De Zanzibari gaan anders om met hun slavernijverleden dan de Nederlanders. Zij zien die niet zozeer als een ‘open wond’, maar als een ‘ingedroogd litteken’. Zo blijkt uit De Zanzibardriehoek van Martin Bossenbroek.
In de eerste aflevering van de Historische BoekenCast schuift Martin Bossenbroek aan bij Jos Palm om over zijn boek te vertellen. Beluister de podcast hier.
Als het in Nederland over het slavernijverleden gaat, blijkt Afrika meestal een blinde vlek, zeker Oost-Afrika. Maar het eiland Zanzibar voor de kust van Tanzania deed dienst als intercontinentale overslagplaats, van goederen en slaven. Bovendien speelt er nog iets bij het Nederlandse perspectief op dit verleden, zo schrijft Bossenbroek: ‘In ons land is de aandacht voor het slavernijverleden recentelijk geëxplodeerd. Onder historici, opiniemakers en politici is een discussie opgelaaid die wordt gekenmerkt door een hoge toon, een beladen moraliteit en een selectieve blikrichting.’
Dat zegt hij nadat hij heeft kennisgemaakt met de nuchtere wijze waarop de Zanzibari omgaan met hun slavernijverleden. Niet als een ‘open wond’, maar als een ‘ingedroogd litteken’. Zijn punt is dat we alleen met gedegen onderzoek verder komen in de verwerking van het verleden. Bossenbroek verklaart dat hij de toenemende bewustwording over de schandvlekken in het verleden toejuicht. Dat duistere verleden wil hij niet cancelen, maar hij wil zich ertoe verhouden. Bossenbroek rept bij de omgang van de Zanzibari met hun beladen geschiedenis van ‘ambivalentie’. Wat erop neerkomt dat er in het verleden helden en schurken waren en vooral veel mensen die minder makkelijk te categoriseren zijn, doordat ze zowel gunstige als ongunstige trekken en dito levensfeiten kenden.
Voorbeeldig weet Bossenbroek dat verleden in alle facetten voor het voetlicht te brengen door in zijn onderzoek gebruik te maken van ooggetuigen. Zijn studie is gebaseerd op dagboeken, brieven en reisverslagen. Beroemdheden als David Livingstone en Henry Morton Stanley trekken voorbij. Maar de hoofdrol is weggelegd voor een minder bekende Schot, die zich levenslang succesvol inzette tegen de slavenhandel. Dat is domineeszoon en medicus John Kirk, tevens actief als botanicus en consul-generaal op Zanzibar. Hij was erbij toen ontdekkingsreiziger Livingstone een expeditie in het stroomgebied van de Zambezi leidde, en hij was de man die sultan Barghash dwong de slavenmarkt te sluiten. Niet slecht om een heiligenstatus in de wacht te slepen, zou je denken.
Maar Bossenbroek toont Kirk ook als een echte koloniaal – zelf sprak Kirk van ‘humanitair imperialisme’. Dat kwam erop neer dat Groot-Brittannië een eind maakte aan de slavenhandel en tegelijk streefde naar koloniale gebiedsuitbreiding. Kirk personifieerde de Britse ambivalentie, zegt Bossenbroek. Dat is waar, hij was een man van zijn tijd, maar het is na lezing van De Zanzibardriehoek lastig om géén sympathie voor hem te koesteren.
De Zanzibardriehoek. Een slavernijgeschiedenis 1860-1900
Martin Bossenbroek
424 p. Athenaeum-Polak & Van Gennep, € 32,50
Bestel bij Libris