Het is dit jaar honderd jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Wim Klinkert, hoogleraar militaire geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en medeauteur van het recent verschenen boek Nederland neutraal. De Eerste Wereldoorlog 1914-1918, vindt het positief dat de Eerste Wereldoorlog nu volop in de belangstelling staat.
‘Omdat wij neutraal bleven, is de Eerste Wereldoorlog lange tijd aan Nederlanders voorbijgegaan. Terecht is dit niet: niet voor niets wordt deze oorlog de oercatastrofe van de twintigste eeuw genoemd. De Eerste Wereldoorlog heeft alle vaststaande polen losgelagen, onder meer omdat de Amerikaanse president Wilson er een ideologische lading aan gaf. De opkomst van het fascisme, het communisme en het nationaal-socialisme vonden allemaal mede hun oorsprong in de Eerste Wereldoorlog. Alleen daarom al heeft deze strijd heel Europa definitief veranderd.
Omdat de Duitsers en de Fransen twee enorme legers op de been hadden gebracht, verwachtte men aanvankelijk dat de Grote Oorlog zo voorbij zou zijn. Het tegendeel bleek het geval: de strijd die werd uitgevochten in loopgraven, bleek een ellenlange fysieke en mentale uitputtingsslag. Niet alleen aan het front, ook in het achterland stierven tienduizenden mensen mede door de ingrijpende economische gevolgen van de aanhoudende strijd. Het was de eerste “totale oorlog”, waarbij het besef ontstond dat oorlogvoering niet alleen iets is voor militairen, maar dat de hele staat, inclusief burgerbevolking, erbij betrokken is.
In militair opzicht waren de gevolgen verstrekkend. De verdediging vanuit de loopgraven was zo stevig dat er maar weinig beweging zat in het frontverloop. Een aanval kostte relatief veel mankracht, terwijl er weinig mee werd bereikt. Om de patstelling te doorbreken, werden gedurende de oorlogsjaren verschillende nieuwe gevechtstechnieken ontwikkeld. Het was voor het eerst dat de vijand, die zich schuilhield in diepe loopgraven, voor het blote oog onzichtbaar was. Dit leidde tot de uitvinding van het “indirecte vuur”, waarbij waarnemers vanuit de lucht de vijandelijke doelen onderscheidden en gebaseerd op geluidsgolven posities van kanonnen berekend werden.
Nieuw was ook de inzet van gifgas, tanks en mitrailleurs om een gat in de verdediging te forceren. Het was de eerste oorlog waarbij persoonlijke moed en dapperheid niet langer van doorslaggevende betekenis waren, maar de inzet van moderne technologie. Tijdgenoten spraken daarom van de eerste industriële oorlog. Na afloop waren alle partijen het erover eens dat zo’n langdurige oorlog nooit meer mocht plaatsvinden. Militaire strategieën werden erop gericht een strijd zorgvuldig voor te bereiden om de duur in de hand te houden.
Vliegtuigen zijn sinds de Eerste Wereldoorlog een cruciaal onderdeel van de oorlogsstrijd. Je zag bijvoorbeeld tijdens de Golfoorlog dat de geallieerde aanval werd ingezet vanuit de lucht; de grondtroepen volgden later. Inmiddels zijn de technieken alweer verder geperfectioneerd. Luchtaanvallen zijn nog preciezer dan destijds op Bagdad. Moderne oorlogvoering wil een conflict snel beëindigen. Dat vloeit voort uit het trauma dat de jarenlange massaslachtingen van de Eerste Wereldoorlog hebben veroorzaakt.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees