‘Flexibilisering van de arbeid’ is een economisch mantra, die onophoudelijk wordt herhaald en waarvan een bezwerende werking uitgaat. Werkgevers willen arbeidskrachten kunnen oproepen en naar huis kunnen sturen wanneer het hun uitkomt, en er dient alleen betaald te worden als er ook echt gewerkt wordt. Het risico van het onregelmatige aanbod van werk moet zo veel mogelijk worden afgewenteld op de werknemer.
Wat dit betreft was de negentiende eeuw een ‘gouden tijdperk’, aangezien ‘losse arbeid’ toen de norm was en ondernemers geen last hadden van arbeidscontracten en sociale verzekeringen. Vooral onder druk van de arbeidersbeweging kwam daar verandering in. Een sector waar losse arbeid echter lang bleef bestaan was het havenbedrijf.
Zeeschepen kwamen niet binnen volgens een vaste dienstregeling, zodat er in de haven het ene moment niets te doen was, terwijl er even later handen tekort waren. Aanvankelijk hingen havenarbeiders vooral rond bij kroegen, waar ze wachtten tot een ‘besteker’ of scheepsaannemer mannen nodig had om voor een reder een boot te lossen. Niet zelden was deze besteker ook eigenaar van de kroeg, die zijn beste klanten aan werk hielp. In de ogen van de nette burgerij waren de havenarbeiders ruig, onaangepast, asociaal en opstandig volk. Als het erg druk was, waren ze niet te beroerd het werk neer te leggen totdat ze een hoger loon hadden bedongen.
Voor de autoriteiten vormden zij dus een ordeprobleem, de werkgevers wilden meer controle en de opkomende vakbonden streefden naar betere arbeidsvoorwaarden. In zijn proefschrift Opstandig volk beschrijft Hans Boot (1937) hoe in de Amsterdamse haven vanaf 1890 is geprobeerd de losse arbeid terug te dringen. De in dat jaar gehouden parlementaire enquête naar arbeidsomstandigheden in fabrieken en de transportsector had schrijnende misstanden aan het licht gebracht, en de commissie drong aan op het vormen van een ‘uitleenorganisatie’.
Deze zou nog lang op zich laten wachten. De in 1917 gestichte Havenreserve was vooral een steunregeling, waardoor werkloze havenarbeiders ingezet konden worden voor het lossen van de schaarse schepen die tijdens de oorlog Amsterdam aandeden. Ook de twee jaar later opgerichte Havenarbeidsreserve maakte geen einde aan de losse arbeid. Wel werd in de HAR een deel van de losse arbeiders ondergebracht, die ook tijdens de ‘leegloop’, als er geen schepen waren, gedeeltelijk doorbetaald kregen.
Tijdens de Duitse bezetting werd gewerkt aan de totstandkoming van een organisatie waarbij havenarbeiders in dienst zouden komen, en die hun een vast basisinkomen plus toeslag voor geleverd werk en een ouderdomsvoorziening moest bezorgen. De belangrijkste motivering hiervoor was disciplinering van het roerige havenvolk. Op 8 mei 1945, de dag dat Duitsland capituleerde, werd de Stichting Samenwerkende Havenbedrijven (SHB) opgericht.
Hoewel er nog geregeld arbeidsconflicten uitbraken, werd de sociale onrust sterk teruggedrongen en konden de werkgevers beschikken over een betrouwbaar arbeidsleger. Hierdoor werd het economisch belang van Amsterdam als geheel gediend. Dit was de overheid zoveel waard dat zij voortaan de ‘leegloop’ financierde.
Door veranderingen in het havenbedrijf en een herlevend economisch liberalisme kwam de SHB onder druk te staan en drongen werkgevers aan op grotere flexibiliteit. Het bedrijf werd ingekrompen, waardoor het nog moeilijker werd de pieken op te vangen. In de jaren negentig werd de SHB opgeheven. Nieuwe organisaties kregen steeds meer het karakter van uitzendbureaus. De ‘arbeidspool’ die op zeker moment werd geleid door vakbondsbestuurders, moest zelfs mensen ontslaan, zodat er opnieuw werd gestaakt.
Daarnaast zijn commerciële uitzendbureaus en illegale koppelbazen steeds belangrijker geworden, zodat aan het begin van de eenentwintigste eeuw een situatie is ontstaan die sterker doet denken aan de negentiende eeuw dan aan de decennia na de Tweede Wereldoorlog.
Hoewel het werk in de haven tegenwoordig veel minder arbeidsintensief is dan vroeger, en voor specialistisch werk vaste krachten in dienst zijn, is de losse arbeid weer helemaal terug. Dit ten koste van de solidariteit en de beschavende invloed die uitging van de oude arbeidspool.
Hans Boot
Opstandig volk. Neergang en terugkeer van losse havenarbeid
Uitgeverij Solidariteit, 558 p. € 20,00
Dit artikel is exclusief voor abonnees