‘We kunnen beter bier drinken, net als in de Middeleeuwen,’ grapten Utrechters toen hun kraanwater ondrinkbaar werd door besmetting met een bacterie. In de Middeleeuwen dronken iedereen inderdaad bier, zegt historicus Leendert Alberts. Dat had niet met vervuild water, maar met status te maken.
Vóór 1600 hadden inwoners van de Lage Landen weinig andere keuze dan een glas bier, vertelt Alberts. ‘Uit Duitsland, Frankrijk en het Middellandse Zeegebied was er wel wijn beschikbaar, maar dat was alleen weggelegd voor de rijken. De goedkoopste wijn was zes keer duurder dan bier.’
Je drankkeuze was dan ook een manier om je status te tonen. Zelfs het alcoholpercentage van een brouwsel droeg bij aan je imago: de elite kocht geen slappe bieren, maar gerstenat van 6 of 7 procent. Aan drank als statussymbool ontlenen we volgens Alberts de uitdrukking ‘bier na wijn geeft venijn, wijn na bier geeft plezier’. ‘Dat ging niet om de vraag waarmee je het best kon beginnen bij een avondje drinken, maar of je het had gemaakt in de samenleving. Wijn na bier betekende een stijgende lijn in je carrière. Maar dronk je bier na wijn, dan was je ver afgezakt.’
Strikt beleid tegen watervervuiling
In deze middeleeuwse drankhiërarchie bungelde water helemaal onderaan. Het werd gezien als een drank voor dieren, zegt Alberts. Hij noemt het een ‘onuitroeibare fabel’ dat middeleeuwers hun toevlucht zochten in bier omdat ze geen toegang hadden tot schoon drinkwater. ‘Op sommige plaatsen was de watervervuiling inderdaad groot, zoals bij een leerlooierij of textielververij. Maar uit onderzoek is gebleken dat veel steden daar een strikt beleid voor hadden. Vervuilende beroepen mochten zich alleen stroomafwaarts in de stad vestigen, of buiten de stadsmuren.’
Het brouwwater moest schoon blijven zodat mensen thuis bier konden maken. Vanaf de dertiende eeuw werd dat een ambacht en ontstonden de eerste commerciële brouwerijen. ‘Soms waren dat kleintjes die maar één keer in de maand bier brouwden. Maar er kwamen ook grote brouwerijen die één tot twee keer in de week produceerden, en op één dag een brouwsel konden maken van wel 5000 liter.’
Met zoveel drank in omloop kwam openbaar dronkenschap veel voor. ‘Zeker in elitaire kringen moeten mensen best vaak een roesje hebben gehad. Maar in de Middeleeuwen gold gulzigheid als een hoofdzonde. Wie vaak ladderzat was, kreeg een slechte naam.’
Bier op het kraambed
Middeleeuwse kinderen kregen de alcohol letterlijk met de paplepel ingegoten. Aan de keukentafel stond al vroeg een pul bier voor hun neus. ‘Kinderen dronken ook wel karnemelk en water, maar uit berekeningen van middeleeuwse weeshuizen weten we dat ze vanaf een jaar of vier bier kregen.’
Ook zwangere vrouwen bleven tijdens en na de zwangerschap alcohol nuttigen. ‘Na een geboorte werden er op het kraambed feestjes gehouden met de vrouwen uit de buurt, en daar werd zowel wijn als bier bij geschonken. Bovendien kregen barende vrouwen alcohol om de pijn te verzachten.’
Bier bleef eeuwenlang de drank van het volk. Het kreeg pas na 1600 een geduchte concurrent in jenever. ‘Later kwamen ook koffie, thee en chocoladedrank op de markt en nam de bierconsumptie gestaag af. In de Middeleeuwen dronk een gemiddelde persoon 400 liter bier per jaar, maar in de negentiende eeuw was dat nog maar 10 tot 40 liter. Ter vergelijking: inmiddels zitten Nederlanders op 70 liter per jaar.’
Hoe smaakte middeleeuws bier?
Alberts brouwde verschillende bieren naar middeleeuws recept, en concludeert dat het goed te drinken was. Zelfs naar huidige maatstaven. ‘Door problemen met de filtering kan de drank wel eens troebel of zurig zijn. Maar in principe kan er een goed brouwsel uit komen, dat prima tussen onze moderne craft beers past.’
