Home Na de oorlog. Geschiedenis van Europa sinds 1945

Na de oorlog. Geschiedenis van Europa sinds 1945

  • Gepubliceerd op: 9 oktober 2006
  • Laatste update 02 mei 2023
  • Auteur:
    Maarten van Rossem
  • 6 minuten leestijd

Enerzijds is Na de oorlog een geweldig boek: informatief, polemisch en persoonlijk. Anderzijds is het een gemiste kans.



In zijn begrijpelijke begeerte het Europese mirakel van na 1945 zo goed mogelijk te beschrijven, heeft Judt geen maat weten te houden. Hij heeft maar liefst 1056 pagina’s geproduceerd – voor een boek dat expliciet is bestemd voor de geïnteresseerde leek, is dat veel te veel. Met een zekere regelmaat verliest Judt zich in details, die wellicht wel fascinerend zijn, maar die er voor de loop van het verhaal niet werkelijk toe doen. In de helft van het aantal bladzijden had hij al zijn wezenlijke punten ook heel goed kunnen scoren.

Judt besloot dit boek te schrijven in het najaar van 1989. Op dat moment werd duidelijk dat het gedaan was met de Koude Oorlog. Dat conflict kon vanuit het nieuwe historische perspectief dat de verrassende gebeurtenissen van 1989 boden, ad acta worden gelegd als de langdurige epiloog van de dertigjarige oorlog die Europa tussen 1914 en 1945 had verscheurd. Wie het wonderbaarlijke herstel van West-Europa en het succes van de Europese Unie in 1945 tussen de puinhopen zou hebben voorspeld, zou zonder twijfel voor gek versleten zijn. Ondanks allerlei volkomen terecht gemopper is Na de oorlog een opgewekt boek. Als we afzien van de kritische epiloog over het gebrekkige Europese geheugen, eindigt het zelfs met de uitdagende suggestie dat de Europese Unie in de net begonnen eeuw wel eens een voorbeeldrol zou kunnen spelen.

Ten aanzien van één kwestie wekte het betoog van Judt mijn onbegrip en irritatie. Hij besteedt veel aandacht aan het Europese intellectuele leven, maar wordt daarbij onvermijdelijk geconfronteerd met het probleem dat er geen samenhangend Europees intellectueel leven is. Om toch zoiets te construeren, hanteert Judt een enigszins zonderling eliminatieproces. De Engelse intellectuelen hebben zich na 1945 volgens hem in Europa altijd in de marge opgehouden; door voor de hand liggende omstandigheden was dat in deze periode ook het geval voor Duitse intellectuelen. Aangezien de intellectuelen in de kleine Europese landen helemaal niet in beeld komen, blijven dan de Franse en Italiaanse intellectuelen over. De Italiaanse intellectuelen waren sympathiek, maar stonden niet centraal. Zo resteren de Franse intellectuelen om de last van de Europese intellectuele en politieke problemen te dragen en wordt onthuld dat Parijs de intellectuele hoofdstad van Europa was (is?). 

Fellow traveller
Dat Judt er zo over denkt, verbaast niet, omdat hij vooral over Franse intellectuelen heeft geschreven. Dat wil echter nog niet zeggen dat hij gelijk heeft. In opdracht van de tijd, aldus Judt, hebben de Franse intellectuelen geworsteld met ‘het grote verhaal’ (master narrative) van de twintigste eeuw. In dat verhaal staat de ideologie van de sociale progressie centraal,en dientengevolge was solidariteit geboden met het grootste experiment in sociale progressie van de eeuw: de Sovjet-Unie. Vandaar dat vrijwel alle Franse intellectuelen fellow travelers waren en dat langer zijn gebleven dan enig ander intellectueel gezelschap.

Zo komt Judt tot het meest potsierlijke moment in zijn verder zo verstandige boek. Met de publicatie van Solzjenitsyns Goelag Archipel in 1973 in Parijs vielen de Franse intellectuelen volgens Judt eindelijk de schellen van de ogen. Het was een moment van groot historisch gewicht, te beschouwen als het scharnier waarop Europa’s zelfbegrip draaide. Grotere historische onzin zou ik in dit verband niet gauw weten te verzinnen. Waarom de Franse intellectuelen zo belangrijk waren, wordt nergens aangetoond. Judt zelf heeft immers al gesteld dat de meeste Europese intellectuelen, anders dan de Franse intellectuelen, helemaal niet met het marxisme-leninisme waren gepreoccupeerd. Laat staan dat de beleidsmakers daarin geïnteresseerd waren. Die beleidsmakers waren bezig de belangrijkste politieke verworvenheid van het naoorlogse Europa te construeren: de moderne verzorgingsstaat, bepaald niet de grote liefde van de marxisten-leninisten.

Het lijkt mij ook zeer de vraag of de ideologie van de sociale progressie wel aanspraak kan maken op de centrale rol die Judt haar geeft. Wat te denken van het nationalisme als master narrative? Waarom in deze ideologische context geen aandacht besteed aan het christen-democratische denken? Was Parijs trouwens wel de intellectuele hoofdstad van Europa? Wellicht tot in de late jaren vijftig voor de artistiek ingestelde ouders van de bayboomers, maar daarna zeker niet meer.

Ik vond Judts analyse van heden en toekomst van de Europese Unie een van de aardigste onderdelen van zijn boek, waarschijnlijk omdat ik het er van harte mee eens ben. Judt laat zich zeer kritisch uit over de Unie. Hij signaleert het democratische tekort, de onzinnige landbouwpolitiek, waarvan hij bovenal Frankrijk de schuld geeft, en de trage en omslachtige besluitvorming. Toch concludeert hij dat de Unie een goede zaak is, omdat zij institutioneel een even interessant als origineel experiment is. Ondanks alle problemen slaagt de Unie erin nationale regeringen bovennationaal beleid te laten voeren. De gemeenschappelijke markt heeft de deelnemers aanzienlijke voordelen gebracht en het Europese Hof van Justitie heeft zich, min of meer onverwacht, ontwikkeld tot een pan-Europees hof van beroep waarvan alle burgers gebruik kunnen maken.



Solidariteit
Nog belangrijker dan de Unie is volgens Judt het ‘Europese samenlevingsmodel’ als bindmiddel tussen de Europese staten. Dat model biedt een veel beter compromis tussen sociale rechten, solidariteit en marktwerking dan de zo vaak bezongen American way of life. Het leven van de modale Amerikaan is beduidend onaangenamer dan het leven van de modale Europeaan. Die laatste heeft, in ruil voor een wat hoger belastingniveau, veel meer vakantie en veel betere sociale voorzieningen – zoals goedkope en betrouwbare medische zorg – dan zijn Amerikaanse collega. Volgens het neoliberale geloof zijn die omvangrijke sociale voorzieningen een hinderpaal voor de ontwikkeling van de Europese economie, maar Judt schrijft terecht dat de productiviteit per uur in een reeks van Europese landen aanzienlijk hoger ligt dan in de Verenigde Staten. Dat Amerikanen meer produceren, komt alleen doordat zij veel meer werken. De Europeanen hebben ervoor gekozen minder lang te werken; dat lijkt een heel verstandige keuze te zijn.

Europa is, kortom, een voorbeeld voor de rest van de wereld, juist nu het Amerikaanse alternatief ook om politiek-culturele redenen zoveel minder aantrekkelijk is geworden. Toen de Oost-Europese landen bevrijd werden van het sovjetjuk en het disfunctionele communistische economische systeem, was het alternatief voor hen niet zozeer het kapitalisme, maar Europa. Volgens Judt hebben de Verenigde Staten en China, hoe succesvol zij economisch ook zijn, geen model te bieden dat bruikbaar is voor de rest van de wereld. Europa biedt een bij uitstek humane variant van de industriële samenleving en bovendien een zeer interessante vorm van supranationale samenwerking door soevereine staten. Vandaar dat Europa in deze eeuw nog wel eens een belangrijker rol zou kunnen spelen dan velen denken.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.