Hadrianus geldt als een van de belangrijkste Romeinse keizers. Hij was een filosoof, een vernieuwer en een soldaat, zo blijkt uit nadere beschouwing van zijn baard.
Niet minder dan 150 Hadrianussen hebben de tijd overleefd. In brons of marmer staan ze in musea over de hele wereld te kijk. Bij sommige zit er een gleufje in de neuspunt, bij de meeste andere niet, maar allemaal hebben ze een baard. En dat is gek.
Negentienhonderd jaar geleden was een goede beeldvorming ook al belangrijk. Iedereen moest ervan doordrongen zijn wie de keizer was, en ook wat voor soort keizer hij was, ook al zagen ze hem nooit in het echt. Vandaar al die beelden van Hadrianus die over het hele rijk verspreid stonden. En die waren niet uit de losse pols tot stand gekomen. Integendeel, over elk detail was nagedacht, want zo’n beeld droeg een boodschap over. Het was een medium.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Toen Hadrianus in 117 aantrad, bestond het Romeinse keizerrijk al bijna anderhalve eeuw. De dertien keizers die hem voorgingen hadden stuk voor stuk aan zorgvuldige beeldvorming gedaan, ieder op zijn manier. Toch hadden al hun portretten één ding gemeen, zozeer dat het inmiddels een versteende traditie was: ze waren baardloos. Keizers hadden een gladgeschoren gezicht.
En toch bezit de wereld nu 150 Hadrianus-baarden. Kroezige ringbaardjes, stoere krulbaarden, van alles wat. Altijd kort, dat wel, en zorgvuldig gecoiffeerd.
Volgens een biografie uit de vierde eeuw droeg Hadrianus een baard omdat hij een lelijke huid had. Het is een notoir onbetrouwbare tekst, maar stel dat het waar is, wat belette Hadrianus dan om portretten met een gave huid te laten vervaardigen? Zichzelf mooier voordoen, dat had iedereen van Augustus tot en met Trajanus gedaan.
Nee, die baard vertelt een heel ander verhaal.
Begin 2015 werd in Spanje een mooie archeologische vondst gedaan: een witmarmeren kop van Hadrianus van maar liefst een halve meter hoog, op een afgebroken neus na intact. Dit beeld is extra interessant, omdat de echte Hadrianus uit Spanje, of Hispanië, zoals dat toen heette, afkomstig was.
Rijkeluiskind
Zijn Romeinse voorouders hadden zich al in de tijd van de Republiek gevestigd in Italica, vlak bij het huidige Sevilla. Ze boerden er goed. De familie werd rijk en belangrijk, en kreeg gaandeweg ook invloed in Rome zelf. Tegen de tijd dat Hadrianus ter wereld kwam – dat was begin 76 – vervingen steeds meer politieke carrièremakers uit de buitengebieden de oude senatorenelite in de moederstad, en een van hen was Hadrianus’ vader.
Een pasgeboren kind uit zo’n familie had uitstekende vooruitzichten, maar dat het ooit keizer zou worden, dat had niemand toen durven vermoeden. Senator, wie weet consul, maar hoger reikten de dromen niet.
Dat zou veranderen. Het begon al toen Hadrianus 21 jaar was en net krijgstribuun – nog maar de eerste stap van zijn politieke carrière. In hetzelfde jaar gebeurde er iets verrassends: Trajanus, zijn oudoom en vroegere voogd, werd door de kinderloze keizer Nerva aangenomen als zoon. En dat verbeterde Hadrianus’ perspectieven aanzienlijk.
Twee jaar later stierf Nerva. Trajanus werd de nieuwe keizer, en Hadrianus zat nu nóg dichter bij het vuur. Zijn loopbaan verliep voorspoedig, hij kreeg de ene mooie post na de andere toebedeeld, en hij groeide uit tot een van de selecte getrouwen van de keizer.
Hadrianus trok zich terug uit Mesopotamië
In 117 stierf Trajanus vrij plotseling, na een kort ziekbed. Ook hij was kinderloos, dus de vraag was wie hem zou opvolgen. Het zal wel altijd schimmig blijven wat zich rond zijn sterfbed heeft afgespeeld, want ineens bleek er een adoptiedocument te zijn. Alleen was dat niet door Trajanus zelf ondertekend, maar door zijn vrouw Plotina. Deed ze dat ook echt uit naam van haar man? Of had haar eigen voorkeur het document gedicteerd? Hoe dan ook, de akte wees Hadrianus aan als zoon en opvolger.
Helemaal onverwacht was het niet. Hadrianus was de nauwste mannelijke bloedverwant van de keizer. Bovendien had Trajanus hem laten trouwen met een meisje uit zijn eigen familie, en had hij hem in 108 consul gemaakt buiten de normale procedure om. En zo werd Hadrianus keizer. De beeldhouwers konden aan het werk.
Onder Trajanus was het Romeinse Rijk groter geworden dan het ooit was geweest. Hadrianus’ oudoom had zich ontpopt tot een ware veroveraar. Hij speelde zelfs klaar wat geen van zijn voorgangers was gelukt: hij had het Mesopotamië van de Perzen ingelijfd.
De nieuwe keizer erfde bij zijn aantreden een territorium van ongekende afmetingen. Maar vervolgens deed hij iets totaal onverwachts: hij trok zich uit Mesopotamië terug. Geen vijandelijk leger dat hem ertoe dwong, hij gaf de Perzische gebiedsdelen geheel vrijwillig op. Zoiets was nog nooit vertoond. Vóór hem was er geen enkele Romeinse keizer geweest die niet dacht in heldhaftige militaire veroveringsdaden en de bijbehorende triomftochten en eretitels. Expansie, dat was de basis van de keizerlijke macht in Rome.
Krijger
En nu was er een keizer die de toestand van zijn rijk kalmpjes in beschouwing nam en besloot: Mesopotamië, dat gaat ons meer kosten dan opleveren; het zal te veel manschappen vergen om het rustig en veilig te houden, wat ten koste zal gaan van de overige grenzen. Terugtrekken is verstandiger. Deze nieuwe keizer was dus anders. Hij was een vernieuwer. En dat nu was precies de boodschap die zijn bebaarde standbeelden uitdroegen.
Maar Hadrianus’ baard vertelt meer. In zijn tijd was een behaarde kin onlosmakelijk verbonden met het leger. Was je soldaat, dan droeg je een baard. En Hadrianus had zich dan wel gemanifesteerd als iemand die zich verre hield van oorlogsmennerij, hij had wel degelijk zijn sporen in het leger verdiend.
Voor hij keizer werd, had hij deelgenomen aan de twee grote veroveringscampagnes van Trajanus. In 101 ging hij mee om Dacië in te lijven, het tegenwoordige Roemenië, waar veel goud in de bodem zat. En in 115 nam hij deel aan de veldtocht der veldtochten: de annexatie van het Perzische Mesopotamië. Hij droeg zijn soldatenbaard met recht.
Ondanks zijn krijgsverleden was Hadrianus een keizer die wilde consolideren. Hij wenste veiligheid en stabiliteit voor zijn rijk en daarvoor waren vaststaande, goed verdedigbare grenzen nodig. De beroemde Muur van Hadrianus paste bij die strategie. Het was een ferme streep dwars door Brittannië die Romeinen en barbaren scheidde, en tegelijkertijd een stevig staaltje Romeins machtsvertoon.
Toch is ook hij een paar keer keihard opgetreden. Een massale opstand in Judea, onder leiding van de messianistische figuur Simon Bar Kochba, sloeg hij genadeloos neer. De aanleiding tot de gewelddadige opstand was het verbod dat Hadrianus had ingesteld op de besnijdenis van minderjarige jongens, omdat dat in zijn ogen verminking was.
Uit die tijd, de jaren dertig van de tweede eeuw, stamt een onkarakteristiek hardvochtig standbeeld van hem. Hier presenteert de keizer zich ineens als een onverzettelijke militair met zijn voet op de rug van een verslagen vijand, waarschijnlijk een van de rebellerende Joden. Toch kijkt hij er niet blij bij, of bloeddorstig of triomfantelijk. Eerder heeft zijn blik de vastbeslotenheid van iemand die nu eenmaal moest doen wat hij liever niet had gedaan.
Maar zulk hard optreden was uitzondering. Verder zette Hadrianus zijn troepen voornamelijk in voor vreedzamer taken, zoals het bouwen van versterkingen. Hij wilde een leger dat de veiligheid van het rijk bevorderde. En zo’n soldaat wilde hij ook zijn.
In 1861 dook er een standbeeld op van weer een heel andere Hadrianus. Het was afkomstig uit de ruïne van een Apollo-tempel in noordelijk Afrika. Het standbeeld gaf Hadrianus in Griekse mantel weer en gold als hét icoon van zijn levenslange liefde voor de oude Griekse cultuur. Niet zo lang geleden bleek dat het om een vervalsing ging. De bebaarde kop was die van Hadrianus, maar het bemantelde lichaam niet.
Hij verbood besnijdenis van minderjarige jongens
Toch is het beeld geen complete leugen, zoals alleen al blijkt uit de bijnaam die hij verwierf: Graeculus, de kleine Griek. Hadrianus had een gedegen Griekse opleiding genoten, net zoals de meeste rijke Romeinen. Het verschil was dat hij er zijn hart aan verpandde, en er ook echt wat mee deed.
In de tweede eeuw waren de gloriedagen van het Griekenland allang iets van ver vervlogen tijden. Hadrianus deed zijn best om in elk geval Athene weer iets van zijn oude luister terug te geven. Jarenlang was Athene een bouwput, maar het resultaat was een stad die met recht de culturele hoofdstad van het Romeinse Rijk kon worden genoemd. En ook bestuurlijk won de stad weer iets terug aan belang. Athene werd de zetel van de oostelijke rijksdelen; de geachte afgevaardigden vergaderden in de gloednieuwe tempel van Zeus Olympios.
Nu was het onder het moderne jongeren in Rome al een tijdje en vogue om hun baard te laten staan. Zij dweepten met de Griekse wijsgeren van weleer, en die droegen steevast baarden. Dat is de derde en laatste boodschap van Hadrianus’ baard. Het droeg bij aan het beeld van een filosofische, redelijke bestuurder, die hij was tot zijn dood in 138.
Bemoeial
In zijn privéleven gaf Hadrianus trouwens niet altijd blijk van zo’n bedachtzame instelling. Een eeuw na zijn dood schreef de Romeinse historicus Cassius Dio dat hij een lastpak, een mierenneuker en een bemoeial was. Zo iemand die altijd de beste wil zijn, ook op terreinen waar hij niet meer was dan een amateur.
Zo liefhebberde hij bijvoorbeeld in de literatuur. Er zijn een paar gedichtjes van zijn hand overgeleverd, waaronder een ode aan zijn jachtpaard Borystenes, ‘die altijd over water en moerassen/ en Etruskische heuvels/ placht te vliegen,/ achter Pannonische zwijnen aan’. Het zijn aardige versjes, maar een Homerus was hij niet. Van de weeromstuit deed hij die dan maar in de ban. Hadrianus was ziekelijk jaloers op iedereen die ergens beter in was dan hij.
Toch, ondanks zijn kritiek op zijn onhebbelijkheden, bevestigt Cassius Dio volmondig het beeld van de milde keizer. Hadrianus had ‘een vooruitziende blik, en hij was voorzichtig, royaal en kundig. Bovendien begon hij geen enkele oorlog zelf en beëindigde hij bestaande conflicten. En hij pakte niemand ongerechtvaardigd zijn geld af.’
Die filosofische baard paste Hadrianus dus echt. Net als de andere twee, die van de vernieuwer en de soldaat.
Afke van der Toolen is schrijver en journalist.