Home Lessen uit het verleden

Lessen uit het verleden

  • Gepubliceerd op: 8 november 2011
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Bas Kromhout
  • 2 minuten leestijd

Nu de protestbeweging Occupy zich uitbreidt over de straten en pleinen van de westerse wereld, moeten velen terugdenken aan de roerige jaren zestig. Politiek historicus Rimko van der Maar, schrijver van het boek Welterusten, meneer de president. Nederland en de Vietnamoorlog 1965-1973 (2007), legt uit wat er wel en niet klopt aan die vergelijking.


‘Het belangrijkste verschil tussen Occupy en de anti-Vietnam-beweging van de jaren zestig is dat huidige demonstranten claimen dat ze 99 procent van de bevolking achter zich hebben staan. De mensen die in 1964 als eersten protesteerden tegen de interventie in Vietnam, moesten daarentegen opboksen tegen een meerderheid die pro-Amerika was. Ze werden beschimpt en bespot; “anti-Amerikaan” was een scheldwoord.

Het duurde even voordat de demonstranten aandacht van de media kregen. Om op te vallen moesten ze provoceren met slogans als “Johnson moordenaar”. Populair was de metafoor van een steen in de vijver: eerst is er een grote plons, daarna trekt de invloed van je acties als een rimpeling door de samenleving. De Occupy-beweging heeft sinds de beginfase al veel media-aandacht gekregen. Dat kan averechts werken. Mogelijk piekt Occupy te vroeg.

Net als de anti-Vietnam-beweging is Occupy overgewaaid uit de Verenigde Staten. En bij beide gaat het om meer dan de directe aanleiding, respectievelijk de Vietnam-oorlog en bankiers die zich verrijken. Net als in de jaren zestig zetten de huidige demonstranten zich af tegen “het systeem”.

Toch zijn er ideologische verschillen. De anti-Vietnam-betogers hadden scherpere doelen dan de Occupy-beweging, waarvan niet duidelijk is wat zij precies wil. Het protest werd in de jaren zestig gedragen door organisaties met een duidelijk politiek profiel, die elkaar soms in de weg zaten. Comités waren dag en nacht in de weer met slogans bedenken en memoranda opstellen.

Tegenwoordig is er geen duidelijke organisatiestructuur. Occupy is min of meer spontaan ontstaan via internet en Twitter.

Het vluchtige karakter is de grootste zwakte van Occupy. Bij dit soort bewegingen is er altijd een harde kern met daaromheen een groep sympathisanten. Zij haken als eersten af. Het protest tegen de Vietnam-oorlog groeide telkens wanneer de media met nieuwe schokkende berichten over de oorlog kwamen. Maar toen president Lyndon Johnson in 1968 akkoord ging met vredesonderhandelingen, hielden veel sympathisanten het voor gezien. Ook Occupy kan alleen groeien als de financiële crisis zich verdiept.

De anti-Vietnam-demonstranten kregen veel media-aandacht en sympathie, mede doordat de autoriteiten in de jaren zestig onhandig reageerden. In veel landen sloeg de politie erbovenop. In Nederland werd de leus “Johnson moordenaar” verboden op grond van een oud wetsartikel dat zei dat men bevriende staatshoofden niet mocht beledigen. Maar de Nederlandse autoriteiten zagen al snel in dat ze zich flexibel moesten opstellen, om zo de angel uit het protest te halen. Dat is sindsdien steeds het beleid geweest.

Protestbewegingen zijn nuttig, omdat ze uiting geven aan een bepaalde onvrede in de samenleving. Misschien leidt Occupy ertoe dat er iets verandert aan de bonuscultuur bij de banken. Maar voor hetzelfde geld zijn we de tentjes op het Beursplein zo weer vergeten.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Begrijp het heden, begin bij het verleden: met HN Actueel lees je de voorgeschiedenis van het nieuws van vandaag. Maak nu een maand kennis voor maar €1,99.