Home Kruisvaarders uit Holland

Kruisvaarders uit Holland

  • Gepubliceerd op: 23 februari 2017
  • Laatste update 13 okt 2022
  • Auteur:
    Afke van der Toolen
Kruisvaarders uit Holland

In 1217 vertrekken duizenden inwoners van de Lage Landen op kruistocht naar Jeruzalem. Graaf Willem van Holland wil eerst niet mee, maar ontpopt zich al snel tot een succesvolle krijger en plunderaar.

Rome, mei 1213 

Paus Innocentius III legt de laatste hand aan een belangrijke brief. ‘Omdat er nu een dringender noodzaak is dan ooit om het Heilige Land in zijn grote nood te hulp te komen, en omdat er van die hulp nu meer dan ooit profijt mag worden verwacht, roepen wij opnieuw tot u.’

Het is het startschot voor de Vijfde Kruistocht in 115 jaar, onder dezelfde leuze als de allereerste: Jeruzalem veroveren. De bijbelse stad, het belangrijkste heiligdom van de christenen, kwam vijf eeuwen eerder in handen van de Arabische moslims, die na de dood van hun profeet Mohammed op veroveringstocht waren gegaan. Sindsdien zijn zij heer en meester in het Nabije Oosten en een nieuwe macht van belang, die in het christelijke Westen als bedreigend wordt ervaren.

Sommige eerdere kruistochten behaalden wel successen, maar die beklijfden nooit. Deze keer moet het definitief lukken. En dat begint bij deze brief, die aan alle kerkprovincies wordt verstuurd, ook aan de Keulse, waaronder de ‘Nederlandse’ streken vallen.
 

Bedum, mei 1214 

Op de dorpsweide van het Friese Bedum luistert een menigte naar Olivier van Keulen. Hij is hier om namens de paus strijders te ronselen tegen ‘het beest’, dat Jeruzalem ‘bezet’. Wie meegaat, of wie de onderneming sponsort of op een andere manier helpt, verdient vergeving van alle zonden.

Na afloop stromen de vrijwilligers toe. Niet lang nadat Friesland niet alleen uiterlijk, maar ook echt tot in de ziel gekerstend is, leggen meer dan tweeduizend Friezen de kruisgelofte af. Ook vanwege het wonderverhaal dat al snel de ronde doet: tijdens Oliviers toespraak zouden aan de hemel drie kruizen zijn verschenen – met aan het middelste de gestalte van Jezus.

De Friezen zijn meesters in scheepsbouw en zeevaart. Al snel beginnen ze aan de bouw van hun kruistochtkoggen. Maar het zal nog jaren duren voor ze van wal kunnen steken.
 

Holland, april 1217 

Friezen, Drentenaren, Sallanders, Veluwers, Brabanders – overal hebben mensen het kruis aangenomen, zelfs de voornaamsten. Maar graaf Willem I van Holland weigert.
Misschien omdat hij er al een kruistocht op heeft zitten. Als jongen was hij samen met zijn vader bij de belegering van Akko, onder leiding van de grote Richard Leeuwenhart – zijn vader kwam daarbij om, de kruistocht zelf was een fiasco.

Maar zijn onwil heeft nog een andere reden. Hij is samen met de Fransen opgetrokken tegen de Engelse koning John, die de kruisgelofte heeft afgelegd en daarom onder bescherming van de kerk staat. De actie kwam Willem op excommunicatie te staan. Op de valreep wordt hem nu beloofd dat zijn excommunicatie ten einde is – als hij meedoet. En Willem gaat om.

Inmiddels heeft de expeditie vanuit de Keulse kerkprovincie vertraging opgelopen. De kruisvaarders hadden al in Italië moeten zijn, om zich aan te sluiten bij de legers van de Hongaarse koning Andreas en de Oostenrijkse hertog Leopold. Maar ook die zijn vertraagd. Zo gaat de goed voorbereide kruistocht toch nog rommelig van start.
 

Dartmouth, juni 1217 

Zo’n tweehonderd schepen liggen in de baai van Dartmouth. Alle kruisvaarders uit de Keulse kerkprovincie zijn hier verzameld.

Vóór de zeereis naar Italië moeten eerst afspraken worden gemaakt. De leiders worden gekozen: Willem van Holland en de Duitse graaf Georg von Wied. Willem, in één keer opgekommen van kerkelijke balling tot kruistochtaanvoerder, stelt de gedragsregels op. Die zijn streng, met zware straffen voor overtreders. Er worden dure eden gezworen op de eenheid van de vloot en het doel van de onderneming.

Op 4 juni lichten de kruisvaarders hun ankers. En het gaat meteen al mis. Een van Georgs schepen vergaat tijdens de oversteek naar Bretagne. Al snel doet een verklaring de ronde: het schip zou clandestien een hostie aan boord hebben gehad.
 

Al-Qasr, september 1217 

De mannen van Willem en Georg zijn hard aan het werk. Niet aan boord, niet ergens op zee op weg naar het Beloofde Land. Ze zijn landinwaarts in Portugal acht van hun schepen aan het slopen. Dit in weerwil van alle eden, in afwijking van het kruistochtdoel, en tegen de wens van Innocentius’ opvolger Honorius III in.

De Friezen zijn wél doorgevaren. Die hebben nee gezegd toen de Portugezen de kruisvaarders om hulp vroegen tegen de Moren. Maar Willem en de zijnen redeneren: moslims zijn moslims. En bovendien is er de belofte van rijke buit.

Samen met de Portugezen en Tempelridders belegeren ze nu al een paar maanden de strategische Moorse vestingstad Al-Qasr. Sinds vijf eeuwen bewonen de Moren het zuiden van het Iberisch schiereiland, maar ze blijven de christenen een doorn in het oog.

Hoewel de tempeliers de toegesnelde Moorse hulptroepen al hebben verslagen, geeft de stad zelf nog geen krimp. Daarom is besloten om acht schepen om te bouwen tot belegeringstorens.

Al-Qasr valt op 21 oktober. Het is een belangrijke overwinning voor Portugal en levert de kruisvaarders veel buit op. Gevangenen die zich niet tot het christendom bekeren, worden als slaven verkocht.

Maar inmiddels is het te laat geworden om door te varen. De Middellandse Zee geldt ’s winters als onbevaarbaar; ze moeten in Portugal overwinteren.

Meteen ruiken de Portugezen een nieuwe kans: als de kruisvaarders de lente moeten afwachten, kunnen ze net zo goed nog even meevechten. Willem wil wel; hij klimt in de pen om de paus toestemming te vragen. Maar die blijkt onverbiddelijk. De Reconquista van Moorse gebieden moet wachten, de kruistocht gaat voor.
 

Rome, winter 1217 

De doorgevaren Friezen hadden allang bij het verzamelpunt in Akko kunnen zijn, maar ze zijn gestrand in Italië. Ze hebben een rampzalige reis achter de rug. Hun vloot werd door noodweer uit elkaar geslagen. Blikseminslagen vernielden meerdere schepen. En de kust kon langdurig niet worden bereikt, zodat ze voedsel- en zelfs drinkwatertekort kregen. Van degenen die niet al waren verdronken of door de bliksem gedood, bezweken er velen aan ziektes.

Ze dachten in Italië de hoofdmacht aan te treffen. Maar nu horen ze dat die niet van daaruit zal vertrekken, maar vanuit Split. Moe wellicht van de doorstane avonturen besluiten ze er te overwinteren.

Ze mogen op audiëntie bij de paus. En die deelt complimenten uit, want voordat het noodlot toesloeg, zijn de Friezen op oorlogspad geweest. Op hun tocht langs de zuidkust van het Iberisch schiereiland hebben ze drie Moorse steden verwoest. Een rijkdom aan culturele hoogstandjes zoals zij in hun boerse wereldje nog nooit hadden mogen aanschouwen, hebben ze nietsontziend met de grond gelijkgemaakt.

De paus laat ze zelfs een vrij nieuw relikwie bekijken: de zogeheten Zweetdoek van Veronica, waarmee Jezus’ gezicht zou zijn afgeveegd, en die sindsdien zijn afbeelding zou dragen.
 

Akko, mei 1218 

Eindelijk zijn zowel de Friezen als de vloot van Willem en Georg bij Akko aangekomen. In stukken en brokken, dat wel. Ze hebben een jaar gedaan over een traject dat maar vier maanden had hoeven kosten, en van de tweehonderd schepen heeft hooguit een derde de reis overleefd.

De hoofdmacht is al een maand of acht geleden bij het kruisvaardersbolwerk aangekomen. Tijdens het wachten hebben de legers zich onledig gehouden met rooftochten in de omgeving en pelgrimages naar bijbelse plaatsen in het Heilige Land. Maar nu de Friezen en Hollanders er eindelijk zijn, is het tijd voor krijgsraad.

Egypte, Palestina en Syrië worden geregeerd door de Ajjoebiden, een Koerdisch-islamitische dynastie. Aan het hoofd ervan staat sultan Al-Abdil. Wat de kruisvaarders ook beslissen, met hem zullen ze te maken krijgen.

Het plan is om eerst Egypte aan te vallen, en van daaruit Jeruzalem blijvend te ontzetten. En de sleutel tot Egypte is de kuststad Damiate, op de oostoever van de monding van de Nijl.
 

Damiate, augustus 1218 

Damiate veroveren blijkt niet zo simpel, ook al is sultan Al-Adil overleden en vindt bij de Ajjoebiden een machtswisseling plaats. De stad is zwaar versterkt aan de landkant en wordt aan de rivierzijde beschermd door de fameuze Kettingtoren: een eilandfort vanwaar een zware ketting naar de stadsmuren loopt, zodat de doorgang over het water is versperd.

Alle inspanningen ten spijt, en ten koste van duizenden doden, hebben de kruisvaarders de Kettingtoren nog niet kunnen innemen. De Friezen, ongeduldig, zijn er een keer doodleuk voorlangs gevaren, staken zo de Nijl over en sloegen triomfantelijk hun kamp op bij Damiate. Maar de legerleiding floot ze terug.

De patstelling duurt voort, maar dan komt Olivier van Keulen met een ingenieus plan. Hij heeft een enorm aanvalsapparaat bedacht: een hoog op twee samengeklonken schepen drijvend fort, voorzien van aanvalsbruggen.

Friese scheepsbouwers zetten het in elkaar. En op 24 augustus, terwijl de patriarch van Jeruzalem gebeden uitspreekt, slepen Friese schepen het gevaarte naar de Kettingtoren en pendelen op en neer om het van aanvalstroepen te voorzien.

Het zijn ook weer twee Friezen die, in gezelschap van een Luikenaar, als eersten de vijandelijke toren op gaan. De ene is gewapend met een dorsvlegel, de andere met een knuppel. Die met de dorsvlegel velt meteen de Egyptische banierdrager – een kleine Friese triomf in het verre Egypte. De dag daarop hebben de kruisvaarders de Kettingtoren definitief in handen. Nu Damiate nog.
 

Damiate, winter 1218-1219 

Veel Friezen zijn voor de winter naar huis vertrokken: nieuwe troepen nemen hun plaatsen in. Maar Willem is gebleven. Het beleg van Damiate duurt maar voort, en Willem doorstaat een catastrofale winter waarin maar liefst 20 procent van de kruisvaarders sterft, door overstromingen en door scheurbuik en andere ziektes.

Als de vijandelijkheden weer worden voortgezet, doet Willem aan meerdere offensieven mee en helpt het kamp te verdedigen tegen aanvallen. Hij wordt geprezen om zijn inzet, maar de sleutel tot Egypte blijft vooralsnog buiten bereik.
 

Damiate, september 1219 

Sultan Al-Kamil, die zijn vader heeft opgevolgd, is met een aanlokkelijk vredesaanbod gekomen. In ruil voor vertrek van het kruisleger doet hij afstand van Jeruzalem, geeft hij vier kruisvaardersforten terug, en zal hij een 33 jaar durende wapenstilstand in acht nemen. Zo’n beetje alle doelen van de kruistocht zouden daarmee zijn bereikt – en toch stemt de legerleiding er niet mee in.

Willem vertrekt op 14 september, misschien uit teleurstelling om die afwijzing. Hoe dan ook mist hij zo nét de inname van Damiate, en de verdeling van opnieuw een rijke buit.
 

Rome, maart 1223 

Paus Honorius III haalt opgelucht adem. Eindelijk heeft hij de Rooms-Duitse keizer Frederik II zover gekregen om ten strijde te trekken. Frederik heeft de Vijfde Kruistocht aan zich voorbij laten gaan, maar nu zal hij de volgende gaan leiden.

Want de Vijfde Kruistocht heeft uiteindelijk weinig opgeleverd. Na de verovering van Damiate verzandde de opmars van het kruisleger, en niet veel later moest zelfs Damiate weer worden prijsgegeven. Jeruzalem en het Beloofde Land zijn dus nog steeds in die vervloekte heidense handen.

Toch is er één blijvend wapenfeit, hoe bescheiden dan ook: de verovering van Al-Qasr, mede door graaf Willem van Holland tot stand gebracht – buiten de eigenlijke kruistocht om.
 
Afke van der Toolen is journalist.

Sultan wil geen oorlog

Vreedzame co-existentie
 In de Arabische wereld werd verbaasd gereageerd op de nieuwe christelijke inval. De oude, zieke sultan Al-Adil was zelfs zwaar teleurgesteld. Hij had zich de afgelopen decennia juist bijzonder ingespannen om een eind te maken aan de vijandelijkheden. Vreedzame co-existentie en een stabiel rijk, dat was zijn ideaal. Het mocht niet zo zijn; de gekoesterde vrede werd door de nieuwe kruistocht aan stukken gereten. Maar in 1218, ten tijde van het beleg van Damiate, kreeg hij een hartaanval. Hij maakte niet meer mee dat de kruisvaarders het vredesaanbod van zijn zoon afsloegen.

Poging tot bekering
Franciscus van Assisi
Terwijl de kruisvaarders rond Damiate op oorlogspad waren, liep Franciscus van Assisi in Caïro rond. Hij was er als missionaris. In zijn ogen waren moslims niet zozeer aartsvijanden die moesten worden uitgeroeid als wel medemensen die moesten worden bekeerd. Franciscus bezocht tijdens een gevechtspauze zelfs het legerkamp van sultan Al-Kamil, even ten zuiden van Damiate. Deze ontving hem hartelijk, en de twee discussieerden een paar dagen lang over allerlei theologische onderwerpen, zoals het dogma van de Drie-eenheid en de christelijke verlossingsleer. De bekeringspoging had geen succes.
 
Meer Weten
Nederlandse kruisvaarders naar Damiate aan de Nijl (2016) van Jaap Molenbroek, over de Vijfde Kruistocht en de legenden die erover ontstonden.
Rovers, Christenhonden, vrouwenschenners (2001) Amin Maalouf geeft de mening van de Arabieren over de kruistochten.
Kruistocht in spijkerbroek (2001) jeugdroman van Thea Beckman over de ‘Kinderkruistocht’. In 2006 verfilmd. 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 3 - 2017