Home Mussolini liet niet alle treinen op tijd rijden

Mussolini liet niet alle treinen op tijd rijden

  • Gepubliceerd op: 8 februari 2002
  • Laatste update 03 okt 2022
  • Auteur:
    Bas Kromhout
Mussolini en Hitler.

Iedereen weet dat de treinen in Italië onder het bewind van Mussolini op tijd reden. Of is dit een sprookje? Niet helemaal, zegt Italië-deskundige Romke Visser. `Italië heeft onder Mussolini reële vooruitgang geboekt.’

 

`Behalve het cliché dat Mussolini de treinen op tijd heeft laten rijden, is er weinig bekend over de manier waarop hij de publieke voorzieningen in Italië weer op de rails zette. Het is een van de minst bestudeerde thema’s uit de geschiedenis van het fascisme,’ zegt Romke Visser. Visser, van oorsprong oudhistoricus, heeft zich gespecialiseerd in de geschiedenis van fascistisch Italië. Momenteel werkt hij aan een proefschrift over het classicisme in de fascistische ideologie en massamedia. `In het Italië van na de oorlog heerst grote frustratie over het feit dat de democratische overheid niet in staat is hetzelfde voorzieningenniveau te bereiken als de fascistische dictatuur. Daarom rust er een groot taboe op dit historische thema. Er bestaan geen goede monografieën over zijn spoorweghervormingen. De meest cruciale beelden die wij hebben van het fascistische regime in Italië, zijn nog steeds gevormd door de propaganda van die tijd.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Vanaf het moment dat Benito Mussolini in 1922 in Italië aan de macht komt, heeft hij iets met treinen. Visser: `Spoorwegen zijn een vast onderdeel van de beeldvorming rond Mussolini. In de geïllustreerde pers en de bioscoopjournaals figureren vaak treinen. Hij reist altijd per spoor.’ Zelfs tijdens de mythische `Mars op Rome’, die het begin inluidt van Il Duces heerschappij, verkiest Mussolini de trein boven de benenwagen. `Mussolini neemt helemaal niet deel aan de mars. Terwijl zijn knokploegen in de nacht van 28 oktober 1922 liggen te huiveren in de velden rond Rome – het was echt knuddeweer –, ligt Mussolini prinsheerlijk in de wagons-lits, die hem van Milaan naar de hoofstad brengt. Daar wordt hij van het station gehaald door vier vooraanstaande fascisten, en samen lopen ze het laatste stukje naar het paleis van koning Victor Emmanuël II.’

Deze stelt Mussolini aan als formateur van een nieuw `nationaal’ kabinet, dat een eind moet maken aan de chaos in Italië. Een ernstige economische crisis zorgt voor grote arbeidsonrust en stakingen, die de openbare voorzieningen lamleggen. Na 1922 verandert Mussolini langzaam van een democratisch gelegitimeerde regeringsleider in een dictator. `In het begin denken de liberalen: nou goed, laten die fascisten het dan maar even proberen; ze gaan toch wel op hun bek,’ zegt Visser. Maar dat gebeurt niet. Mussolini wordt de eerste jaren van zijn heerschappij ongemeen populair bij de Italianen. Oppositie is er nauwelijks en de rode achterban kleurt massaal zwart. De marxistische leiders zijn verbannen of gevlucht naar Parijs en Moskou, zodat grootschalige vervolging van andersdenkenden niet eens nodig is.

Alleen in 1924 wankelt de positie van Mussolini, wanneer radicale fascisten de socialistenleider Giacomo Matteotti ontvoeren en vermoorden. De Duce wordt gered door de oppositiepartijen, die verontwaardigd het parlement verlaten. Mussolini heeft nu vrij spel om zijn Partito Nazionale Fascista op 3 januari 1925 uit te roepen tot de enige partij van Italië. Uit een enquête van het Handelsblad in 1927 blijkt dat Mussolini bij de Nederlanders op de tweede plaats staat in het lijstje `grootste staatslieden van onze tijd’, pal achter Ghandi.

Spaghettiwestern

Mussolini’s macht en populariteit in de jaren twintig zijn volgens Visser gebaseerd op `tastbare resultaten’. Een van die resultaten is een geslaagde herstructurering van het spoorwegnet: de treinen rijden op tijd. `Het is een mythe,’ zegt Visser, `maar er is wel iets van waar.’

Het fascistische regime investeert meer geld in de publieke sector dan alle voorgaande regeringen tussen 1860 en 1920 samen: rond de 25 miljard lire. Ter vergelijking: een modaal gezinsinkomen bedraagt in die tijd zo’n 1000 lire.’ Het geld wordt voor het overgrote deel gestoken in de hoofdroutes, die Rome verbinden met de grote steden in het noorden. Op deze lijnen wordt alles op alles gezet om de treinen op tijd te laten rijden. Dat lukt ook, door de rails op te knappen en het materieel te moderniseren. `Maar op de zijlijntjes en in het zuiden blijft het vaak net zo’n rotzooi als altijd. Al laat Mussolini het spoorwegennet ook aanzienlijk uitbreiden, om afgelegen delen van Italië te ontsluiten.’

Met het opknappen en stroomlijnen van vooral de noord-zuidroutes heeft het fascistische regime een duidelijke bedoeling. Deels is het een prestigekwestie: door de internationale spoorverdragen na te komen wil Mussolini het buitenland laten zien waartoe hij in staat is. En verder brengt het stroomlijnen van de spoorwegen de door Mussolini felbegeerde verbinding totstand tussen het noorden van Italië en Rome. Steden als Turijn en Milaan zijn het hart van de Italiaanse industrie; Rome is het bestuurscentrum. De afstand tussen deze centra is, zowel fysiek als mentaal, aanzienlijk. Daar wil Mussolini verandering in brengen: net als in de oudheid moeten alle wegen weer naar Rome leiden.

Net als in de oudheid moeten alle wegen weer naar Rome leiden

Visser: `Wanneer Mussolini aan de macht komt, moet er nog veel gebeuren om van Rome een nationaal knooppunt van spoorwegen te maken. Veel meer dan een lijntje om de paus van het Vaticaan naar zee te vervoeren is er niet. Daar brengen Mussolini en zijn ministers verandering in: ze laten nieuwe lijnen aanleggen om Rome met de rest van Italië te verbinden. In het centrum van de hoofdstad bouwen de fascisten een groot hoofdstation: Stazione Termini. Het hoort allemaal bij Mussolini’s belofte om de eenwording van Italië te voltooien.’

Legendarisch is de treinreis naar Rome die Mussolini maakt met Hitler. Op 6 mei 1938 komt de Führer aan op het hoogste punt van de Brennerpas, aan de Oostenrijks-Italiaanse grens, waar hij wordt opgewacht door Mussolini. Per trein reist het tweetal naar de hoofdstad van diens fascistische staat. `Natuurlijk rijdt die trein op tijd,’ zegt Visser, `en bovendien zijn alle stationsgebouwen die op de route liggen op last van Mussolini voor de gelegenheid opgeknapt en fris geschilderd. Ze staan erbij als decorstukken uit een spaghettiwestern: van voren pico bello in orde, maar erachter is het nog steeds een zootje. Stazione Termini in Rome is nog niet klaar. Daarom komen Mussolini en Hitler aan op een substation, dat is opgepoetst met valse gevels en bordkartonnen pilaren.’

Poldermodel

Mussolini’s spoorweghervorming wordt doorgaans voorgesteld als simpele Magenpolitik: geef de mensen wat ze willen. Als de treinen op tijd rijden, is het volk tevreden. Visser plaatst daar een kanttekening bij: `Die doorgaande treinen van noord naar zuid zijn niet het soort vervoer waar de gewone Italiaan veel gebruik van maakt. De ondernemers uit Turijn en Milaan wel; die kunnen nu sneller het politieke centrum van het land bereiken.’

Deze noordelijke industriëlen zijn nauw betrokken bij het herstructureren van het Italiaanse spoorwegnet. Zij krijgen van de staat de orders voor nieuwe treinen en railsystemen, en doen dus goede zaken. De grote ondernemers uit het noorden, verenigd in de Confindusia, hebben een stevige vinger in de pap bij het ministerie van Communicatie, waaronder de spoorwegen vallen. De ministers komen voort uit hun kring. Antonio Stefano Benni, minister van 1935 tot 1939, heeft persoonlijke banden met het Fiat-concern in Turijn. Als Benni de opdracht krijgt het Italiaanse spoorwegnet te elektrificeren, plaatst hij voor miljoenen aan nieuwe orders bij zijn vriendjes in het noorden.

`Het is opvallend hoe zelden het departement voor Communicatie van minister is veranderd,’ zegt Visser. `Costanzo Ciano bezet de post maar liefst tien jaar lang, tussen 1924 en 1934. Op andere ministeries ontslaat Mussolini de ene na de andere bewindsman – om de post soms zelf een tijdje te bezetten –, maar Communicatie laat hij over aan de technocraten. Niet omdat het geen belangrijk ministerie is, maar omdat Mussolini het belang inziet van een goede verhouding met de industriële elite in het noorden. Die is een van de pijlers van het regime.’

Hij brengt privaat en publiek geld bij elkaar. Dat klinkt modern, en dat is het ook’

De ondernemers leveren Mussolini het kapitaal waarmee hij Italië moderniseert. `Hij brengt privaat en publiek geld bij elkaar. Dat klinkt modern, en dat is het ook. Als eerste in de geschiedenis brengt Mussolini het corporatisme als maatschappijsysteem in praktijk. Het corporatisme is in zijn tijd diep verankerd in met name het katholieke sociale denken, maar Mussolini is de enige die het lef heeft het uit te proberen. Zie het als een soort poldermodel: overheid, werkgevers en werknemers zorgen door samen te werken voor welvaart en sociale rust. Mussolini’s experimenten zijn een grote inspiratiebron geweest voor ons Nederlandse consensusmodel van na de oorlog.’

Maar de experimenten verlopen niet zonder repressie. Een van de redenen dat de treinen in fascistisch Italië op tijd rijden, is dat Mussolini het stakingsrecht heeft opgeschort. Geen vertragingen meer door stakend personeel, zoals in de prefascistische fase schering en inslag was. De vakbonden zijn ontbonden en alle arbeiders en ambtenaren zijn verplicht lid van de `Topolavorno’. Elke beroepsgroep heeft zo’n organisatie, die grote centra beheert voor volksopvoeding, onderwijs en ontspanning, en uitjes verzorgt voor de leden. Op deze manier wordt de arbeidersstand gepacificeerd.

`De Italiaanse werknemers leveren hun vrijheden in in ruil voor sociale zekerheid en goede openbare voorzieningen. De postbezorging, het onderwijs, de gezondheidszorg – gedurende de jaren twintig en dertig is dat alles beter geregeld dan ooit ervoor of erna. De lire is stabiel. Italië komt zelfs de wereldcrisis van na 1929 relatief goed door. De investeringen in de publieke sector houden de werkgelegenheid en de consumptie op peil. Voor buitenlandse investeerders is Italië vanwege de crisis in de rest van de wereld zeer interessant.’

Stationschef

Volgens Visser heeft Mussolini niet aan een oorlogseconomie gebouwd, zoals Hitler. Toch kiest Il Duce midden jaren dertig voor het oorlogsavontuur. In 1935 begint hij een campagne tegen Ethiopië. Militair is de veroveringstocht een succes, maar politiek en economisch een ramp. Italië krijgt economische sancties aan z’n broek. Het wordt voor het regime in Rome steeds moeilijker de crisis buiten de deur te houden. `In 1936 adviseren een paar luitenants van Mussolini hem te liberaliseren. Ze zeggen: je hebt alles waargemaakt wat je hebt beloofd; nu moet je het op een akkoordje gooien met de westerse grootmachten. Maar Mussolini is bang dat het hele fascistische systeem uit elkaar valt op het moment dat hij de macht begint te delen. Hij doet een voor hem karakteristieke sprint naar voren en gokt op Hitler. Maar oorlog rendeert niet. In een paar jaar is alles wat Mussolini in Italië heeft opgebouwd weer tenietgedaan.’

De vergelijking tussen Mussolini en Hitler gaat mank; eerder lijkt hij op Franco en Perón

Die laatste, desastreuze periode uit Mussolini’s carrière heeft hem het imago opgeleverd van een operettefiguur. Volgens Visser is dat niet terecht. `Onder Mussolini’s bewind is in Italië reële vooruitgang geboekt op tal van gebieden. Hij was een briljant politicus. Helaas vinden velen die gedachte moeilijk te accepteren. Ik zeg “helaas”, omdat die Loe de Jong-ethiek het beeld van de historische werkelijkheid geen goed doet. De vergelijking tussen Mussolini en Hitler gaat mank; eerder lijkt hij op Franco en Perón. Zijn regime is relatief humaan: er zijn onder het fascisme slechts twaalf doodvonnissen voltrokken – minder dan in de prefascistische periode. Maar daarover spreken is taboe. Italiaanse historici houden zich liever bezig met de ideologie van het fascisme of Mussolini’s privé-leven.’

Toch is één detail uit dat privé-leven van de Duce te opmerkelijk om hier weg te laten. In september 2001 is een geluidsband gevonden waarop Mussolini’s dochter Edda onthult dat hij vanaf 1923 is bedrogen door zijn vrouw Rachele. Het beroep van Racheles geheime minnaar was: stationschef.