Twee ogen keken me aan vanuit het Neolithicum – een paar tot perkament verschrompelde irissen zonder diepte of vita, maar wel met een kleine loens. De bovenlip van de man was gekruld in een eeuwige sneer naar eenieder die net als ik probeerde zijn bestorven blik te duiden. Zelfs door het dikke pantserglas van de tentoonstellingsruimte in Bolzano maakte Ötzi een paar jaar geleden grote indruk op mij.
Zo’n 5300 jaar geleden struinde hij door de Alpen, met op zijn rug zijn grootste schat, een koperen bijl. In 1991 vonden Duitse alpinisten de man in een smeltende gletsjer en belden de politie. Het stoffelijk overschot zag er nog zo vers uit dat het leek alsof hij het klimseizoen daarvoor was gestorven. Niet archeologen, maar forensisch specialisten van de recherche groeven hem op.
Via het politiebureau kwam Ötzi toch bij de wetenschap terecht. Hij bleek een fundgrube. Onderzoekers hebben zijn eenenzestig tatoeages bestudeerd, de roetdeeltjes van oeroude kampvuren uit zijn longen geschraapt. Weer anderen hebben pollen uit zijn darmen gepulkt en de snijranden van zijn haren onder de microscoop geïnspecteerd. Om te concluderen dat hij stamt uit het dorpje Feldthurns in Zuid-Tirol en dat hij niet lang voor zijn dood hert en tarwe at.
Daar hield het niet mee op. Ötzi is voor mij een symbool geworden van de grote wetenschappelijke vooruitgang van onze tijd. Nog elk jaar haalt de ijsman de kranten dankzij een nieuwe technologie die op hem wordt losgelaten. Het levert steeds meer verleden op. Een paar jaar geleden toonden DNA-specialisten bijvoorbeeld aan dat zijn voorouders behoorden tot een groep migranten die vanuit Anatolië via Sardinië naar de Alpen waren gekomen.
Steeds als ik denk dat we nu toch echt wel alles weten over de gelooide vijftiger, komt er toch weer een nieuwtje over hem naar boven. Noorse wetenschappers hebben afgelopen zomer bijvoorbeeld vastgesteld dat hij niet is gestorven op de plek waar hij is gevonden. Ze bestudeerden zijn huid en concludeerden dat hij na zijn dood over een behoorlijke afstand is meegesleept. Gletsjers bewegen en wat erin zit dus ook. Dat levert informatie op waarmee anderen weer aan de slag gaan om de plaats delict alsnog te vinden.
Tot mijn ergernis hebben de klimaatalarmisten de oermens recentelijk ook ontdekt. Niet als studieobject, maar als een soort boodschapper uit het ijs. Hebben we Ötzi immers niet gevonden dankzij smeltende gletsjers? Volgens sommige academici is hij de ideale heraut van klimaatverandering, een gemummificeerde versie van Greta Thunberg. En verdomd, de Zweedse teemkous trekt haar bovenlip ook vaak op.
Laat hem toch zijn wie hij was: een jager op leeftijd die in de Alpen de verkeerde tegenkwam. En zo geschiedenis schreef. En ons gelegenheid geeft om geschiedenis te blijven schrijven.