Home Dossiers Bezetting Nederland Marjan Schwegman over keuzes maken tijdens de bezetting

Marjan Schwegman over keuzes maken tijdens de bezetting

  • Gepubliceerd op: 28 april 2011
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Geertje Dekkers
  • 4 minuten leestijd
Marjan Schwegman over keuzes maken tijdens de bezetting
Anton Mussert met NSB'ers
Dossier Bezetting Nederland Bekijk dossier

Het begon vaak als een vriendendienst. Voor Joodse bekenden die valse papieren nodig hadden bijvoorbeeld, of een onderduikadres. Zo kwamen veel verzetslieden in de illegaliteit terecht. ‘Veel van deze mensen vertelden achteraf dat het voor hen iets vanzelfsprekends was,’ zegt Marjan Schwegman, directeur van het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. ‘Omdat het om vrienden ging, was het voor hen automatisch belangrijk. In interviews die ik met verzetsmensen heb gehouden, zeiden de meesten dat ze er min of meer vanzelf ingerold waren.’


Op de recent verschenen luisterbox De Tweede Wereldoorlog in Nederland, dat zes cd’s met colleges van vooraanstaande Nederlandse historici bevat, geeft Schwegman college over de mensen die actief de Duitse bezetter tegenwerkten. Dat was een relatief kleine groep, zoals Loe de Jong al schreef. Hij schatte het aantal verzetslieden in Nederland op enkele tienduizenden – nog geen half procent van de bevolking – maar hij hanteerde een erg nauwe definitie van ‘verzet’: activiteiten in het geheim en in georganiseerd verband.

Schwegman telt meer daden mee. Steunbetuigingen aan het koningshuis bijvoorbeeld, of kleinschalige hulp aan onderduikers. Dan loopt het aantal verzetslieden vermoedelijk in de honderdduizenden, nog steeds een bescheiden deel van de bevolking van ongeveer 9 miljoen.

Toch is het verzet voor historici een belangrijk thema, benadrukt Schwegman. ‘De meerderheid van de Nederlandse bevolking behoorde niet tot de extremen van goed en fout. Maar ik verzet me tegen het idee dat de geschiedschrijving zich daarom alleen op de middengroepen moet concentreren, zoals Chris van de Heijden doet in Grijs verleden. In de bezettingstijd ging het om een strijd tegen wat ik met een zwaar woord als een duivelse ideologie wil karakteriseren, namelijk het nationaal-socialisme. De strijd daartegen kon niet anders gevoerd worden dan in uitersten. Volgens mij stonden goed en kwaad dus wel degelijk tegenover elkaar.’

Bovendien, zegt Schwegman, dachten ook de Nederlanders die niet kozen voor verzet of collaboratie in extremen. In zijn boek We leven nog, dat is gebaseerd op oorlogsdagboeken, laat Bart van der Boom zien dat mensen die niet duidelijk positie kozen – door ofwel in verzet te gaan ofwel zich aan te sluiten bij de NSB – toch heel sterk dachten in termen van anti-Duits en pro-Duits.

Dat betekent niet dat Schwegman terug wil naar de oude kaders van goed en fout. ‘Mijn voorganger Hans Blom heeft indertijd opgeroepen die ban te verbreken en op een meer analytische manier naar de oorlog te kijken. Dat heeft geleid tot vernieuwende geschiedschrijving over het grote middensegment van de Nederlandse bevolking en over de collaboratie. Dat is winst, denk ik. En mijn huidige werk komt nog steeds voort uit Bloms oproep. Maar het lijkt wel of de betekenis van het verzet gerelativeerd is. Daar vraag ik nu aandacht voor.’

In haar college legt Schwegman uit hoe het verzet verhardde naarmate de oorlog vorderde en het Duitse bewind grimmiger werd. ‘Het lijkt erop dat het een uit het ander voortkwam voor verzetsmensen. Eerst vingen ze bijvoorbeeld onderduikers op en vervolgens kregen ze maar een beperkt aantal bonnen, genoeg voor het aantal mensen dat officieel in huis woonde. Dan wil je de onderduikers natuurlijk niet laten verhongeren.’ Zo kwam het tot overvallen op distributiekantoren, denkt Schwegman. ‘In zo’n situatie grijp je misschien naar een sterker middel dan je voor mogelijk zou houden als je er vanuit de theorie naar keek.’

Dat gold voor zowel vrouwen als mannen, benadrukt Schwegman, die zich altijd veel met vrouwengeschiedenis heeft bezig gehouden. ‘De meeste Nederlanders denken waarschijnlijk dat er veel meer mannen actief waren in het verzet dan vrouwen. Dat lees je ook bij Loe de Jong.’ Maar het klopt niet. Vrouwen hielden zich misschien wat meer met ‘vrouwentaken’ bezig, zoals de verzorging van onderduikers, maar ze waren ook betrokken bij gewelddadig verzet. ‘De gewapende verzetsgroep CS-6 bijvoorbeeld bestond voor 35 procent uit vrouwen.’

Systematisch sociologisch onderzoek naar wie er precies in verzet kwamen is nog niet gedaan. ‘Je verwacht veel jonge, ongebonden mensen, zonder gezin om zich zorgen over te maken. Die kom je ook veel tegen, maar er zijn ook mensen met een gezin. De groep is erg diffuus. Ik heb mezelf vaak afgevraagd of je in het algemeen onconventioneel in het leven moest staan om tot verzet over te gaan. Dat zal deels kloppen, maar er was ook veel verzet uit protestants-christelijke kring. In de tv-serie De bezetting komt tante Riek voor, die heel traditioneel was in haar geloof en zich juist daarom verzette.’
 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.