Home Maankijkers in de Koude Oorlog

Maankijkers in de Koude Oorlog

  • Gepubliceerd op: 26 augustus 2020
  • Laatste update 02 mei 2023
  • Auteur:
    Nienke Zoetbrood
  • 12 minuten leestijd
Maankijkers in de Koude Oorlog

Midden in de Koude Oorlog rapporteerden Nederlandse amateurastronomen aan de Sovjet-Unie. Ze hielden jarenlang bij waar en hoe laat een Russische satelliet over ons land vloog. Hun bevindingen gaven ze door aan Moskou. Maar waarom werkten deze maankijkers eigenlijk samen met de Russen?

‘Vijf miljard jaar geleden ontstond met de zon en de planeten ook de aarde, en al die tijd heeft ze het met één maan moeten stellen,’ schreef het blad De Meteoor in oktober 1957. Totdat plotseling een tweede – kunstmatige – maan om de aarde cirkelde: de Spoetnik. De Sovjet-Unie had op 4 oktober 1957 als eerste een satelliet in een baan om de aarde gebracht.

Meer lezen over de Koude Oorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Terwijl overal ter wereld mensen vol verbazing naar de hemel staarden, keek een select groepje verspreid door Nederland met meer systeem naar de lucht. Ze plakten straatlantaarns af met vuilniszakken, zetten hun horloge gelijk met het tijdsein van zeven uur en tuurden in de avondschemer naar de heldere hemel. Als de zon net achter de horizon zakte, zagen deze waarnemers een lichtpuntje door de avondhemel bewegen. Nauwkeurig noteerden ze jarenlang waar en hoe laat de eerste satelliet zijn baan om de aarde maakte. Dat seinden ze door, zo snel mogelijk.

Het waren de waarnemers van de Kunstmaandienst, die ieder hun eigen kunstmaanstation bemanden. Kunstmanen – zo werden de eerste satellieten genoemd. De Kunstmaandienst bestond uit boeren, leraren en arbeiders: hobbyisten die ’s nachts door zelfgebouwde telescopen naar de sterrenhemel tuurden. Wie zaten er in de Kunstmaandienst? Wat deed die dienst precies? En waarom werkten ze, midden in de Koude Oorlog, samen met de Sovjet-Unie?

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Vrijwilligers

1957 zou het jaar van de kunstmaan worden, daar waren wetenschappers en amateursterrenkundigen het over eens. Het was het Internationaal Geofysisch Jaar: een wereldwijde wetenschappelijke onderneming om de aarde in kaart te brengen, van de oceanen tot de ruimte. Sinds de jaren veertig werden er raketten gelanceerd, die kort in de ruimte bleven, om daarna naar beneden te storten. Maar een voorwerp dat om de aarde kon cirkelen? Dat moest dat jaar voor het eerst gebeuren. ‘Het projectiel zal boven Florida afgevuurd worden,’ schreef astronoom Hugo van Woerden, nog in de vaste overtuiging dat de Amerikanen de eerste satelliet zouden lanceren.

De kunstmaandienst bestaat uit boeren, leraren en arbeiders

De Sovjet-Unie was met eigen voorbereidingen bezig. Een jaar eerder, in 1956, had collega-astronoom Kees de Jager op de Sterrenwacht in Utrecht een brief uit Moskou ontvangen. Hij was ondertekend door Alla Massevitsj, sterrenkundige en vicevoorzitter van de Russische astronomische raad. ‘Ze vroeg of wij vrijwilligers wilden organiseren die een eventuele kunstmaan konden waarnemen,’ zegt Kees de Jager. ‘Ik dacht: dat wordt niets, maar ik heb haar vriendelijk geantwoord.’ Als voorzitter van een amateurvereniging die vallende sterren waarnam, kende De Jager een aantal hobbyisten die hij kon aanschrijven. Hij selecteerde zeven van de beste waarnemers en stuurde hun adressen naar Moskou.

Doe-het-zelver

Op maandagochtend, drie dagen na de lancering van Spoetnik 1, stond een postbode voor de boerderij Klein Spijkerbosch in Olst. Uit zijn tas haalde hij een envelop met buitenlandse postzegels en Russische letters, gericht aan Jan Kamperman. ‘Station 812,’ stond dikgedrukt en onderstreept op de envelop.
Jan Kamperman had als boerenzoon de pachtboerderij van zijn vader overgenomen. Hij had slechts acht jaar lagere school gevolgd; meer had zijn vader niet nodig gevonden. Het was dat de koeien moesten worden gemolken, anders had Jan al zijn tijd besteed aan zijn hobby: sterrenkijken. In een oude varkensstal richtte hij een werkplaats in waar hij zelf een precisieklok, radioapparatuur en een sterrenkijker bouwde.
‘Hij rommelde dingen bij elkaar,’ zegt Roef Ankersmit, die hem assisteerde bij het fotograferen van sterren. ‘De sterrenkijker stond op een voetstuk van een oude vleesmachine, de as kwam uit de fabriek van mijn grootouders en de rest knutselde hij zelf in elkaar. Hij had zichzelf alles geleerd.’

Soviet-technicus werkt aan Spoetnik 1, 1957.

De sterrenkijker stond vijftig meter naast de boerderij, waar hij een vrij uitzicht had op de hemel boven de weilanden. Precies daar was zijn kunstmaanstation, en precies vanuit die coördinaten berekenden de sterrenkundigen in Moskou waar en wanneer de kunstmaan voor Jan zichtbaar zou zijn. Die plaats en tijd stuurden ze per telegram door, in een lange rij cijfercodes. ‘In de buurt werd hij voor een vreemde vogel aangezien,’ herinnert Kees de Jager zich. ‘In plaats van zijn boerderij goed te beheren ging hij om twaalf uur ’s nachts nog naar de hemel zitten kijken. En dan kreeg hij ook nog codetelegrammen uit Moskou!’

Onvoorspelbaar

De oude burcht van de Sterrenwacht in Utrecht vormde de schakel tussen amateurwaarnemers zoals Jan Kamperman en de sterrenkundigen van Bureau Kosmos in Moskou. Bureau Kosmos berekende de verwachte baan van de kunstmaan en verzond de informatie per telegram naar alle kunstmaanstations, soms meerdere keren per week. Aan hen de taak om te controleren of de kunstmaan ook precies in die baan overvloog. De kunstmaanwaarnemers gaven dat via de Sterrenwacht weer door aan de Sovjet-Unie.
‘In de begintijd van satellieten waren de banen onvoorspelbaar,’ zegt David Baneke, ruimtevaarthistoricus aan de Universiteit Utrecht. ‘Het is erg moeilijk om een satelliet in de juiste baan te brengen. Als je er een lanceert wil je zeker weten dat hij goed zit, dat de technologie werkt. We hebben het hier over de Koude Oorlog, dus je wilt niet alleen je eigen satellieten in de gaten houden, maar ook die van een ander. Je moet ze dan rond de hele wereld volgen.’
Zowel de Sovjet-Unie als de Verenigde Staten waren vanaf het begin van de ruimterace over de hele wereld actief in het rekruteren van mensen om in de lucht satellieten op te sporen. In Nederland was dat de Kunstmaandienst, in de Verenigde Staten hield de Moonwatch de nachtelijke hemel in de gaten.
Dat was nodig omdat professionele telescopen slechts een klein stukje van de hemel konden bestuderen. Wetenschappers vergeleken het opsporen van een satelliet in de lucht met zoeken naar een golfbal die uit een vliegtuig wordt gegooid. Zonder de waarnemingen van de amateurs wisten de professionele astronomen niet waar hun telescoop naar moest kijken.
Toen na drie weken de batterijen van de Spoetnik het begaven, stopten ook de radiosignalen die deze tot die tijd uitzond. Vanaf dat moment was er slechts één manier om de baan van de satelliet te weten: door, over de hele wereld, omhoog te kijken.
Astronomen wilden de banen berekenen omdat ze zo meer te weten konden komen over de dichtheid van de atmosfeer. Maar het leger had ook interesse. ‘Een raket die een satelliet kan lanceren, kan ook een kernbom lanceren en die overal op aarde laten vallen,’ zegt Baneke. ‘Dan wil je precies weten waar op aarde hij neerkomt. Het is dan ontzettend belangrijk die baan nauwkeurig te berekenen.’
Daarnaast was vanaf het begin van de ruimtevaart spionage een belangrijk motief. ‘Binnen het Witte Huis was meteen de overweging: als de Sovjet-Unie een satelliet kan lanceren, dan kunnen ze ook bij ons spioneren. Ook dan wil je precies weten waar en wanneer een satelliet overvliegt, zowel je eigen als die van een ander.’

Wars van politiek

Het kunstmaanstation van Piet Koning was gelokaliseerd op het platte dakje van zijn ouderlijk huis, in Amsterdam. Van daaruit kon hij precies een stuk hemel in de gaten houden. Piet kwam niet uit een gezin waar veel naar boven werd gekeken – een mens moest werken en geld verdienen –, maar als jongetje van tien was hij een keer ’s nachts, tijdens de Tweede Wereldoorlog, na de avondklok nog op straat. De straatlantaarns waren uit, alle ramen waren verduisterd om bombardementen te voorkomen. Op een plein aan de rand van de stad staarde de jonge Piet verbaasd omhoog naar de felle sterrenhemel.
Die liet hem nooit meer los, vertelt zijn weduwe Joke Koning, ook al ging het soms ten koste van zijn werk. Een baan in de suikerfabriek liet hij lopen, omdat hij liever naar een zonsverduistering keek. ‘We woonden samen op een zolderetage in Amsterdam,’ zegt Joke, die Piet begin jaren zestig leerde kennen. ‘Ik ging mijn eigen gang, ik werkte in de bibliotheek. Piet had geen baan, maar ik heb hem altijd gestimuleerd. Ik was een van de vrouwen die achter hun mannen stonden, zodat zij hun hobby konden uitoefenen.’

Wetenschappers kunnen niet zonder de waarnemingen van amateurs

Ook als dat inhield dat ze tijdens de Koude Oorlog waarnemingen deden voor de Russen. ‘Ik heb er nooit over nagedacht dat het met spionage te maken kon hebben,’ zegt Joke. ‘Hij was een man uit een arbeidersmilieu, dus dan stemde je socialistisch. Maar het ging hem alleen om sterrenkunde; politiek interesseerde hem niets.’ Ook boer Jan Kamperman was wars van politiek. ‘Volgens mij had hij niets met dat communistische gedoe,’ zegt Roef Ankersmit.

Waarom werkten ze dan toch samenwerkten met de Sovjet-Unie, die een jaar eerder de Hongaarse Opstand had neergeslagen? Woedende Nederlanders hadden toen het kantoor van de CPN belaagd. Volgens Alex Scholten, een latere vriend van Piet, ging het puur om de wetenschap. ‘Vanuit het idee: er gebeurt iets bijzonders, dat wil ik ook zien. Hij vond het schitterend om als amateur een bijdrage te kunnen leveren aan de wetenschap. Dat oversteeg de politiek.’

30.000 gulden

Ondertussen probeerden ook de Verenigde Staten hun eerste satelliet te lanceren.
Het duurde niet lang of astronoom Kees de Jager, van de Sterrenwacht in Utrecht, besloot om de waarnemingen ook naar de Amerikaanse rekencentra van de luchtmacht en de marine te sturen. ‘Ik vond het niet eerlijk om de waarnemingen alleen naar Moskou te sturen,’ zegt hij. ‘Bovendien deed ik het vrijwillig; dan mag ik ze sturen naar wie ik wil.’
Na een halfjaar ontving hij een brief van het Amerikaanse leger: omdat de Kunstmaandienst een van de beste waarneemgroepen ter wereld was, wilde het leger een financiële bijdrage leveren: 30.000 gulden per jaar. ‘Nou,’ lacht De Jager, ‘van de Russen kreeg ik geen roebel.’

Kon dat wel, geld aannemen van militairen? Professor Marcel Minnaert, directeur van de Sterrenwacht, vond als overtuigd pacifist van niet. Maar hij had geen weerwoord toen De Jager antwoordde dat je militair geld beter kon gebruiken om naar kunstmanen te kijken dan er kanonnen voor te kopen.

De lancering van de eerste kunstmaan door de Russen trekt veel belangstelling.

‘De ruimterace was niet alleen een militaire, maar ook een publieke wedloop,’ zegt historicus David Baneke. ‘Na de Spoetnik probeerden de Amerikanen met propaganda-offensieven hun imago te verbeteren. Waarneemnetwerken zoals de Kunstmaandienst waren groepen die ze wilden bereiken. Als je zulke mensen steunt, ze wat instrumenten geeft die ze goed kunnen gebruiken, dan raken ze vanzelf bij jouw kant betrokken. Astronomen maakten daar weer dankbaar gebruik van.’

Met het geld van het Amerikaanse leger nam Kees de Jager een medewerker aan die de gegevens van de waarnemers uitwerkte en naar Moskou en de Verenigde Staten stuurde: Welmoed Slotemaker.

Een raket die een satelliet kan meenemen, kan ook een kernbom droppen

En de waarnemers van de Kunstmaandienst? Zij bleven zo’n vijf jaar trouw waarnemingen doen. Soms met zeven mensen, soms met achttien, van Hoorn en Geleen tot Groningen en Bilthoven. Al was na een paar jaar de nieuwigheid van de kunstmanen af: in 1964 waren al 800 satellieten gelanceerd. Er waren ook nieuwe manieren om satellieten waar te nemen gekomen, zodat het niet meer noodzakelijk was de hemel in de gaten te houden. Toen dat jaar Welmoed Slotemaker plotseling overleed, verschoof de wetenschappelijke belangstelling naar andere onderwerpen.
Kunstmaanwaarnemer Piet Koning was inmiddels verhuisd naar het oosten van het land, waar hij zijn fascinatie voor de sterrenhemel met anderen deelde op de Volkssterrenwacht in Bussloo, die hij had opgericht. Boer Jan Kamperman zegde het koeien melken vaarwel en ging als sterrenkundige aan de slag op de Drentse Volkshogeschool. Kees de Jager bleef samenwerken met zowel de Russen als de Amerikanen. Begin jaren zeventig werd hij gevraagd als voorzitter van Cospar, de internationale organisatie voor wetenschappelijk ruimteonderzoek.

Nienke Zoetbrood is journalist.

Uitzending OVT

Grootvaders verhaal

De grootvader van journalist Nienke Zoetbrood, Gosling Land, was actief in de Kunstmaandienst. In de radiodocumentaire De Spoetnik-kijker gaat ze op zoek naar het verhaal achter de codetelegrammen die hij uit de Sovjet-Unie ontving. De documentaire wordt op zondag 20 september 2020 uitgezonden bij OVT (Radio 1).

Wereldwijd actief

Amerikaanse waarnemers

In 1955 stelde ook het Amerikaanse Smithsonian Sterrenkundig Observatorium lijsten samen van mensen die de sterrenhemel konden bestuderen, van meteorietwaarnemers tot vliegtuigspotters. Onder leiding van wetenschappers werd Moonwatch opgericht: groepjes amateurwetenschappers die een deel van de nachtelijke hemel in de gaten hielden, op zoek naar kunstmanen.

Toen de Spoetnik werd gelanceerd, waren er behalve in de VS ook Moonwatchteams in Zuid-Afrika, Argentinië, Australië, Chili en Peru. In Japan waren zelfs zeventig teams actief. Net als bij de Nederlandse Kunstmaandienst stuurden de amateurwetenschappers hun waarnemingen naar het sterrenkundig observatorium, dat het vervolg van de baan van de satelliet berekende.

Mislukte lancering

Flopnik

Nadat de Sovjet-Unie de eerste satelliet had gelanceerd en een maand later nóg een met daarin de hond Laika, konden de Verenigde Staten niet langer achterblijven. Op 6 december 1957 zouden de Amerikanen zich revancheren met hun eigen satelliet: de Vanguard TV-3. De raket ontbrandde, schoot anderhalve meter de lucht in en zakte na twee seconden weer terug naar het lanceerplatform, om daar te ontploffen. Terwijl Spoetnik 1 en 2 al wekenlang in banen om de aarde cirkelden, had de Amerikaanse ruimtevaartpoging precies drie seconden geduurd. ‘O wat een flopnik!’ schreef de London Daily Herald.

Meer weten:

Terugblik: Persoonlijke herinneringen aan opmerkelijke gebeurtenissen (2014) door Kees de Jager.

Keep Watching the Skies! The Story of Operation Moonwatch and the Dawn of the Space Age (2008) door W. Patrick McCray.

Spoetnik (2007) door Matthew Brzezinski.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 9-2020