Eigenlijk hadden dit rustige weken moeten zijn. De grote collegereeks is afgesloten, mijn nieuwste boek is naar de drukker. Dan breekt altijd de allermooiste periode aan in de cyclus van onderzoek doen en schrijven: nadenken over de boeken die je zou willen schrijven. In je hoofd kun je meesterwerken bedenken, verhalen alvast uittekenen en archiefreisjes plannen. Wordt het weer iets over de negentiende eeuw, of toch de Koude Oorlog? Wat zouden de studenten graag willen lezen? Maar net toen ik alvast wat inleidende boeken en artikelen had klaargelegd op aanlokkelijke stapels, onderbrak de eenentwintigste eeuw die bespiegelingen. Rellen, aanvallen op politieagenten en journalisten, plunderingen – en niet op één plaats, maar door het hele land! Dit was on-Nederlands, riep de ene presentator! Ongehoord, mopperde hoofdschuddend een andere.
Maar dat was het natuurlijk niet. Op mijn bureau lagen de boeken van Samuel Cohn en het artikel van Charles Rosenberg, die allang hebben uitgelegd dat grote en langdurige epidemieën vrijwel altijd tot protesten en opstandigheid leiden. Links in mijn boekenkast staan de grote delen van de politiegeschiedenis van Cyrille Fijnaut, en de veel dunnere maar elegante studie van Guus Meershoek over de groep-IJzerman. Dat boek legt meeslepend uit hoe de undercover-eenheid van de Amsterdamse politie via uitstekende contacten én infiltraties de rellen in het turbulente jaar 1968 in onze hoofdstad beheersbaar wist te houden. Wat minder meeslepend, maar minstens zo belangrijk zijn de stapel onderzoeksrapporten die ook voer voor historici vormen: na onder meer de rellen in Hoek van Holland (2009), Project X in Haren (2012) en de ongeregeldheden op het Museumplein (2020) zochten respectabele commissies uit wat er precies was misgegaan.
Rellen zijn nadrukkelijk niet on-Nederlands, zo blijkt uit al die studies. Ze zijn ook niet typisch Nederlands. Want overal in Europa deden zich onlusten voor rond epidemieën en pandemieën, vroeger en nu. Nederland loopt vaak juist een beetje achter. En de legitimiteit voor rellen is hier vaak een stuk kleiner dan elders, wat de omvang en duur ervan ook binnen de perken houdt, zoals gelukkig inmiddels ook weer is gebleken. Hoe dat komt? Ook dat leren al die geschiedenisboeken ons: omdat Nederland ondanks alle opstandigheid en oproer een land is waar het vertrouwen in de autoriteiten en in elkaar onveranderd hoog is. Dat heeft wederom te maken met het feit dat de afgelopen halve eeuw hier de voorspelbaarheid van bestuur redelijk in orde is, en er evenmin sprake is van een gierende armoedekloof – in elk geval in vergelijking met andere landen, waar rellen soms in halve burgeroorlogen uitmondden.
Maar ook dat weet de historicus: dat is geen natuurwet. En incidenten en affaires (de Toeslagenaffaire?) kunnen die trend van hoog vertrouwen best laten omslaan. Misschien moet het nieuwe onderzoek daarom gaan over zo’n periode van crisis, toen ook in Nederland het vertrouwen zoek was, en moeizaam moest worden opgebouwd: de jaren twintig of dertig van de negentiende of twintigste eeuw.