Home Ongewenste hoogbouw

Ongewenste hoogbouw

  • Gepubliceerd op: 13 december 2021
  • Laatste update 07 jul 2023
  • Auteur:
    Geertje Dekkers
  • 2 minuten leestijd
Ongewenste hoogbouw

Om de woningnood op te lossen maken steden als Utrecht en Den Haag plannen om serieus in de hoogte te bouwen. Een eeuw geleden deden Nederlandse steden hetzelfde. Net als nu was er toen veel weerstand.

In de jaren twintig en dertig zaten Nederlanders te springen om huizen. Daarom broedden architecten en stadplanners op grootschalige hoogbouw. In Amerikaanse steden als Chicago en New York waren al veel wolkenkrabbers verrezen, tot ongenoegen van tegenstanders, die klaagden over brandgevaar, gebrek aan licht en ongezonde leefomstandigheden als mensen dicht op elkaar werden gepakt. Toen architecten ook in Nederland hardop droomden van hoge woontorens klonken vergelijkbare bezwaren, zegt architectuurhistoricus Vincent van Rossem. ‘Behalve dan die over het brandgevaar, want dat hadden ze rond 1930 redelijk onder controle.’

Net als in Amerika vreesden inwoners voor donkere steden als woontorens het licht zouden wegvangen. Neem journalist Herman Salomonson, die in 1938 in de krant Het Vaderland dichtte waarom zijn stad Den Haag laag moest blijven:

‘Waar het op aarde open blijft voor licht

wordt alles nieuw en bloeit het nieuwe leven…

Maar waar de mensch moet ploeteren en streven

met oog en hart… en stad krampachtig dicht,

daar blijft hij door de schaduwen omgeven

van ’t geen hij tot zijn eer had opgericht.’

Volgens Van Rossem deelden veel burgers Salomonsons afkeer van hoogbouw. Bovendien hadden huisvestingsexperts praktische bezwaren. In woontorens waren liften nodig, die indertijd nog door personeel werden bediend. Dat was duur, net als maatregelen voor brandveiligheid. Wonen in de hoogte was daardoor niet betaalbaar voor arbeiders. Ook nu zijn appartementen in woontorens naar verhouding kostbaar.

Bovendien zijn ze niet geschikt voor gezinnen met kinderen, zegt Van Rossem: ‘In het Interbellum zeiden mensen met verstand van zaken al dat moeders toezicht moeten kunnen houden op kinderen die buiten spelen. Boven vierhoog gaat dat niet meer.’ Al met al is er net als toen dus maar een beperkte groep die in hoogbouw kan en wil wonen.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 1 - 2022