Lejo Schenk was eindredacteur van de actualiteitenrubriek Kenmerk, toen op 17 maart 1982 in El Salvador vier van zijn journalisten werden vermoord. ‘De journalistenwereld moest worden afgeschrikt,’ meent hij. ‘De regering van El Salvador had geen behoefte aan pottenkijkers bij de verkiezingen.’
Op 17 maart 1982 worden de IKON-journalisten Koos Koster, Jan Kuiper, Joop Willemsen en Hans ter Laag in El Salvador vermoord. Nederland is geschokt. Er breken rellen uit rond het Amerikaanse consulaat en op verschillende plaatsen wordt gedemonstreerd. De daders worden niet gevonden.
De vier journalisten werkten aan een documentaire over het slepende conflict van leger en overheid van El Salvador met de linkse guerrillabeweging FMLN. De documentaire bestond uit een portret van een familie in de hoofdstad San Salvador (overheidsgebied) en een boerenfamilie op het platteland (guerrillagebied). In de provincie Chalatenango, waar ze opnames van de boerenfamilie zouden maken, worden de vier journalisten doodgeschoten door het Salvadoraanse leger. Lejo Schenk, toen eindredacteur van Kenmerk, de actualiteitenrubriek van IKON-KRO/RKK waarvoor de journalisten werkten, vermoedt dat de overheid het internationale journalistenkorps wilde afschrikken.
Wanneer hoorde u van de moorden?
‘Op 18 maart, ’s avonds om een uur of zes. Ik zat met mijn gezin aan de maaltijd toen de telefoon ging; het was de directeur algemene zaken van het de IKON. Hij zei: “Ik heb een telefoontje gehad uit El Salvador. Er is iets gebeurd met de ploeg. Je moet je er maar op voorbereiden dat ze allemaal dood zijn.”
Ik geloofde het niet. Ik dacht: eerst maar eens bellen, eerst checken. Ik ben naar de redactie in Hilversum gegaan. Daar hebben we direct de taken verdeeld. Wie neemt contact op met Buitenlandse Zaken? Wie informeert de familie? We hebben het Journaal en het ANP gevraagd het nieuws niet te brengen tot het bericht bevestigd was en wij de families op de hoogte hadden gesteld. Uiteindelijk kregen we de bevestiging van collega Hans van Gerven, die in El Salvador aan het werk was met VARA- en IKON-correspondent Jan Schmeitz. Zij hebben met veel moeite de vier dode lichamen gevonden en geïdentificeerd, ergens in een mortuarium op een kerkhof.’
Heeft u voor de moorden nog contact met de ploeg gehad?
‘Ja. Een paar dagen voor de 17e waren de vier opgepakt door de policia de hacienda – eigenlijk een soort belastingpolitie. ’s Ochtends om vijf uur. De aanleiding was een briefje dat op het lichaam van een guerrillero was gevonden met daarop de naam van Koos Koster, het hotel waar hij verbleef en een telefoonnummer. Dat is overigens heel goed mogelijk. Koos woonde al geruime tijd in Zuid-Amerika en hij had overal contacten. En voor de documentaire had hij die contacten nodig; ze moesten immers guerrillagebied in.
De ploeg is verhoord en uiteindelijk is er een verklaring ondertekend, waarin stond dat ze vrij waren om hun werk voort te zetten. Maar een dag later stond er een foto van de vier in verschillende kranten met eronder iets als: dit zijn de vier gearresteerde journalisten die verdacht worden van contacten met de guerilla’s. Koos heeft mij daarna gebeld en verteld wat er gebeurd was.’
Hebt u toen niet overwogen de vier terug te halen?
‘Nee. Koster was een zeer ervaren journalist. Hij kende Zuid-Amerika goed. Hij sprak de taal vloeiend en hij had eerder risicovolle situaties meegemaakt. Je kon op hem blindvaren, en dat gold ook voor Jan Kuiper. Ik heb Koos gevraagd wat de risico’s waren en gezegd: “Als je denkt dat het niet goed zit, kap je er gewoon mee. Kom dan maar terug.” Maar Koos zei: “Nee, dit redden we wel. Ik schat dit niet in als riskant. We houden ons een paar dagen rustig.” Ik vond dat ik hen op dat moment niet terug hoefde te roepen.’
Wat gebeurde er op 17 maart?
‘Het duurde even voordat de ploeg iemand kon vinden om hen naar de met de guerrilla afgesproken ontmoetingsplek te brengen. Daarvoor hadden ze collega-journalisten benaderd; die zaten bijna allemaal in hetzelfde hotel in de hoofdstad. Later hoorde ik dat collega’s Koos hebben geadviseerd het guerrillagebied niet in te gaan. Of het desnoods via Honduras, zeg maar buitenom, te bereiken.
Uiteindelijk wilde de Duitse journalist Armin Wertz hen wel wegbrengen, tegen een vergoeding van honderd dollar. Hij heeft hen bij het hotel opgehaald. Elders in de hoofdstad werden twee FMLN-leden opgepikt, die de ploeg naar het boerengezin zouden brengen.
Wertz vertelde later dat ze de indruk hadden dat ze gevolgd werden door een ander busje, maar dat was op een gegeven moment verdwenen. Een paar jaar later hoorden we van een inmiddels overgelopen FMLN-commandant dat de route onveilig was geweest. Hij werd in de gaten gehouden door het leger en was in ’82 al bij een deel van het verzet bekend als besmet.
Wertz heeft de jongens afgezet bij het ontmoetingspunt. Daar zijn ze met hun apparatuur over prikkeldraad geklommen, de heuvel op, tot ze uit het zicht verdwenen. Wertz heeft de auto gedraaid. Opeens werd er geschoten. En dat hield niet meer op. Onderzoek heeft later uitgewezen dat een groep militairen uit de nabijgelegen kazerne die ochtend opdracht had gekregen zich in te graven en te wachten op een ontmoeting die daar zou plaatsvinden. Op het moment dat de filmploeg contact maakte met de guerilla’s die hen afhaalden begonnen ze van alle kanten te schieten.
Er zijn minstens acht doden gevallen. De twee FMLN-leden uit de stad kwamen om, en twee of drie van de mensen die de ploeg stonden op te wachten. Hun commandant is de enige die het heeft overleefd. Hij heeft nog naar de jongens geroepen dat ze zich moesten laten vallen en naar de kant laten rollen. Maar na een poosje constateerde hij dat geen van de vier nog bewoog. Hij is een half jaar later naar Nederland gekomen om met ons te praten.’
Over het motief voor de aanslag doen tal van verhalen de ronde. Wat denkt u?
‘Je kunt je van alles afvragen. Waarom een aanslag op juist deze journalisten? Of ging het alleen om Koos Koster en Jan Kuiper? Arnold Karskens zegt in zijn boek Pleisters op de ogen dat ze slachtoffer zijn geworden van een roofmoord. Koos Koster had veel werk verricht voor hulporganisaties; soms nam hij geld mee voor projecten. Maar volgens ons eigen onderzoek was dat nu niet het geval. En Jan Kuiper was een paar jaar eerder betrokken bij een inzamelingsactie voor het El Salvadoraanse verzet. Maar er is ook gesproken over een complot van verschillende Zuid-Amerikaanse veiligheidsdiensten; die zouden wraak hebben willen nemen op een Nederlandse filmploeg die in 1978 een reportage had gemaakt in Nicaragua.
Ik geloof al die theorieën niet zo. Ik heb het altijd het meest waarschijnlijk gevonden dat een verklikkerssysteem de vier jongens fataal is geworden. Dat er vanuit het journalistenhotel melding is gedaan van de voornemens van de ploeg. Ik vermoed dat Arena, een extreem-rechtse partij die flink in de lift zat en contacten had met de doodseskaders, gezegd heeft: “Nu zullen we eens laten zien dat het ons menens is.” Om de journalistenwereld een voorbeeld te stellen. De regering had geen behoefte aan pottenkijkers bij de verkiezingen; die zouden diezelfde maand gehouden worden. Daarom zat het land ook vol met buitenlandse pers. Het had volgens mij net zo goed een andere ploeg kunnen zijn.’
Maar dan blijven er toch nog steeds vragen onbeantwoord?
‘Ja. Waarom werd het krantenbericht geplaatst? Waarom zijn de kamers van de ploeg doorzocht? – want dat is vlak voor de moord ook nog gebeurd. Wie heeft vanuit de hoofdstad informatie doorgespeeld naar de plaatselijke kazerne? Het blijft speculeren.’
Wat waren de directe gevolgen van de moorden?
‘Een golf van verontwaardiging. Er was nooit eerder een complete televisieploeg uitgeroeid. Dat bracht dus nogal wat teweeg. Er ontstond in Nederland een zeer sterk anti-amerikanisme; dat blijkt uit de demonstraties. De Verenigde Staten steunden de regering van El Salvador tegen het linkse verzet. Bij het Amerikaanse consulaat werden de ruiten ingegooid, onder het motto: “Onze jongens zijn gedood met Amerikaanse M16-geweren.” Het heeft de diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en de Verenigde Staten een tijdlang onder spanning gezet.
Van Amerikaanse kant werd onderzoek naar de toedracht bemoeilijkt. Diplomatieke informatie werd gecensureerd aan ons overgedragen. In de kazerne vlak bij de moordplek waren indertijd twee Amerikaanse adviseurs gestationeerd. Die mochten van het Pentagon geen verklaring afleggen. Maar ook van Nederlandse kant is er weinig moeite gedaan. Jaren na de moorden is er nog een groot officeel onderzoek geweest van een VN-commissie naar deze en andere moorden. Dat toonde aan dat er sprake was van een aanslag door het leger. Het was een sterk legaal aanknopingspunt voor de Nederlandse regering om de onderste steen boven te krijgen. Maar er gebeurde niets. Ik heb vaker nieuwe feiten en aanknopingspunten bij Buitenlandse Zaken neergelegd. Op een gegeven moment wisten we zelfs waar de verantwoordelijke commandant, die was uitgeweken naar de Verenigde Staten, woonde. Maar ook daar is nooit iets mee gedaan.’
Waren ze te geëngageerd?
‘Het is belangrijk een goed beeld te hebben van de generatie journalisten van twintig jaar terug. Die was eind jaren zestig en begin jaren zeventig opgeleid. Ze droegen de politieke en sociologische ideeën van die tijd met zich mee en waren erg geïnteresseerd in zaken als noord-zuidverhoudingen, ontwikkelingssamenwerking, mensenrechten, ongelijke inkomensverdeling. Veel journalisten vonden dat het publiek zich bewust moest zijn van dit soort zaken; ze vonden ook dat veranderingen op hun plaats waren. Dat speelde zeker bij de IKON. We wilden over deze – nieuwe – kwesties diepgaand informeren. En we stonden daar echt niet alleen in. Kijk naar de VARA, de KRO, de NCRV, Vrij Nederland, De Groene Amsterdammer, de Volkskrant en de journalistenvakbond, de NVJ. Veel van ons werk was sterk doortrokken van sociaal en politiek engagement – maar we bleven in de eerste plaats journalist.’
En dat engagement levert geen gevaren op?
‘Nee. Deze journalistieke generatie hield altijd de basisprincipes van het vak in het oog. Ik heb er geen behoefte aan te ontkennen dat Koos en Jan geëngageerde journalisten waren. Ze waren dat in de goede zin van het woord. Engagement is niet vies, ook al wordt dat nu wel eens gedacht. Niemand maakt mij wijs dat engagement niet kan bestaan, binnen de codes van het vak. Maar de journalistiek is afstandelijker, commerciëler en koeler geworden. En het lijkt of doodgeschoten worden nu een geaccepteerd beroepsrisico is.’