Home Lessen

Lessen

  • Gepubliceerd op: 1 juli 2009
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Bas Kromhout
  • 2 minuten leestijd

Wereldvrede, voor minder deden de statistici van de negentiende eeuw het niet. Maar onderlinge ruzies deden hun ideaal verschralen.

In Het onberekenbare Europa. Macht en getal in de negentiende eeuw vertelt Nico Randeraad over de opkomst van de statistiek als internationale wetenschap in de negentiende eeuw. Overheden gebruikten steeds vaker statistische gegevens bij het maken van beleid. En statistici zelf raakten ervan overtuigd dat zij door betrouwbare gegevens te verstrekken welvaart en geluk binnen handbereik konden brengen. ‘Het vooruitgangsgeloof kende geen oprechter, trouwer en dwangmatiger aanhanger dan de statisticus,’ schrijft Randeraad.

Een probleem was echter dat er voor het verzamelen en interpreteren van statistische gegevens nog geen standaard bestond. Elk land kende zijn eigen statistische methode, waardoor het slecht vergelijken was. De Belg Adolph Quetelet nam daarom in 1853 het initiatief tot het eerste internationaal congres van statistici, in Brussel. In totaal zou het congres negen keer vergaderen in verschillende Europese steden, waaronder Den Haag.

De deelnemers werden verbonden door het ideaal van één universele statistiek, die welvaart, broederschap en vrede zou brengen over de volkeren. Maar zij konden het niet eens worden over een internationale statistische standaard. Bovendien drukten de gastlanden een nationalistisch stempel op ‘hun’ congres, al was het maar getalsmatig. Bij elk congres werd het oorspronkelijke idealisme een beetje verder de kop ingedrukt, totdat de internationale statistische beweging in 1878 ten grave werd gedragen. Hier stopt Randaards boek. Maar in werkelijkheid ging het verhaal verder.

Al in 1885 besloten statistici uit verschillende landen weer tweejaarlijks bij elkaar te komen. ‘Men had geleerd en besloot de rol van nationale regeringen te beperken door een onafhankelijk orgaan op te richten, het International Statistical Institute. Dat bestaat nog steeds en zetelt sinds 1913 in Nederland,’ zegt Jacques van Maarseveen, medewerker van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in Voorburg. Van Maarseveen werkt in opdracht van het CBS zelf aan een boek getiteld History of the Statistical Mind, dat eind dit jaar moet verschijnen. ‘Ook de Volkenbond, en later de Verenigde Naties en de Europese Unie kregen statistische bureaus.’

De technische problemen bij het vergelijken van cijfers uit verschillende landen kregen statistici steeds beter onder de knie. En het overspannen idealisme van hun negentiende-eeuwse voorgangers hebben ze volgens Van Maarseveen grotendeels achter zich gelaten. ‘Statistici willen de werkelijkheid alleen in kaart brengen, en niet zozeer veranderen. Dat is aan de politiek, en daar mengen wij ons niet in. Toch mogen we aannemen dat onze bevindingen invloed hebben. Zeker als er sancties achter zitten, zoals in de Europese Unie. Statistische cijfers over begrotingstekorten of de prijsontwikkeling hebben gevolgen voor lidstaten.’

Maar bewijst niet alle beroering rond het vermeende ‘euro-effect’ dat de subjectieve beleving van de kiezer politiek veel interessanter is dan de objectieve waarheid? ‘Statistisch gezien bestaat er inderdaad geen euro-effect. Je kunt dat als statisticus aantonen, maar het is aan de politici om met die kennis zuiver om te gaan. Ik neem aan dat ze dat doen.’

Nico Randeraad, Het onberekenbare Europa. Macht en getal in de negentiende eeuw. 288 p. Wereldbibliotheek, € 17,90

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.