tot de komst van de pil en de tweede golf van Angelsaksisch hedonisme, toen The Beatles en The Rolling Stones iets ontketenden waarvan Glenn Miller en Benny Goodman alleen maar hadden kunnen dromen.

Meer weten

  • Dit artikel is een voorpublicatie uit 1945. Biografie van een jaar van Ian Buruma. Hij onderzoekt hoe de wereld zich weer oprichtte na de verwoestende oorlog. Aan de hand van persoonlijke verhalen, brieven, dagboeken en films beschrijft hij het bevrijdingsjaar.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.